Menu

Seksetypische producten

- Consumenten associëren producten nog vaak met de ene of de andere sekse.

- Seksetypering van producten w vaak gecreëerd door marketeers.

Sekseverschillen in functie van producten:

- Mannen kopen impulsief functionele en vrijetijdsproducten.

Bv. Mannen gaan 1x per jaar mountainbiken en alles moet daar dan perfect voor in orde zijn  ze gaan vanalles kopen

- Vrouwen kopen symbolische en expressieve goederen mbt uiterlijk en emotionele aspecten van identiteit.

Lees meer...

Sekseverschillen bij de socialisatie

De samenleving communiceert wat ze de juiste rollen vr mannen/vrouwen vindt dr het ideale gedrag te benadrukken: mannen moeten autonome doelen beheersen  opkomen vr jezelf, dingen onder de knie krijgen,… En vrouwen moeten gemeenschapsdoelen beheersen  erbij horen, harmonieuze relaties koesteren,… Bv. de reclame van kinderen die de autogeluiden nabootsen.

Lees meer...

Sekserollen marketing

Seksuele identiteit = belangrijke component van ons zelfbeeld. Culturele verwachtingen bepalen vaak hoe leden ve sekse handelen, praten, kleden,… Men heeft altijd verschillende verwachtingen v mannen/vrouwen id maatschappij.

Bv. voeding: vrouwen eten meer fruit en mineraalwater en mannen meer vlees en frisdrank.

Lees meer...

Persoonlijkheid marketing

Bv. Mannen doen regelmatiger de boodschappen, zonder dat vrouwen een boodschappenlijstje maken, mannen geven gem. ook 5% meer uit en kopen vaker merkartikelen.

RESULTAAT: mannen zijn onzekerder door geringere productkennis en om risico van verkeerde aankopen te beperken: duurdere merkproducten.

Onzekere consumenten hebben het meer nodig om zich te identificeren met het ideale omdat ze denken dat de zekerheid van de reclame dan gaat afstralen op zichzelf. Daarom kopen ze ook vaker duurdere merken. Het ideaalbeeld van reclame is open, emotioneel stabiel, zorgvuldig, vriendelijk en sociaal (= big 5!). De consument wil op de merkpersoonlijkheid lijken.

Lees meer...

Hoofdstuk 7: Persoonlijkheid en sekserollen

EXTRA AANVULLING: ARTIKEL: Schaarse producten zijn goud waard

1) Waarom zijn schaarse producten goud waard?

 Het zijn unieke, speciale en aparte producten die zich van elkaar onderscheiden.

 Kuddediermentaliteit: de mensen willen zich onderscheiden van elkaar, willen de beste zijn.

Sekserollen zijn stereotypen over mannen en vrouwen  link met consumentengedrag: hoe gaan ze inspelen op de persoonlijkheid van mensen?

Lees meer...

Het beslissingsproces

­ De uitgebreidheid ve beslissing is afhankelijk vd betrokkenheid van bij koopbeslissingen, maar ook de prijs speelt een belangrijke rol

  • Een grote betrokkenheid: de consument gaat zorgvuldig te werk.
  • Een lage betrokkenheid: de consument beslist vrij snel.

Beslissingsproces = of je iets gaat kopen of niet  het is heel moeilijk te onderzoeken en hangt af van product tot product

Bv. Jas  persoonlijke voorkeur, prijs, bepaald merk, … / chips  is gemakkelijker te kiezen

EXTRA AANVULLING: FILMPJE: Belg kijkt naar prijskaartje

De prijs is zeer belangrijk en er wordt veel naar gekeken en rekening mee gehouden door consumenten in supermarkten.

Er zijn 5 fases:

1. PROBLEEMONDERKENNING: de consument neemt een verschil waar tss zijn huidige situatie en de situatie van zijn ideaal beeld.

Bv. TV van Daniël is werkt niet meer goed

  • De sterkte van motivatieom problemen op te lossen is afhankelijk van:
    • De grootte vh verschil: te groot verschil tss ideaal beeld en huidig beeld.
    • Het belang vh probleem: onmiddellijk kopen als het stuk is of niet.
  • Het verschil tss de huidige en ideaal beeldkan op 3 manieren ontstaan:
    • Vanuit de huidige situatie: ervaren als een tekort. Bv. je tv gaat kapot.
    • Vanuit de ideale situatie: hogere eisen of verandering marktsituatie. Bv. je ziet dat iem anders een betere tv heeft en je wilt dat ook.
    • Vanuit de combinatie van beide situaties: tekort en hogere eisen. Bv. je tv gaat kapot en je wilt het allerbeste.
  • Identificeren van consumentenproblemen:
    • Analyseren van activiteiten: men kijkt hoe men het product gebruikt.

Bv. Kijken naar loopactiviteiten waar Nike-schoenen gebruikt worden en kijken waar er eventueel problemen opduiken

  • Analyseren van producten: men gaat het product bekijken/verbeteren.

Bv. Nike-schoenen gaan bekijken  wat kunnen we verbeteren, zitten er fouten in,…

  • Analyseren van problemen: waar ligt het probleem precies?

Bv. Je brengt een koekje op de markt voor kinderen, maar het blijkt dat ze de verpakking niet open krijgen  je moet daar dan iets aan doen

  • Dit doet men mbv vragenlijsten en groepsdiscussies.

Bv. Analyse van > 1000 tvreclames:

80% suggestie dat probleem binnen sec/min is opgelost.

75% garantie dat product het probleem oplost.

 Product gebruiken = probleem oplossen.

 Huidige consument = kritischer geworden.

 Meer realistische advertenties met degelijke info.

2. INFORMATIEVERGARING:

  • Intern zoekgedrag: eigen kennis. Bv. steeds opnieuw hetzelfde product kopen.
  • Extern zoekgedrag: info inwinnen in omgeving  info zoeken voor de koop + voortdurend info zoeken.

Bv. iPad.

  • Info kan op verschillende manieren betekenis hbb voor de consument:
    • Leiden tot een betere beslissing.
    • Zekerder voelen bij het nemen ve beslissing.
    • Na de koop dienen als een rechtvaardiging achteraf.

Bv. Horloge hoort waterdicht te zijn maar er kruipt toch water in

  • Er zijn 3 soorten informatiebronnen:
    • Commerciële bronnen: reclame, folders,…
    • Neutrale bronnen: overheid, kranten,…
    • Sociale bronnen: buren, vrienden,…  zeer belangrijk.

Bv. Etiketten geven waardevolle gebruiksaanwijzingen, maar zijn soms verwarrend: Tiramisu van Tesco: ‘Niet ondersteboven houden’ + Buggy inklappen: ‘Stap 1: haal de baby eruit.’

  • Hoe gaan consumenten om met info?
    • Nutsprincipe: alleen extra info zoeken als het de moeite is. Als ze echt informatie nodig hebben, gaan ze ernaar zoeken. Maar over het algemeen zijn consumenten lui  ze gaan het alleen zoeken als het echt nodig is.
    • Variatiezoeken: verlangen naar verandering. Bv. ander merk proberen.
    • Consumenten beslissen niet altijd rationeel. Emoties spelen een belangrijke rol. Bv. Er wordt meer gekeken naar de emoties met het product.

EXTRA AANVULLING: EXPERIMENT

Groep 1: Je ligt op het strand en het is heel warm. Je krijgt plots zin in bier. In een luxe hotel kan je dat kopen, hoeveel zou je er aan uitgeven?  €2.

Groep 2: Het zelfde verhaaltje maar het bier kan je nu alleen maar verkrijgen in een slechtlopende kruidenierszaak, hoeveel zou je er dan aan uitgeven?  €1.

Resultaat: Mensen denken soms niet rationeel.

3. EVALUATIE VAN ALTERNATIEVEN: de klant moet kiezen uit beschikbare alternatieven.

  • Evoked set: alternatieven die de consument werkelijk in overweging neemt  we worden er vaak aan blootgesteld en hier gaat het meeste geld naar toe. Dit wordt het meeste gebruikt omdat de mensen al iets aan het overwegen zijn.
  • Retrieval set: producten die we in ons geheugen hbb.
  • Inert set: producten die hij helemaal niet overweegt.
  • Inept set: alternatieven die de consument kent maar niet zou kopen  interessant voor marketeers omdat mensen dit niet zouden kopen en zij gaan er dan iets aan doen zodat de consumenten dit wel kopen
  • Evaluatiecriteriabij keuze ve bepaald productmerk binnen productcategorie:
    • Attributen: elementen die de consument gebruikt als evaluatiecriteria (prijzen, kleur, geur,…)
    • Functionele attributen: prijs (zeer belangrijk), gewicht, ingrediënten,…
    • Expressieve attributen: vormgeving, uitstraling (zeer belangrijk),…
  • Om keuzes gemakkelijker te maken, gebruiken consumenten heuristieken (= op basis van hun ervaringen): heuristieken zijn stereotype aannames
    • Afgaan op wat men ziet  als een product er goed uitziet gaat dat beter verkopen en denk je dat het ook beter is van kwaliteit
    • Hogere prijs = betere kwaliteit  hoe duurder, hoe beter de kwaliteit
    • Land van herkomst als signaal, Bv. Producten uit Frankrijk zijn duurder en producten uit China zijn brol omdat het zo goedkoop is
    • Branding (merkgeving)  men gaat op een bepaald merk af omdat het volgens persoonlijke overtuigingen voor kwaliteit staat
    • Inertie  merktrouw
  • Beslissingsregelsgeven aan hoe de consument de info over diverse aspecten vd merken gebruikt om tot een keuze te komen:
    • Niet-compenserende beslissingsregels: korte beslisroutes tot keuze.
    • Compenserende beslissingsregels: alles goed overwegen tot keuze.

  1. 4. PRODUCTKEUZE: kopen de consumenten het product of niet?
  • De uitgebreide koopbeslissing  routinematige koopbeslissing.
  • Er zijn 3 typen koopbeslissingen:
    • Uitgebreide: belangrijke beslissing voor de 1ste keer; veel risico. Je gaat heel veel informatie verwerven en je gebruikt compenserende beslissingsregels.
    • Beperkte: je hebt ervaring met het product, niet met het merk. Je gebruikt niet-compenserende beslissingsregels, m.a.w. je gaat het merk eens proberen.
    • Routinematige: Je kent het merk en zonder nadenken ga je het kopen. Je hebt een grote merktrouw, je gaat geen extra informatie inwinnen om het te kopen. Het is heel automatisch.
  • Factoren die de keuze knn beïnvloeden:
    • Toestand vd consument: stemming en tijd: als men goedgezind is en veel tijd heeft is men meer geneigd om iets te kopen (en omgekeerd)
    • Koopomgeving: = geur, belichting, medeconsumenten, winkeltrouw, …  aan de hand van deze dingen gaat men proberen om de consument gunstig te stemmen

  1. 5. RESULTATEN:
  • Evaluatieprocessenna de koop:
    • Tevredenheidoordeel: bv. niet tevreden? geld terug
  • Factorenvan invloed op de tevredenheid:
    • Verwachtingen
    • Kortetermijndenken Bv. Alcohol is fijn op korte termijn
    • Cognitieve dissonantie:
      • Tegenstrijdige elementen zorgen voor spanningen  onplezierig  consument probeert dit te verminderen  dissonantiereductie (= je gaat alles goedpraten).
      • Na maken ve keuze.
      • Afhankelijk van persoon, product en situatie.
      • Attributies =waaraan schrijft de consument zijn ontevredenheid toe?
        • Intern: men gaat de oorzaak van problemen toeschrijven aan zichzelf en men blijft vertrouwen hebben in het merk
        • Extern: men gaat de oorzaak van problemen toeschrijven aan de omgeving en men gaat het product of het merk niet meer kopen
  • Opheffen van dissonantie:
    • Vermijden van info die de keuze ondermijnt.
    • Zoeken naar info die de keuze ondersteunt.
    • Veranderen van attitude tov de gekozen alternatief.
    • Gedrag veranderen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen