Menu

Geheugenproces

1. Coderen van informatie:

- Beter associëren met informatie die al in het geheugen aanwezig is: merknamen die verwijzen naar fysieke kenmerken ve productcategorie of producten die gemakkelijk te visualiseren zijn. Soms werkt het om in uw merknaam te verwijzen naar fysieke kenmerken. Iets visualiseren is ook goed om beter te onthouden. Maw; vorm en kleur zijn hier zeer belangrijk. Bv. WC-eend de fles heeft de vorm van een eend

- Episodische herinneringen: in commercials worden soms episodische herinneringen geselectederd door ervaringen die door veel mensen worden gedeeld. Maw; herinneringen die je ophaalt.

2. Opslaan van informatie:

- Namen van merken en producten moeten in LTG terecht komen (afhankelijk vd mate van betrokkenheid bij het product).

- Herhalen.

- Gevoelsadvertenties: sterke emoties opwekken.

3. Oproepen van informatie:

- Stemming-congruentie-effect: beter info oproepen als onze innerlijke toestand overeenkomt met die vh moment dat de info w aangeleerd.

- Vertrouwdheid: bekendheid met een product versterkt de herinnering.

- Pregnantie: prikkels nieuw en verrassend maken, verbetert de herinnering.

- Visuele aspecten: trekken de aandacht = dominant.

Lees meer...

Retentie

- Sensorisch geheugen

- KT geheugen: groeperen, relateren en herhalen

- LT geheugen: associatief geheugennetwerk  bestaande informatie van een ding en daaraan wordt nieuwe informatie gekoppeld (hoe groter het netwerk, hoe gemakkelijker op te roepen en te onthouden)

Lees meer...

Begrip stimuli

- Identificatie en categorisatie van de stimuli:

  • Principes van de Gestaltpsychologie: wet van nabijheid, wet van volledigheid, wet van gelijkheid, wet van continuïteit, figuur-achtergrondprincipe.

- Interpretatie van nieuwe stimuli: nieuwe info wordt geïnterpreteerd aan de hand vd aanwezige informatie. Nieuwe informatie wordt gekoppeld aan hetgeen dat we al weten van een bepaald product.

  • Stereotypen, halo-effect.

- Interpretatie van stimuli

  • Halo-effect: één positieve/negatieve eigenschap doortrekken naar andere eigenschappen

Bv. een slordige winkelier  geen goede winkel

Lees meer...

Aandacht

Om dingen waar te nemen en op te slaan moet je er aandacht aan besteden.

Afhankelijk van:

- Persoonlijke factoren:

  • Behoefte, motivatie en interesse

Bv. je bent op zoek naar een huis, dus je gaat overal huizen zien die te koop staan

  • Attitudes en waarden
  • Gewenning of habituatie: Dit kan gevaarlijk zijn. Prikkels die altijd hetzelfde blijven worden we beu en gaan we niet meer zien. Dus er is verandering nodig om het product te blijven opmerken.

- Stimulusfactoren:

  • Fysieke eigenschappen: kleur, grootte, intensiteit, positie ih medium, nieuwheid en contrast, beweging.
  • Cognitieve eigenschappen: wat betekent nu precies wat we horen en zien?
  • Emotionele eigenschappen: humor, beelden die emoties opwekken.
Lees meer...

Exposure

- Actieve exposure: zoeken naar info over producten, diensten en merken.

Bv. Een nieuwe GSM kopen, dus je gaat zelf opzoek naar informatie.

- Passieve exposure: consument wordt met bepaalde informatie geconfronteerd, terwijl hij daar niet naar op zoek is. Bv. Bladeren in een tijdschrift en zo blootgesteld worden aan reclame (= meest voorkomend)

  • Forced exposure: het wordt de consument moeilijk gemaakt om zich aan de info te onttrekken.

Bv. in de cinema  je krijgt reclame te zien die je bent verplicht te kijken, je kunt niet uit de zaal gaan.

- Absolute drempel: deze moet overschreden worden, vooraleer het waargenomen wordt. Dus de minimumkracht die een stimulus nodig heeft om door onze zintuigen te worden opgemerkt.  wat je kunt waarnemen. (!) kleur is hier heel belangrijk.

- Relatieve drempel: hoe sterk moeten stimuli in intensiteit verschillen om het verschil te merken.  verschil waarnemen als het boven de absolute drempel ligt.

Bv. afprijzing gaat boven de relatieve drempel liggen, maar gewichtsverlaging van een chocoladereep gaat onder de relatieve drempel liggen

- Subliminale perceptie: kan consument worden beïnvloed door stimuli onder de absolute drempel?  Deze worden waargenomen. (Viccary: want popcorn? In een film, waardoor er meer mensen popcorn gingen kopen)

Lees meer...

Stimuli uit de omgeving

- Beeld = dominant, overheersend: visuele elementen gebruiken in reclame, verpakking, kleur,…

  • Kleur: symbolische waarden en culturele betekenis. Maar kleuren kunnen positieve of negatieve gevoelens opwekken en dus een positieve of negatieve bijklank krijgen.

Bv. rood = opwinding, blauw = ontspanning,…

- Geur: kan emoties, herinneringen opwekken en ze kunnen invloed hebben op de stemming en het koopgedrag. Bv. parfum, lavendelgeur in ziekenhuizen om te ontstressen

- Geluid: reclamejingles, achtergrondmuziek,…

Bv. Mojitofilmpje

- Aanraking: verkoopcontact, weefselstructuur van stoffen associëren met onderliggende producteigenschappen (kwaliteit).

Bv. satijn = hoge klasse en goede kwaliteit

- Smaak: producten moeten smaken als ze moeten, smaaktesten.

Bv. koffiesmaken.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen