Menu

De economische gevolgen van de industriële revolutie

  • Spectaculaire groei van de arbeidsproductiviteit: dankzij introductie van de machine verdubbeling van de productie per inwoner tussen 1820 en 1868 in België. Een stijgende productiviteit betekent dat er meer kan geproduceerd worden door evenveel of zelfs minder arbeiders.
  • Vermarkting: einde van 18e eeuw in Engeland: vrijmaking van de arbeidsmarkt + afschaffing levenslange arbeidscontracten=> iedereen kan nu werken waar hij wil => migratiegolf van platteland naar steden en fabrieken in het begin van 19e eeuw.
    In de kledingnijverheid: arbeidsdeling + overschakeling van ‘kleding op maat’ naar ‘confectie’ (= op voorhand gemaakte kleding volgens standaardmaten) + introductie van de naaimachine (na 1860).

Daardoor daalde de kostprijs van de kleding aanzienlijk. Dit gebeurde niet door de mechanisatie, maar wel door de ‘liberalisering’ of ‘deregulering’ van de arbeidsmarkt. Het gildensysteem, die de kleermakerssector streng reguleerde, was afgeschaft. Iedereen kon nu om het even welk beroep uitoefenen. De vroegere ‘meesters kleermakers’ en geschoolde arbeiders werden nu kleine zelfstandigen die voor rekening van een koopman-ondernemer werkten en zelf een netwerk van thuisarbeiders (= sweatshops: arbeiders werden aangenomen door onderaannemers (=‘sweaters’) met lage lonen, lange werkuren en moesten werken in slechte werkomstandigheden) tewerk stelden. Elders begint de fabrieksmatige (massa)productie pas na WOI. Beide productiewijzen (fabriek en ‘sweatshops’) bestaan trouwens tot op vandaag wereldwijd nog altijd naast elkaar.

  • Een nieuwe productiewijze en nieuwe productieverhoudingen, het machinisme: machine speelt determinerende rol.

- Voor de ondernemer steeg het risico bij het investeren in bv stoommachine omdat deze dan vast kapitaal vertegenwoordigt dat slechts na vele jaren kan afgeschreven worden (ook nog kosten aan onderhoud en verbruik van steenkool). Dus moet er bespaard worden op de productiefactor arbeid.

- De arbeiders moeten nu niet meer thuis werken maar in een fabriek met machines. Veel arbeiders stonden negatief tegenover de introductie van de machines in het arbeidsproces (opstand in Engeland tegen de machines werd het luddisme genoemd). Maar de traditionele huisnijverheid moest uiteindelijk wijken voor de concurrentie van de machines. Met de machine en de fabrieksarbeid ging het beetje autonomie dat de arbeiders nog hadden, verloren. De arbeiders probeerden op alle manieren te ontsnappen aan de fabrieksarbeid en vooral aan de proletarisering (= proces van toenemende loonafhankelijkheid).

Men ontwikkelde een strategie van ‘income pooling’ waarbij verschillende bronnen van inkomsten werden gecombineerd: winkeltje of café uitbaten, stukje grond voor eigen gebruik bewerken en vooral thuisarbeid. Ook land-loperij en bedelarij, prostitutie en sommige vormen van criminaliteit kunnen beschouwd worden als manieren om aan de proletarisering te ontsnappen.

Daardoor waren er weinig arbeiders beschikbaar om in de fabrieken te werken. Daarom werden er eerst hoge lonen uitbetaald en de arbeiders kregen flexibele uren. Om de arbeiders te binden aan de fabriek, maakten de ondernemers gebruik van het zogenaamde ‘truckstelsel’ waarbij de lonen in natura werden uitbetaald met goederen uit de winkel van de fabriek of van de ploegbaas. De arbeiders bouwden schulden op omdat zij ook dikwijls bij de aanwerving een voorschot hadden gekregen en zolang ze schulden hadden, konden ze onmogelijk de fabriek verlaten. Het trucksysteem werd bij ons bij wet verboden in 1887 maar bleef de facto nog bestaan. Kinderen werden door hun ouders aangespoord om te gaan werken zoals zij dat vroeger thuis deden. Kinder- en vrouwenarbeid was een noodzaak voor de gezinnen en een kostenbesparing voor de werkgevers, vanwege de lagere lonen.

BESLUIT van 2.2

De overgang van de industriële revolutie verliep vrij traag en vrij ongelijkmatig. In het derde kwart van de 19e eeuw, op de vooravond van de tweede industriële revolutie, was het gewicht van de industriële sector in de economie in de wereld en zelfs in Europa nog relatief klein en op sommige plaatsen zelfs onbestaande. De fabrieksarbeid en de proletarisering waren nog overal eerder de uitzondering dan de regel. Desalniettemin was deze revolutionaire transformatie van diepgaande aard en zoals later zal blijken onomkeerbaar.

Lees meer...

de aanwezigheid van kapitaal

De mechanisering vergde steeds grotere kapitalen. De industriëlen konden dit niet meer betalen met hun eigen middelen. Daarom deden ze beroep op bank-leningen. De handelsbanken begonnen dus krediet te verlenen aan de opkomende industrie in de 18e eeuw.

In België bestonden er, vanaf het midden van de 18e eeuw, een aantal privé -banken die ook krediet verleenden aan de industrie. Met de oprichting van ’s werelds eerste gemengde bank, de Société Générale de Belgique’ door Willem I in 1822, werd voor het eerst langlopend krediet toegekend, dat industriëlen in staat stelde grote projecten te financieren.

Lees meer...

een productieve landbouwsector

Door intensieve bewerking van de grond (vruchtwisselstelsel ipv drieslagstelsel) had België een vrij productieve landbouwsector. Van over de hele wereld was de Vlaamse landbouw bekend. Nu werd er niet enkel geproduceerd voor eigen voorziening maar ook voor op de markt.

Ten tijde van de industriële revolutie werd ook de aardappel massaal ingevoerd als voedsel en werd het het belangrijkste voedsel voor de arme fabrieksarbeiders.

Lees meer...

de aanwezigheid van grondstoffen en van proto-industrie

De aanwezigheid van steenkool en ijzererts en de ontginning ervan verklaart voor een groot deel de vroege industrialisatie van het Waalse steenkoolbekken. Het bloeiende proto-industrieel netwerk van vlasbewerkers verhinderde de industrialisatie in de vlasindustrie (= wet van de remmende voorsprong).

De vroege ontwikkeling van een moderne industriële katoenproductie in Gent is te verklaren door de aanwezigheid van een bloeiende proto-industrie. De grootste winsten zaten in de productie van katoen. Daarom investeerden de Gentse kooplui-ondernemers op het einde van de 18e eeuw in katoen.

Lees meer...

Ongelijkmatige geografische spreiding

Industrialisatie van België: vrij intens maar vrij ongelijkmatig over het land gespreid => Wallonië geïndustrialiseerd in 19e eeuw terwijl Vlaanderen ruraal bleef => Vlaanderen pas geïndustrialiseerd op het einde van de 19e eeuw (en zelfs na WO II) => tussen 1846 en 1896 waren er twee industriële assen in België: verticale as van Antwerpen over Brussel naar Charleroi (ABC-as) en een horizontale as, het steenkoolbekken van Luik naar Charleroi. => bouw van spoorwegen (1e in 1935 van Mechelen naar Brussel) en kanalen.

Gevolg industriële revolutie:

- toenemende verstedelijking (bevolkingsexplosie in grote steden)

daling van de tewerkstelling op het platteland

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen