Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Organisatiedesign: 9 ontwerpparamters

*Ontwerp organisatie = beslissingen vorm & werking

*9 designparameters die basiscomponenten zijn van organisatie (4 categorieën):

  • Design van posities:
    • Taakspecialisatie:
      • = aantal taken die men in bepaalde job dient uit te voeren & controle die men erover heeft
    • Formalisatie van gedrag:
      • = standaardisatie werkprocessen (regels, procedures, …)
      • standaardisatie = Bureaucratische organisatie
      • directe supervisie/onderlinge aanpassing = Organische organisatie
    • Training en indoctrinatie:
      • = eisen waaraan men in bepaalde functie moet voldoen
      • wervings- en selectieprocedures
      • kwaliteiten binnenshuis verder ontwikkelen
      • Training = vereiste vaardigheden & kennis aangeleerd
      • Indoctrinatie = eigen maken met normen organisatie
  • Design van superstructuur:
    • Groepering van eenheden:
      • = manier waarop jobs worden samengevoegd in diensten, afdelingen, …
      • basismethode om werk in organisatie te coördineren
    • Grootte van eenheden (span of control):
      • = omvang elke eenheid/werkgroep
      • span of controle van de manager (hoe meer standaardisatie, hoe groter de eenheden)
  • Design van laterale verbindingen:
    • Planning- en controlesysteem:
      • =gewenste output voor toekomst specificeren (norm opstellen)
      • ACTION PLANNING = activiteiten die nog moeten plaatsvinden
      • PERFORMANCE CONTROL = bewaken prestaties achteraf
    • Coördinatie-instrumenten (liaisonposities):
      • =mechanismen waarbij organisatie samenwerking tussen eenheden aanmoedigt
  • Design van beslissingssysteem:
    • Verticale decentralisatie:
      • =mate waarin formele beslissingsbevoegdheid is overgedragen naar lagere lijnmanagers/gezagsniveaus
    • Horizontale decentralisatie:
      • =mate waarin beslissingsmacht (formeel & informeel) is verdeeld buiten de formele lijngezagsverbanden
Lees meer...

coördinatiemechanisme

*Structureren = opsplitsen & daarna terug afstemmen

*Afstelling: 6 mechanismen:

  • Wederzijdse aanpassing:
    • Informele & spontane gesprekken
    • Coördinatie dmv overleg
  • Directe supervisie:
    • Vertikale taakverdeling: leider toezicht op ondergeschikten
    • Nadelen:
      • Creativiteit medewerkers daalt
      • Weinig flexibel
      • Autocensuur
      • Lange reactietijd
  • Standaardisatie van input:
    • Selectie vaardigheden en kennis = vermijden grote variatie aan mensen = behoefte coördinatie daalt
  • Standaardisatie van output:
    • Definiëring gewenste resultaten
    • Hoe men ze bereikt is niet gedefinieerd
    • Voordelen:
      • Goedkoop
      • Stoot op weinig weerstand
    • Nadeel:
      • Geringe mogelijkheid tijdens uitvoering nog info te verwerken
  • Standaardisatie van processen:
    • Uit te voeren taken & gedrag voorgeschreven en geformaliseerd
    • Voordelen:
      • Eenvoudig
      • Goedkoop
      • Organisatie-omvattend
      • Snelle controle
    • Nadelen:
      • Star (niet voor RAPLEX omgeving)
      • Veel weerstand bij uitvoerders
      • Zelfvernietigend effect (paradox van Perrow)
  • Standaardisatie van waarden:
    • Minder hiërarchische controle noodzakelijk
    • Werk van lange adem
Lees meer...

6 basisdelen van een organisatie

  • Strategische top (of apex)
  • Middenkader of middelmanagement:
    • Verbindt top met operationele kern en verzorgt de communicatie ertussen
  • Operationele kern
  • Technostructuur (voorbereidende staf):
    • Werk van anderen effectiever maken
  • Ondersteunende diensten:
    • Onrechtstreekse steun
    • Grijpen niet in op operationele kern
  • Ideologie:
    • “Cultuur” van organisatie
    • Tradities & gewoonten
Lees meer...

Cultuurverandering

  • Technieken:
    • Direct werkende:
      • Aandachtspunten management
      • Reactie management op kritieke gebeurtenissen
      • Voorbeeldgedrag
      • Belonings-, promotie- en ontslagpolitiek
    • Indirect werkende:
      • Organisatiestructuur en –ontwerp, systemen en procedures
      • Vormgeving gebouwen en ruimtes
      • Verhalen & mythes
      • Vastleggen missie van onderneming
  • Voorwaarden:
    • Grote druk van buitenaf
    • Ontevredenheid over huidige gang van zaken
    • Geldig alternatief aangeboden

Lees meer...

Cultuurtypes

*Spanningsvelden in bedrijfscultuur:

  • Innovatie en nemen van risico’s
  • Gerichtheid op details
  • Resultaatgerichtheid
  • Menselijke oriëntatie
  • Teamgerichtheid
  • Agressiviteit/competitie
  • Stabiliteit
  • Conflicthantering
  • Identificatie en betrokkenheid

*Cultuurtypes:

  • Machtscultuur:
    • Succes ~ macht & gezag enkele personen
    • Weinig bureaucratie
    • Beoordeling op basis resultaat
    • Doel heiligt middelen
    • Taakcultuur:
      • Klus klaren
    • Rolcultuur:
      • Rol spelen volgens voorschriften
      • Plichtsbewustheid
      • Geschikt voor bureaucratieën en grote schaaleffecten
    • Persoonscultuur:
      • Specialistische kennis 1 persoon
    • Procesgerichte cultuur:
      • Geolied proces
      • Formalistisch
      • Risico mijden
      • Minimale inspanning
    • Resultaatgerichte cultuur:
      • Behalen objectief
      • Uitdagingen & risicovolle situaties
    • Mensgerichte cultuur:
      • Medewerker centraal
      • groepsbeslissingen
    • Controlerende cultuur:
      • Discipline & actieve controle
      • Sterk kostenbewust
      • Geolied georganiseerd
    • Organisatiegebonden cultuur:
      • Selectie op ‘behoren’ tot organisatie
      • Geen duidelijke scheiding werk/privé
    • Professionele cultuur:
      • Selectie op basis van kunnen
    • Open cultuur:
      • Open voor nieuwe ideeën
      • Niemand verlaat ooit echt organisatie
      • Makkelijke integratie
    • Gesloten cultuur:
      • Minimale communicatie
      • Sterk in zichzelf gekeerd
      • geheimzinnig
    • Losse cultuur:
      • Alles gebeurt bij benadering
      • Persoonlijk initiatief
    • Pragmatisch ingestelde cultuur:
      • Objectieve halen & job uitvoeren
      • Regels alleen nageleefd als ze uitvoering niet hinderen
    • Normatief ingestelde cultuur:
      • Waarden en normen boven alles

*Dominante = subcultuur:

  • DOMINANTE CULTUUR = centrale waarden en normen, gedeeld door meerderheid organisatie
  • SUBCULTUUR = naast kernopvattingen ook andere opvattingen onder leden bepaalde afdeling

*Sterke = zwakke cultuur:

  • STERKE:
    • Centrale opvattingen wijd verspreid
    • Centrale opvattingen intensief beleeft
    • Gedrag individu meer voorspelbaar = mindere willekeur
    • CORPORATE CULTURE = ondersteunt doelen en strategie bedrijf

*Structuur en cultuur zijn alternatieven:

  • Hoe meer cultuur, hoe minder de noodzaak aan regels en afspraken
  • belangrijkste functie bedrijfscultuur = coördinatie
Lees meer...

Wat is bedrijfscultuur?

*=geheel van waarden, normen en overtuigingen met betrekking tot de organisatie en haar omgeving die in de organisatie zijn ingebed.

*Sanders & Neuijen = ajuin:

  • Basisassumpties: kern organisatiecultuur
  • Waarden en normen: expliciet geformuleerd:
    • Waarden:
      • Regels en voorschriften waaraan de waarden worden afgemeten
      • Zero fouten = topkwaliteit
  • Mythen, helden en symbolen
    • Symbolen:
      • Uiterlijke tekens van cultuur
      • Gemakkelijk te wijzigen
    • Helden:
      • Voorbeeldfunctie
      • Aanduiden goed of slecht gedrag
      • Meestal niet meer in organisatie
      • Ook antihelden
  • Gewoonten, rituelen en procedures:
    • Rituelen:
      • Sociale gewoontes
      • Essentieel voor leden
      • Bieden zekerheid en houvast
Lees meer...

Structurerende kenmerken

= politieken en activiteiten in de organisatie, die het gedrag van de leden voorschrijven of beperken=coördinatie horizontale en verticale indelingen:

  • Formalisatie/Standaardisatie:
    • FORMALISATIE = voorschrijven wat de werknemers moeten doen
    • STANDAARDISATIE = voorschrijven hoe de werknemers het voorgeschrevene moeten doen
    • conformiteit = beperken van controle en persoonlijk toezicht mogelijk
  • Centralisatie:
    • CENTRALISATIE = formele beslissingsmacht geconcentreerd bij hoogste leiding
    • SUBSIDIARITEITSPRINCIPE = hogere niveau’s mogen zich niet inlaten met beslissingen die de lagere niveau’s ook kunnen nemen
      • werk lagere niveau’s aantrekkelijker
      • leiding kan zich richten op belangrijkste beslissingen
    • Mate van centralisatie ~ :
      • Omvang
      • Heterogeniteit
      • Omgeving
      • Specialisatie
      • Duurzaamheid activiteiten
Lees meer...

Structurele kenmerken

= beschrijven hoe organisatie is opgebouwd:

  • Horizontale organisatie-indeling:
    • Bevat eenheden waarin onderscheiden functies en taken op logische wijze worden gegroepeerd in beheersbare vorm (DEPARTEMENTALISATIE)
    • Departementaliseren:
      • Functionele indeling:
        • Gelijksoortige functies samenvoegen in functionele afdelingen
        • Grote mate van specialisatie
        • Voordelen:
          • Efficiëntie
          • Opleidingsbehoeften beter omschreven
          • Schaalvoordelen
          • Gevoel van samenhorigheid
        • Nadelen:
          • Eentonigheid
          • Rigiditeit
          • Lange communicatielijnen
          • Geen totaalvisie
      • Product indeling:
        • Groepering op basis van het product
        • Voordelen:
          • Snelle probleemsignalisering & oplossing
          • Betrokkenheid
          • Bredere vorming, minder eentonig
          • Korte communicatielijnen
          • Coördinatie binnen afdeling vlotter
        • Nadelen:
          • Minimum volume
          • Minder schaalvoordelen (=hogere kosten)
          • Mindere specialistisch
      • Geografische indeling:
        • Groepering volgens geografische plaats
        • Veronderstelt zeker volume en geografische verspreiding
        • Voordelen:
          • Lokale aanpassing
          • Korte communicatie naar klant
          • Lokale coördinatie
          • Betrokkenheid medewerkers
        • Nadelen:
          • Moeizame communicatie met “corporate”
          • Eigen (lokale) doelstellingen eerst
          • Te strike procedures van moederhuis
      • Markt indeling:
        • Groepering volgens markt-segment = segmentatie markt
        • Voordelen:
          • Klant centraal
          • Grondige kennis van de markt
          • Gerichter marktsignalen detecteren, analyseren en kanaliseren
          • Commerciële activiteiten gedijen uitstekend
        • Nadelen:
          • Te veel oog voor klant ipv op efficiëntie
          • Coördinatie tussen M-afdelingen
          • Tijdverlies door onderlinge twisten voor centrale diensten
          • Indien centrale arbiter = minder efficiëntie
      • Kanaal indeling:
        • Groepering volgens distributiekanaal
    • Geen beste indeling = contingentiebenadering noodzakelijk
    • Wel rekening houden met bepaalde aspecten:
      • Omvang bedrijf (klein = F; groot = P)
      • Aard activiteiten (bepaalde activiteiten best centraal = P)
      • Spreiding werkzaamheden (Groot volume & verspreiding = G)
      • Coördinatie activiteiten
  • Verticale organisatie-indeling:
    • Vastleggen hiërarchie of bevelstructuur (gezagsverhoudingen)
    • FORMELE ORGANISATIE = officiële organisatie
    • INFORMELE ORGANISATIE = feitelijk functioneren (schaduworganisatiestructuur)
    • Verticale indeling:
      • Lijnorganisatie: eenheid van bevel
        • Voordelen:
          • Grote mate van duidelijkheid en ondubbelzinnigheid
          • Taakafbakening
          • Taak chef overzichtelijk
          • Eenvoudige informatie/communicatiestructuur
          • Verticale promotiekansen
        • Nadelen:
          • Spanwijdte = optimaal bepaald door:
            • Capaciteit manager
            • Capaciteit medewerkers
            • Aard/moeilijkheid werk
            • Beschikbare technologie
            • Horizontale indeling
          • Lange communicatielijnen
          • Verstoringen en ruis
          • Overbelasting afdelingshoofden
          • Efficiëntie
      • Uitgebreide lijnstructuren:
        • Staffunctie:
          • Ondersteunen lijnfunctionaris in besluitvorming
          • Informatie verwerken/advies verstrekken
          • Geen lijnbevoegdheid
          • Deskundige
          • Voordelen:
            • Verbetering kwaliteit besluitvorming
            • Eenheid van bevel blijft
            • Lijnverantwoordelijke kan bezig houden met beleidsbeslissingen
          • Nadelen:
            • Niet productief meetbaar
            • Duur betaald
            • Leiden soms eigen leven
        • Hulpfunctie:
          • Ondersteunen primaire processen
          • Uitbesteedbaar
        • Functionele functie:
          • Wel verplichtingen opleggen aan lijnfunctionaris, doch onder andere directie
          • Beperkte omvang
          • Voordelen:
            • Snelle communicatie
            • Specialisten
            • Informatiedoorstroming (eis van conformiteit)
            • Grotere spanwijdte
          • Nadelen:
            • Tegenstrijdigheden
            • Geen eenheid van bevel
            • Teveel aan functies = overbelasting
      • Matrixorganisatie: Duaal leiderschap
        • Functionele structuur verzoenen met projectteamstructuur
        • Intense samenwerking tussen verschillende afdelingen vereist
        • Voordelen:
          • Flexibiliteit
          • Betere afstemming producten en diensten op klant
          • Korte communicatielijnen
        • Nadelen:
          • Dure vorm
          • Conflicten tussen loyaliteit functionele afdeling en team
          • Veel overleg en verzoening
Lees meer...

Opbouwen van een organisatiestructuur

*MANAGEMENTPROCES = besturingsproces waarbij het nemen van beslissingen die betrekking hebben op de organisatiestrategie, organisatiestructuur en de operationele uitvoering van de activiteiten binnen de organisatie centraal staan

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen