Item gefilterd op datum: december 2012

Lewin werd beïnvloed door de Gestalt Psychologie toen hij gewond het leger verlaatte in

1918. Hij paste het practischer toe door onderzoek te doen naar Frederick Winslow

Taylor, de grondlegger van het Scientific Management, optimalisatie en productiviteit

moet worden nagestreeft. Hij was fel tegenstander en zei: ‘Man does not live to produce,

man produces to live.’

Lewin bedacht dat het gedrag van een individu een functie is van een persoon (P) in

interactie met zijn omgeving (E). Hij vond dat iedereen bewoog in zijn eigen life space,

iedereen beweegt binnen zijn eigen ruimte. Lewin beeldde alles uit in visuele concepten.

Hij maakte een eivormig concept over zijn term life spaces. Ook al wordt hij niet door

iedereen geloofd, hij schijnt erg enthousiast over zijn ideeën te zijn.

Hij bouwt een systeem van vectoren, waarbij je een aantrekkende (positieve) vector hebt

en een ontwijkende (negatieve) vector. Hij beschouwt alle keuzeproblemen op een

vectormanier. Je wordt aangetrokken door een positieve kracht en je ontwijkt door angst

of negatieve kracht.

Lewin at the University of Iowa 239

Hier doet hij onderzoek naar het toekennen van medailles aan soldaten, de effecten van

stress op een kind (dedifferentiation hypothesis, waarbij een kind onder stress zich meer

primitief gaat gedragen) en autocratie (Hitler, het effect van een autocratisch leider op

een groep en het effect van democratie op een autocratische groep; democratie moet je

leren, autocratie word je opgelegd).

Hij gaat weer action research in een industriële setting doen vanaf 1939, hij onderzoekt

mensen en vindt dat ze meer gelukkig zijn met hun werk als ze er goed in zijn.

Hierna gaat hij sterk op in onderzoek naar psychologische effecten achter sociaalpolitieke

problemen, hij zet het SPSSI op en start een Research Center for Group Dynamics, waar

hij erg veel onderzoek doet naar Group think en andere dynamische groepsprocessen.

Hierna zet hij het Commission on Community Interrelations op (CCI), om discriminatie en

anti-raciale bewegingen te onderzoeken/tegen tegaan. Dit wordt voornamelijk

veroorzaakt door zijn Joodse afkomst (moeder stierf in concentratiekamp en Kurt werd

vroeger al erg benadeeld door zijn afkomst.)

Na zijn dood in 1947, werd hij geciteerd als de experimentalist en samen met Freud als

grootste psycholoog allertijden gezien.

Köhler heeft zijn Ph.D, bij Stumpf ontvangen. Köhler deed onderzoek naar het leren bij

primaten. Hij ontwikkelde het ‘detour problem’ waarbij een aap om een bepaalde barrière

moet om zijn voedsel te krijgen. In zijn mening stond hij lijnrecht tegenover de

functionalist Thorndike, die geloofde in Trial-and-error en Stimulus-Respons. Köhler

geloofde in insight learning.

Sommige kinderen realiseerden

zich dat als ze de figuur 45 graden draaiden, ze de methode die ze geleerd hadden

konden gebruiken. Vele anderen waren niet zo flexibel en raakten in de war, en

protesteerden dat het probleem niet eerlijk was, omdat ze nog nooit zo’n figuur hadden

gezien. Ze probeerden de methode toe te passen die ze geleerd hadden maar waren

onzeker over wat de basis van de figuur was.

Wertheimer geloofde dat het falen van de kinderen de inadequaatheid van de

leermethode liet zien. Hij suggereerde dat ze de kinderen moesten leren om de relatie

tussen de delen van het parallellogram te zien, om het te zien als een gestalt, en

productief te denken.

Bluma Vul’Fovna Zeigarnik (1890-1990) was een Russische psycholoog die in de

Westerse psychologie het meest bekend is geworden door haar ontdekking van wat we

het Zeigarnik effect zijn gaan noemen: iets niet af krijgen, beter onthouden.

Gestalt psychology is een alternatief en tegenhanger van structuralisme, behaviorisme en

functionalisme. Het is opgericht door de psychologen die in hoofdstuk 6 besproken

worden. Gestalt is een Duits woord dat ‘shape’ of ‘form’ betekent.

De 3 founders gebruiken Gestalt om perceptie te beschrijven, later onderzoeken zij leren,

probleem oplossen en cognitie. Kurt Lewin bestudeert de sociologie en een hoop andere

onderwerpen met een Gestalt benadering. Max Wertheimer, Kurt

Koffka en Wolfgang Köhler.

Mach en von Ehrenfels leggen de basis van Gestalt Psychologie. Zij kijken bij het

analyseren van sensaties naar eigenschappen van simpele vormen, als vierkanten en

cirkels.

Grondleggers Gestalt psychologie, phi phenomenon, 4 principes (holistic thinking, phenomenological basis, methodology, isomorphism)

‘Jost’s law’: als twee associaties even sterk zijn, dan versterkt repetitie de nieuwe méér

dan de oude. vrije

associatie (Galton), judgment (doubt,

hesitation en searching = conscious

attitudes) (Marbe), apprehension (met

Bryan), reaction time

Watts

reaction time response: voorbereidende

fase, stimulus presentatie, striving for

response, respons itself

Ach cognitive set

Bühler imageless thought

Moore

toevoeging ‘meaning’ aan 3 basisdimensies

van Wundt

Brentano en maakte onderscheid tussen fenomenen en mentale functies. Stumpf suggereerde dat fenomenen zoals tonen, kleuren en beelden ofwel sensorisch ofwel denkbeeldig zijn. De studie van zulke fenomenen noemde Stumpf phenomenology; zijn massieve Tone Psychology was een phenomenology van tonen. De tweede grote klasse van psychologische ervaring omvat zien, horen, waarnemen en denken – de cognitieve handelingen van Brentano. Studies naar sensorische en denkbeeldige fenomenen waren voor Stumpf ‘voorbereiding’ voor de echte taak van psychologie – de studie van psychologische handelingen of functies. Maar hier vinden we een paradox, Stumpf weidde zijn leven aan het bestuderen van deze voorbereidende fenomenen maar zag zichzelf altijd als een psycholoog. Zijn eigen onderscheiden accepterend, was hij in feite eigenlijk een phenomenologist. Onbewuste beïnvloeding (clever Hans).

logische evaluatie, psy is compleet, bestudeert mental acts  grondlegger functionalisme, retrospectie

Empirische psychologie – logisch evalueren van experimenten voordat daaraan

psychologische kennis uit voort kan vloeien (in tegenstelling tot Wundt, die resultaten uit

experimenten centraal stelt)

Beschouwt Psychologie als compleet in 1874 aangezien de empirische observaties

onveranderd bleven en de regels van de logica vaststaan. Wundt bleef constant

uitbreiden en aanpassen wat hij had geproduceerd.

Bestudeert mental acts (ideating, judging, loving vs hating: ‘act’ psychologie) zelf ipv de

producten ervan

geheugen, nonsense syllables, vergeetcurve, completion test intelligentietest. raakte de originele vraag van hoe een schooldag ingedeeld zou moeten worden min of meer verloren.

De tactu – beschrijvingen van de tastzin Definieert the absolute threshold, two-point

discrimination threshold waarmee hij de grens aangeeft bij welke intensiteit stimuli

worden waargenomen. Ook onderzoek naar verschil voelen in gewichten.