Menu

Het industriekapitaal

Ondanks overwicht financiekapitaal, telde België toch aantal belangrijke ‘captains of industry’:

  1. De Waroqués

- Waren vanaf beginjaren België één van de rijkste Belgische families

- Grootgrondbezitters (1830: 450ha)

- Investeerden ook in industrie
* bezaten de mijnen van Mariemont en Bascoup en voerden er de dagelijkse industriële leiding:
- invoering nieuwe technologieën (warocquère, een liftsysteem)
- paternalistisch ‘coöperatieve’ aanpak van de arbeidsverhoudingen: arbeiderswoningen, oprichting pensioenkas, mutualiteit, ziekenboeg, verbruikerscoöperatieve

  1. Baron Edouard Empain

- 1852-1929

- Startte met bouw en exploitatie trein, tram en metrostellen in Belg/FR

- Bouwde o.a. metro van Parijs

- Goede vriend Leopold 2, die hem in China, Egypte en Congo lanceerde en hem aanspoorde de ACEC in financiële moeilijkheden in 1904 over te nemen
= ACEC: Ateliers de constructions éléctriques

- De groep Empain financierde haar activiteiten dankzij oprichting van relatief klein eigen banknetwerk en allianties met andere industriële en financiële groepen

- Slaagde erin eigen holdings op te bouwen  vooraanstaande rol spelen in de elektriciteit- en transportsector in Belg/FR

  1. Leo Baekeland
  1. Leo Bekaert

- 1855-1936

- Uitvinden en producent van prikkeldraad

- Nu: Bekaert één van de grootste Belgische bedrijven dat staaldraad maakt en verkoopt in wereld

  1. Lieven Gevaert

- 1868-1935

- Artisanale fotograaf

- Groeide uit tot één van de belangrijke industriëlen in fotografisch materiaal

- Oprichter Vlaams Economisch Verbond in 1926

  1. Ernest Solvay

- 1838-1922

- Volgde als ondernemer een eigen industriële koers naast financiekapitaal

- Richtte zijn eigen financiële instelling op (de Mutuelle Solvay)

 als uitvinder en industrieel wilde hij onafhankelijk blijven van banken

- Uitvinder van soda
* een zout van natrium en koolzuur, bekomen via chemisch procédé
* werd als bleekmiddel gebruikt in glas- en papierindustrie, bij ontzwaveling in staalproductie, in zeepproductie…

- Opende zijn 1ste sodafabriek in 1861 Sint Joost-ten Node (Brussel) en in 1863 in Couillet (bij Charleroi)

- Einde 19de eeuw: talloze productie-eenheden in binnen- en buitenland

- Het Belgisch familiebedrijf ‘Solvay & Cie’ investeerdezelf niet in buitenland, maar paste licentiesysteem toe, waarbij patenten voor participaties werden geruild bij buitenlandse partners vb. pg 58

- Nu: groep Solvay nog steeds chemiereus (heeft onlangs zijn farmaceutische activiteiten afgestoten)

Lees meer...

Het financiekapitaal

- Nood aan kapitaal steeds groter (vooral in zware industrie, chemie, electriciteitssector)  veel bedrijven verplicht tot fusies over te gaan
Fusies gingen meestal gepaard met groeiende participatie van banken

- België telde tot aan de bankwet van 1934 een groeiend aantal gemengde banken

= dwz dat zij naast de normale activiteiten als depositobank (verrichtingen van betalingen, krediet verlenen aan particulieren…) als zakenbank ook langlopend krediet verleenden aan de industrie
 niet in FR/ENG (depositobank en zakenbank gescheiden)

- Bankkrediet aan de industrie vaak omgezet in participaties (in België)
 grote banken verwierven controle over belangrijkste Belgische industriële sectoren

- Naamloze Vennootschap: grote expansie van de jaren 1870 in alle industrielanden

* door NV: met relatief klein % de controle verwerven over bedrijf/sector
* tot 1873: oprichting NV in België onderworpen aan toelatingsprocedure
* na 1873: niet meer het geval (gevolg: aantal NV’s steeg enorm)
* NV laat toe grote kapitalen te vergaren zonder beroep te doen op krediet en zonder al te groot risico voor aandeelhouders
* kapitaal verdeeld over grote massa kleine aandeelhouders, kunnen op elk ogenblik aandelen verkopen, risico beperkt tot bedrag van participatie

- Société Générale: ’s wereld eerste (1822) en België’s grootste gemengde bank

* einde 19de eeuw: controleerde helft steenkool- en metaalsector België
* belangrijkste concurrenten: Banque de Bruxelles, Banque de Paris et des Pays-Bas
* Na 2de IR breidden SG en concurrenten hun belangen uit naar andere sectoren:
- elektriciteitssector
- transportsector (trein en tram)
- infrastructuurwerken (spoorwegen en kanalen)
- glassector
- non-ferrosector (metalen zonder ijzer zoals koper en zink)
 non-ferro-industrie: ware boom dankzij kolonisatie van Congo door Leopold 2 ( vanaf 1885)
* SG startte niet als eerste activiteiten in Congo, maar bekleedde snel de eerste plaats
opm: de groep Empain was er eerder en financierde aanleg spoorwegen

- Concentratietendens en greep van financiekapitaal op industrie nam nog toe in periode tussen beide wereldoorlogen.

 Dit financiële overwicht heeft in afwezigheid van een degelijke industriële innovatiepolitiek bijgedragen tot de neergang van de Waalse traditionele industrie na de 2de WO !!

Lees meer...

Time is money, de “tijd” als productiefactor

Vanaf de tweede revolutie verkortten de werkdagen, de vrouwen- en kinderarbeid werd gereglementeerd (kortere werkdag en verbod op nacht-werk). De invoering van de machines zorgde voor een verkorting van de arbeidstijd. Een algemene arbeidsduurvermindering tot 8 uur per dag en 48 uur per week werd pas in 1921 ingevoerd in België. De productiviteitsgroei evolueerde van een extensief naar een intensief gebruik van het productie-apparaat. De arbeidstijd werd minder flexibel en werd meer gereglementeerd. Men moest steeds efficiënter werken volgens het principe van het Taylorisme: scientific management. Het Taylorisme is een vorm van bedrijfsvoering via ‘wetenschappelijke’ observatie van de arbeidsorganisatie op de werkvloer, methodes ontwikkelde om alle tijverlies te voorkomen en zo de productiviteit van de arbeider maximaal op te drijven. Dit vooral door denken en doen te scheiden.

Lees meer...

De industrie groeit

Groei van de industriële productie door doorgedreven mechanisatie, nieuwe industrieën en technieken. Over het algemeen bleef de stoommachine en dus ook de steenkoolproductie een centrale groeifactor van de industrialisatie. België bleef vooral een producent en uitvoerder van half-afgewerkte producten en van machines voor het intermediair gebruik. Machines, spoorweg- en trammateriaal en knowhow werden tot in Rusland en het verre China uitgevoerd. Rond 1880 was België (vooral Wallonië) de tweede industriële mogendheid na Engeland. Na 1880 werkten er reeds meer mensen in de industrie (40%) dan in de landbouwsector. De huisarbeid moest inboeten voor de tewerkstelling in de fabrieken maar bleef toch nog heel belangrijk in sommige sectoren. Kenmerkend voor deze periode was de aanzienlijke toename van de schaal van sommige bedrijven. Dat was meestal het resultaat van een verticale integratie van activiteiten (bv Cockerill in België, Seraing). Dit betekent dat men zich gaat bezighouden met verschillende activiteiten om zo schaalvoordelen te bekomen.

Lees meer...

Techniek en wetenschap

Belangrijke uitvindingen gaven nieuwe impulsen aan de industrie (bv: vooruitgang in de fysica en chemie, elektriciteit, glas, telecommunicatie, auto’s, petroleum, luchtvaart, explosie- en dieselmotor). Bedrijven werden door uitvinders opgericht en in een tweede fase waren het de bedrijven zelf die in hun eigen labo middelen investeerden voor onderzoek en ontwikkeling op langere termijn.

Lees meer...

De tweede industriële revolutie

Dit was op het einde van de 19e eeuw en was eerder een ‘technologische’ revolutie. Nieuwe sectoren ontstaan (chemie en farmaceutische, petroleum, automobiel, staal,…). Voor veel landen was deze technologische revolutie het beginpunt van hun industriële revolutie

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen