Menu

Vreemd geld

Wisselkoers: de prijs van de vreemde valuta uitgedrukt in de eigen valuta.

Inkoopprijs – Biedkoers
Verkoopprijs – Laatkoers
(vanuit de bank bekeken)

Als je iets nodig hebt (een persoon) moet deze de Verkoop/laatkoers betalen
Als je iets verkoopt aan de bank wordt de Inkoop/Biedkoers gerekend.
Zie voorbeelden in boek voor rekensommen. (blz. 61)

Lees meer...

Evenwicht op de betalingsbalans

Saldo lopende rekening 70
saldo financiële rekening -62
Overschot op de betalingsbalans---- 8

In NL-> een overschot. Zelden/nooit komt een betalingsbalans in evenwicht voor. (ingaande en uitgaande geldstromen zijn dan precies gelijk aan elkaar) Vrijwel altijd een overschot of een tekort op de betalingsbalans.

Overschot op de betalingsbalans: Actieve betalingsbalans
Tekort op de betalingsbalans: Passieve betalingsbalans

Materieel evenwicht: Inkomende+uitgaande geldstromen zijn gelijk aan elkaar.
Er vind dat n geen verandering plaats in de hoeveelheid buitenlandse betalingsmiddelen die het land bezit (er gaat immers even veel van dat geld weg als dat er bij komt). ? Formeel evenwicht: als de verandering van de voorraad internationale betalingsmiddelen wél meetelt bij de opstelling van de betalingsbalans. Het saldo komt dan uit op nul. Betalingsbalans is formeel altijd in evenwicht.

Boekhoudkundig om het saldo op nul te krijgen.

Formeel is de betalingsbalans dus altijd in evenwicht per saldo. De mutatie van de hoeveelheid internationale betalingsmiddelen zorgt daar voor (wisselkoersen????)

Salderingsrekening: Rekening waar de verandering van het nationale bezit aan internationale betalingsmiddelen wordt genoteerd.

Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal

Effecten onevenwichtige betalingsbalans:

Gevolgen actieve betalingsbalans: (Ingaande geldstroom > uitgaande geldstroom)

Meer vreemd geld in het land: Omgewisseld voor eigen valuta; meer geld in NL, als dat geld in het binnenland besteden neemt de vraag toe zonder dat de productie stijgt: (bestedings)Inflatie. De exportpositie kan in gevaar komen als de inflatie in NL hoger is als in andere landen.(prijs is te hoog voor het buitenland, ze gaan naar een ander land)

Daardoor ontstaat weer werkloosheid.

Gevolgen passieve betalingsbalans: (Uitgaande geldstroom > ingaande geldstroom)

Na een tijd: nationale verarming. Exportopbrengsten zijn te weinig voor de import.

Deviezenvoorraad neemt af. Men kan dan nog lenen in het buitenland, maar dat heeft ook een einde. Andere landen zetten leveringen stop, en dat is ook negatief.

Op den duur dus ook ongunstig.

Dus: overschotten en tekorten zijn allebei niet gunstig: liefst rond het evenwicht. .

Voorraad internationale betalingsmiddelen wijzigt alleen als met een niet-euro land betalingsverkeer plaats vindt. (eurogebied met de rest van de wereld)

Eurobetalingsbalans heeft een overschot?  voorraad internationale betalingsmiddelen van het eurogebied neemt toe.

Reserve van internationale betalingsmiddelen in bezig van bedrijven/banken, maar óók een officiële reserve: onder beheer van de Europese centrale bank (goud, effecten,deviezen, vorderingen internationaal monetair fonds)

Dekking van de hoeveelheid uitgegeven geld. Overschot niet gelijk gevolg voor deze reserves. Banken kunnen een deel van hun deviezenvoorraad aan de DNB/ECB verkopen. (dan nemen de officiële reserves toe).

Lees meer...

De onderdelen van de betalingsbalans

Betalingsbalans: overzicht v alle ingaande en uitgaande geldstromen uit economische transacties met het buitenland in een bepaalde periode. bestaat uit: lopend verkeer/financiële transacties.


Lopende rekening:

-Goederenverkeer: Overzicht v.d. waarde v.d. in -en uitvoer van goederen in een bepaalde periode. Traditioneel heeft deze rekening een overschot.

-Dienstenverkeer : Waarde van in en uitvoer van diensten. (toerisme, transport,verzekeringen reparaties etc.)

-Inkomensverkeer: Beloningen voor productiefactoren(NAKO-PLIW) vanuit het buitenland aan Nederland of andersom.

-Inkomensoverdrachten : Betalingen zonder dat de ontvanger een tegenprestatie levert. (ontwikkelingshulp, geld zendingen naar familie in het buiteland)

Overschot: de uitvoerwaarde is groter dan de invoerwaarde. Tekort: de invoerwaarde is groter dan de uitvoerwaarde. Importquote: verhouding tussen de totale invoer v goederen+diensten en het BBP Exportquote: verhouding tussen de totale uitvoer v goederen+diensten en het BBP

Open economie: een grote Import en Exportquote.

Ingaande geldstromen:

- loonbetalingen aan Nederlanders die in het buitenland werken

- Overboekingen vanuit het buitenland v. interest en dividend als opbrengst v. buitenlandse effecten in het bezit van Nederland(se instellingen) zijn.

-Winstoverboekingen van buitenlandse dochterondernemingen naar het moederbedrijf in Nederland.

-Bankrente op internationale kredieten Uitgaande geldstromen:

-loonbetalingen aan in Nederland werkzame buitenlanders

- Betalingen aan buitenlanders die Nederlandse effecten bezitten

-Winstoverboekingen van in Nederland gevestigde dochterondernemingen naar het moederbedrijf in het buitenland.

-Bankrente op internationale kredieten.

ZIE BOEK VOOR OVERZICHT VD LOPENDE EN FINANCIELE REKENING!!!!

Financiële rekening

-Directe investeringen; bijvoorbeeld oprichting/uitbreiding/overname van ondernemingen in het buitenland. (v. Nederlanders in het buitenland, en buitenlanders in Nederland)

-Effectentransacties; aankoop+verkoop van Nederlandse effecten (oa staatsobligaties door het buitenland) andersom: aankoop+verkoop van buitenlandse effecten door Nederland(ers-sebedrijven)

-Overige financiële transacties/ Internationale kredietverlening; Goederen op de rekening verhandeld: Handelskrediet Leverancierskrediet: bv: we leveren eerst iets en ontvangen het geld pas later.

Kapitaalstromen zijn op de financiële rekening

Inkomensrekening/lopende rekening: opbrengsten v geïnvesteerd kapitaal(rente/winst/divident)

Lees meer...

Oorzaken van internationale geldstromen

Betaling door levering van goederen: ruilhandel.

Inkomensverkeer: grensoverschrijdend bv. Loon aan Nederlanders die in het buitenland werken, of winst die dochterondernemingen van Ahold in Amerika maken.

Inkomensoverdrachten: bv. Noodhulp bij natuurrampen.

Financiële transacties:

  • Directe investeringen: (kapitaalverschaffer wil invloed krijgen op de productie van goederen/diensten in een ander land: aandelen kopen/zich er vestigen.)
  • Effectenverkeer: Beleggingen voor het halen van winst of rente(aandelen/obligaties van buitenlandse ondernemingen en bedrijven)
  • Internationale kredietverlening: commerciële kredieten die door banken/overheden aan schuldenaars in andere landen worden verstrekt.
  • Afnemerskrediet/leverancierskrediet horen bij de leningen.


Effect van deze financiële transacties: per saldo wijzigingen plaatsvinden in de nationale voorraad aan internationale betalingsmiddelen (=vooral deviezen: dollars, ponden etc)

Alleen theoretisch zouden de uitgaande geldstromen gelijk kunnen zijn aan deinkomende geldstromen(dan zou deze voorraad maar een beetje/geen verandering hebben

De voorraad internationale betalingsmiddelen kan toe (/export, ingaande geldstroom) en afnemen(/import,uitgaande geldstroom). Deviezen bij bankwezen+centrale bank

Lees meer...

Internationale geldstromen

Betalingen voor de aankoop van goederen en diensten

  • Invoer (jij betaald hen)
  • Uitvoer (hun betalen jou)
  • Genoteerd op de lopende rekening van de betalingsbalans
  • Betalingen in verband met het kapitaalverkeer
  • Directe investeringen (je krijgt zeggenschap in een bedrijf)
  • Beleggingen (interestopbrengst)
  • Handelskredieten (financiering vd in- en uitvoer van goederen
  • Genoteerd op de financiële rekening van de betalingsbalans.
Lees meer...

Zijn monopolies altijd slecht?

Er zijn uitzonderingen. Algemene regel: procompetitie. Monopolies proberen op te breken in meerdere bedrijven. Monopolies niet altijd slecht. Als je geen bescherming zou hebben voor kennis, is dat publiek goed, iedereen profiteert ervan. Je zal de inspanning niet leveren. Dus indien er baten zijn voor anderen voor uw activiteit, ga je je activiteit niet ontwikkelen tot op hoog niveau. Dus dat is het geval bij onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Overheid zorgt voor patentwetgeving, niet oneindig, maar gedurende een bepaalde periode. Dat is iemand een monopolie geven gedurende een bepaalde periode. Bv ontwikkelen ve chemische identiteit kost enkele miljarden euro. Bedrijven doen dat niet als ze niet beschermd worden.

Het zou kunnen zijn dat een heel zware ziekte, dat bedrijven niet bereid zijn erin te investeren als ze niet beschermd zijn. 2e geval: wanneer je een common property hebt: goed dat van iedereen en van niemand is. Vissen in de zee: geen eigendomsrecht. Wel terr wateren: eigendomsrecht van staten.

Maar eigenlijk geen eigendomsrecht. Als je competitieve visserij toelaat, dan krijg je overbevissing, binnen kortste keren krijg je een visstock die zichzelf niet meer kan aanvullenuitputting van die goederen onder gemeen eigendomsrecht. In dat geval soms beter van 1 onderneming eigendomsrecht toe te staan. Meer beredeneerde exploitatie van die resource onder gemeen eigendomsrecht dan.

Andere uitzondering die veel voorkomt: natuurlijke monopolies Wat? Sector waar minimum-efficiënte schaal in vgl grootte vd markt zo groot is dat gemiddelde kosten dalen naarmate je meer

produceert. Dat zijn natuurlijke monopolies, alle netwerkbedrijven hebben zo‟n karakteristiek. Probleem daar: competitie gaat daar niet ontstaan, omdat de first mover (degene die eerst is in de sector) heeft altijd voordeel, die kan nieuwkomers wegconcurreren. Je gaat spontaan geen concurrentie hebben. Dan als je zelf zou zeggen: we breken natuurlijk monopolie op in meerdere bedrijven, dan daardoor gemiddelde kost van meerdere bedrijven veel hoger dan 1 bedrijf. Niet verstandig van 1 bedrijf met monopolie op te splitsen in meerdere, want kosten zijn groter.

Probleem als overheid als je een natuurlijk monopolie hebt en je doet niks, dan gaat zo‟n monopolie macht gebruiken, tarieven zetten die zeer hoog zijn en je krijgt klassieke nadelen van monopolie. Dus de vraag is: wat eraan doen als overheid? Vb: heel lage marginale kosten en dalende gemiddelde kosten.

Typische karakteristiek. Naarmate je meer produceert, minder kosten. Doe je niks, dan 2mil produceren en prijs afleiden uit vraagfunctie, dus verkopen tegen prijs van 20. Alle nadelen van monopolie als je er niks aan doet. Je kan denken: we gaan proberen competitie te stimuleren in die sector. Bij competitie is betalingsbereidheid = marginale kosten. Overheid zou kunnen zeggen: je verkoopt je output tegen marginale kosten.

Als je bedrijf dwingt te produceren tegen marginale kosten->vaste kosten zijn niet gedekt. Je kan subsidiëren voor vaste kosten, gebeurt bv bij openbaar vervoer-maatschappijen. Heel veel vd vaste kosten w gesubsidieerd door de overheid, typisch natuurlijk monopolie. Dat is 1 oplossing. 2e oplossing als overheid vaste kosten niet gaat subsidiëren (dan heb je neiging dat hetgeen gesubsidieerd wordt, er meer daarvan wordt gedaan)->prijzen tegen gemiddelde kosten is de oplossing. Tarieven komen dan overeen met de gemiddelde kosten. Je bent zeker dat men niet in winstmaximerende oplossing komt, maar een oplossing die meer aanvaardbaar is vanuit maatschappelijk oogpunt.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen