Crisis en neoliberalisme: naar het postfordisme?
- Gepubliceerd in Economie
- Reageer als eerste!
De crisis die inzet in 1973, stelt het systeem van de arbeidsverhoudingen dat fungeert volgens de principes van het fordisme en de op het Keynesianisme gebaseerde economische politiek op de proef.
- Aan de eco groei, die basis zorgt voor de stijging van de reële lonen komt een einde.
- De crisis leidt tot de sluiting van talrijke bedrijven, wat de werkloosheid de hoogte in jaagt. (van volledige tewerkstelling in de jaren zestig tot 7.5% van de beroepsbevolking)
- De werkloosheid zet het systeem van SZ en staatsfinanciën onder druk.
- Overheid creert tewerkstelling in overheidsdiensten.
- Er komen begrotingstekorten en staatschuld loopt op.
- Er is voortdurende hoge en aanhoudende inflatie
Het overleg raakt in het slop: in 1975 komt een einde aan de traditie van interprofessionele akkoorden. Het vlaams economisch verbond, de CVP en jonge liberalen pleiten voor een nieuw beleid: de markt moet meer armslag krijgen en de staat moet minder tussenkomen in de economie, zich er zelfs geheel uit terugtrekken = neoliberalisme
Het neoliberalisme is de tegenpool van het Keynesianisme: de staat heeft niet als taak de economie te sturen of te stimuleren. De eco moet aan de markt worden overgelaten. Dit betekent:
- Deregulering: het afbouwen van regelgeving die de marktwerking hindert
- Privatiseren: overheidsbedrijven moeten worden overgelaten aan de private sector.
- Gevolg is een ontlasting van overheidsfinanciën.
- budgettaire orthodoxie: begrotingen moeten in evenwicht zijn, de overheidsuitgaven moeten worden beperkt zodat de belastingen kunnen dalen en burgers zelf over een groter deel van hun inkomen kunnen beschikken.
- Ook het overlegsysteem wordt in vraag gesteld.
In de praktijk was het neoliberale beleid niet vrij van paradoxen.
- Overleg: geen terugtrekking van de overheid, de staat had nog steeds een permanente rol. Het overleg werd echter wel stil gelegd tussen 1982-1986. Rechtbanken losten stakingen op, op verzoek van werkgevers. Dit is een nieuw terrein voor de overheid.
- 1986 kwam het overleg weer op gang en werd er een nieuw interprofessioneel akkoord afgesloten. Aan de tussenkomst van de staat kwam echter GEEN einde.
- De overheid gaf zichzelf de rol om over de concurrentiekracht van de Belgische economie te waken. Dit gebeurde met de wet van 89 die de staat toelaat in de loonvorming tussen te komen, indien die de belg ecnomie bedreigen. Dit is een correctie ex post
- In 1996 kwam er een ex ante: De centrale raad voor het bedrijfsleven krijgt de opdracht om voorafgaand aan overleg, de marge voor loonsverhogingen te berekenen.
- Competitiviteit nam de plaats in van de productiviteit van het fordisme
Dit impliceert de primauteit van het economische op het sociale wat weerspiegeld wordt in het toegenomen belang van de economische overlegorganen, met name de centrale raad vr het bedrijfsleven.
De dominantie van de comp kan niet enkel verklaard worden door het neoliberalisme, maar is ook het gevolg van de globalisering van de economie, die zich toen ontplooide.
- Financiele markten werden geliberaliseerd
- Ondernemingen worden meer en meer blootgesteld aan internationale concurrentie
- Multinationale ondernemingen stijgen
- Ook bedrijven van België richten filialen elders op
- Nationale staten verliezen meer en meer greep op de economische politiek of staan het af aan het Europees niveau: Euro, Europese centrale bank,…
- De lonen worden aangepast aan de internationale conjunctuur, waarbij het erom gaat de concurrentiekracht van een bepaalde staat of regio op peil te houden. Hoe de stijgingen van lonen gaan, verschilt land per land en daarbij hebben de vakbonden wel nog een rol.
ook sociale zekerheid wordt in de politiek van competitiviteitsbewaking ingeschakeld op drie manieren.
- SZ wordt voor een groot deel gefinancierd met een heffing op longen. De bijdragen zijn een deel van de loonkost. Die bijdragen verminderen is een mogelijkheid om de loonkost te drukken zonder het nettoloon aan te raken.
- Werkloosheidsuitkeringen hebben een negatieve invloed op de arbeidsmarkt omdat ze een rem zouden zijn om laagbetaalde jobs aan te nemen. Op die manier raakt de werkloosheid moeilijk opgelost. Daarom dalen deze uitkeringen.
- De SZ wordt beheert door de staat. In de neoliberale visie is de privésector efficiënter om dergelijke diensten te organiseren. Daarom pleit men om een deel van de SZ te privatiseren of om slechts een basispakket aan te bieden en de burger de kans geven om zich op individuele basis bij een private maatsch te verzekeren.
Deze tendens naar privatisingen vinden we ook terug bij overheidsbedrijven. De post, de RTT, …
Neoliberalisme pleit voor een terugtrekking van de staat, maar de staat blijft aanwezig. Ze neemt ander vormen aan. Vb: sociaal overleg (zie boven), privatiseringen van overheidsbedrijven en de strijd tegen monopolies, …