Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Verschillende omgevingen voor ondernemerschap

  • Ondernemerschap in startende ondernemingen:
    • Drijfveer voor ondernemen = proces met verschillende stappen:
      • Innovatie (introductie van iets vernieuwend)
      • Prikkel (triggering event):
        • Moment van discontinuïteit waarin de ondernemer het moment kiest om de situatie aan te pakken
      • Implementatie & ondernemingsopstart (installeren van onderneming door ondernemer)
      • Groei (proces van opbouw, beheer en groei van het bedrijf tot een waardecreërende organisatie)
  • Ondernemerschap en kleine ondernemingen:
    • (dynamische) ondernemer:
      • werkt zijn eigen ideeën uit
      • continu op zoek naar groei en verandering
      • heeft visie
      • opportunistisch
      • maakt gebruik van externe middelen
      • bewust van zwakke punten
      • risicobereidheid
    • eigenaar van een bedrijf:
      • wil overleven
  • Ondernemerschap en intrapreneurschip:
    • Ondernemerschap kan ook in grote ondernemingen voorkomen
    • = methode om individuele personen in grote organisatiestructuur te stimuleren om de business op een nieuwe en creatieve wijze aan te pakken
    • intrapreneur = moet rekening houden met hiërarchische structuur
  • Ondernemerschap en familiale ondernemingen:
    • Ondernemingen gecontroleerd door familie:
      • Strategisch management beantwoordt aan behoeften familie
      • Bij conflict = familie trekt aan langste eind
    • Onderneming:
      • Strategisch management beantwoordt aan noden bedrijf
      • Omringt zichzelf met beste mensen om continu te groeien en concurrentiele positie van de onderneming niet aan te tasten
  • Ondernemerschap en eigenaarschap:
    • Eigenaarschap = specifieke dimensie aan management door eigen kapitaalinbreng
    • Gesloten eigendomstructuur (aandeelhouderschap beperkt tot 1 persoon/ familie)
    • Open eigendomstructuur (derde partij treedt toe tot aandeelhouders)
Lees meer...

Wat is ondernemerschap?

*ONDERNEMERS creëren en bouwen iets van waarde vanuit bijna niets

*ONDERNEMEN = creatief proces waarbij een opportuniteit gerealiseerd wordt waarvoor de middelen nog niet te beschikking zijn = ondernemer moet over netwerken kennis beschikken om middelen op juiste moment samen te brengen met opportuniteit

*Ondernemen = waarde creëren en voordelen realiseren voor personen, teams, organisaties en gemeenschap.

*Drijfveer = opbouwen van stabiele organisatie die een LT-waarde vertegenwoordigd voor de stakeholders

*Ondernemen = visie, passie & betrokkenheid nodig & capaciteit om deze over te brengen

*Ondernemer = bereid een (berekend) risico te nemen

Lees meer...

Valkuilen bij alliantievorming

*Oorzaken van problemen:

  • Same bed, different dreams = expliciteren gemeenschappelijke doelstellingen
  • Opportunisme
  • Hidden agenda’s
  • Men heeft niet wat men dacht te zullen krijgen
  • Onzichtbare en niet bedoelde samenwerking:
    • = draag alleen duidelijk gedefinieerde dingen over
    • = evalueer permanent de samenwerking
    • = gatekeeper
    • = creëer fysieke barrières
  • Not invented here-syndroom
  • Cultuurbotsingen
  • Gebrek aan leervermogen en leerbereidheid

Lees meer...

Processen van alliantievorming

  • Omgevingswijziging
  • Ervaring nood aan alliantie
  • Vinden en screening potentiële kandidaten:
    • Profiel geschikte kandidaten:
      • Mekaar iets substantieels te bieden
      • Bezitten onvoldoende middelen
      • Hebben een coöperatieve cultuur
      • Bezitten belangrijke strategische zwaktes
      • Klaar om een leiderspositie in te nemen
      • Beseffen dat bereiken van hun objectieven risicovol is
      • Twijfelen zelf aan hun mogelijkheden
    • Partners dienen betekenisvolle overeenkomsten te vertonen qua:
      • Stijl van de operaties (doelstellingen, evaluatiesystemen, belonings-systemen)
      • Interpretatie tijdsdimensie
      • Financiële doelstellingen
      • Algemene sterkte
    • Verder belangrijk:
      • Relaties van samenwerking in verleden tussen partners
      • Onvoorwaardelijke support van top
      • Afwezigheid dreiging vijandige overname
    • Te mijden:
      • Afhankelijken die niet zonder alliantie kunnen overleven
      • Niet coöperatieven
      • Ondernemingen geleid door overdominante egotrippers
      • Financiële investeerders
      • Ondernemingen gedomineerd door familie
  • Vorming alliantie
  • Management alliantie
  • Resultaatmonitoring en -evaluatie
Lees meer...

Vormen van samenwerking

*Op basis van gebondenheid, controlevorm & omvang:

  • Geen aandelenvermenging:
    • Lange termijnaankopen (globale aankoophoeveelheid op LT met leverancier)
    • Inkoopcombinaties (samen aankopen = versterkte onderhandelingspositie)
    • Kartel (marktverdeling & prijsafspraken)
    • Syndicaat (prijsafspraken en/of marktafspraken & productieafspraken)
    • Uitbesteding (deel waardecreërende activiteiten afgestoten naar toeleveranciers)
    • Comakership & cologistics (vormen van outsourcing waarbij ondernemingen productieactiviteiten & logistieke stromen op elkaar afstellen (JIT))
    • Dealership (verkoop & distributie bepaalde producten in exclusiviteitsverband)
    • Vrijwillig filiaalbedrijf (ondernemingen sluiten zich aan bij grotere groep voor bvb. aankoop)
    • Franchising (franchisenemer koopt formule en verbindt zich ertoe deze toe te passen)
    • OEM-contracten (tussen componenten-producten en systeembouwers)
    • Technologie-licenties (verkoop ontwikkelde technologie aan anderen)
    • Consortium (groep van ondernemingen opgericht voor bepaald project)
    • Gemeenschappelijke ontwikkeling (samenbrengen ontwikkelingsafdelingen)
  • Wel aandelenvermenging:
    • Minderheidsparticipatie
    • Meerderheidsparticipatie
    • Kruiselingse participatie
    • Joint-venture
    • Holding-creatie

*Op basis van waardecreërende activiteitenconfiguratie

  • Technologie-licenties
  • Marketingovereenkomsten (merkenproducten gaan samen adverteren)
  • Pre-competitieve overeenkomsten:
    • Verticaal (tussen opeenvolgende schakels)
    • Horizontaal (tussen concurrenten)
  • Seriële overeenkomsten (tussen opeenvolgende schakels in bedrijfskolom
  • Netwerken (tussen veel partners met diverse rollen in bedrijfskolom)
Lees meer...

Redenen voor alliantievorming

*Ontwikkelingen in de omgeving

  • Omgevingsturbulentie:
    • Omgeving = snel veranderend, onvoorspelbaar & complex
    • Flexibiliteit vaak problematisch voor grote ondernemingen
    • door alliantie: snel en tegelijk kostenefficiënt en flexibel reageren
  • Globalisatie van concurrentie:
    • Noodzaak tot globaliseren activiteiten  vormen grensoverschrijdende netwerken
  • Toenemende concurrentiedruk:
    • Kan leiden tot risicobeperkingen in pre-competitieve waardecreërende activiteiten (R&D)  niet mogelijk voor individuele ondernemingen

*Ontwikkelingen inzake producten en markten:

  • Complexiteit van producten:
    • 1 onderneming kan nog onmogelijk aan alle vereisten voldoen
  • Verkorting levenscyclus producten:
    • Onmogelijk voor individuele onderneming voldoende rendement te halen uit investeringen  precompetitieve ontwikkelingsallianties
  • Branchevervaging:
    • Samenwerking tussen ondernemingen die voorheen in relatief gescheiden sectoren actief waren
  • Productintegratie & systeemaankoop:
    • Klanten verwachten totaalpakketten
    •  allianties tussen componenten – producenten en OEM-ers of systeembouwers
  • Customisatie:
    • Noodzaak zeer dicht bij markt te staan  samenwerking in bedrijfskolom
  • Complexere competitieve vereisten:
    • Leidt tot ‘back to basics’ beweging
    •  uitbesteding & outsourcing (verticale integratie)

*Ontwikkelingen inzake middelen:

  • Beperkte beschikbaarheid van middelen:
    • samenwerking waarbij beperkte middelen op flexibele manier worden verdeeld
  • Verhoogde risico’s:
    • Delen van kosten voor ontwikkeling tussen aantal partners
  • Hybridisatie van technologieën:
    • Technologie-split en markt-split vallen niet langer samen
    •  ondernemingen gedwongen tot samenwerking met anderen
Lees meer...

Begrip “alliantie”

*ALLIANTIE = formele, duurzame en uitgebreide overeenkomst tussen 2 of meer organisaties, tot het bereiken van gemeenschappelijke objectieven, met een deling van opbrengsten en risico’s en met een draagwijdte die verder gaat dan enkel enkelvoudige processen.

*Beslissing tot samenwerking = strategisch:

  • Concurrentie in bedrijfstak verminderen
  • Risico spreiden over meerdere bedrijven
  • Bij elkaar brengen van specifieke ondernemingsgebieden
  • Wegnemen specifieke barrières

*Uitgangspunt van alliantie: samenwerking tussen verschillende economische partijen kan alle partijen ten goede komen (koek wordt eerst vergroot, nadien wordt hij door de concurrentie opnieuw verdeeld)

*COÖPETITIE = coöperatie + competitie = ondernemingen niet op alle vlakken van bedrijfsvoering concurrenten zijn maar evenmin op alle vlakken samenwerken.

Lees meer...

Lerende organisatie

*Voorwaarden voor leren:

  • Snelle en intensieve feedback:
    • In praktijk gehinderd door dynamische complexiteit
  • Systeemgericht denken:
    • Denken over grenzen van functionele managementdomeinen heen
  • Bereidheid tot veranderen:
    • Ontleren, veranderen, vergeten
    • DISSIDENTIE: in vraag stellen van vertrouwde
  • Meta-leren:
    • Leren over leren
  • Interne locus of control:
    • INTERNE ATTRIBUTIE
    • Besef dat men zelf aan basis ligt van oorzaken en fouten

*Organisatieprincipes voor lerende organisatie

  • Systeembewust handelen en denken:
    • Opbouwen geïntegreerd totaalbeeld = berust op:
      • Teamwerk
      • Jobrotatie & interne promotie
      • Breed geöriënteerde opleidingen in multifunctionele groepen
      • Aandacht voor departementsoverschrijdende verbanden
      • Vermenigvuldigen contanten met buitenwereld
    • Geïntegreerd totaalbeeld zal dan ook door leden organisatie worden gedeeld
    • Nadruk op collectief leren:
      • Gezamenlijk aanpakken van problemen met alle stakeholders
      • Onderhouden van frequente en open communicatie met alle stakeholders
      • Permanente waakzaamheid voor problemen die zich bij alle stakeholders voordoen
      • Voortdurende bereidheid om ook op problemen van stakeholders actie- en oplossingsgericht te reageren
  • Streven naar vernieuwing & verbetering:
    • Herwinnen concurrentiekracht = 3 doelstellingen:
      • Verkleinen
      • Verbeteren
      • Vernieuwen
    • VERNIEUWEND LEREN:
      • Hanteren nieuw referentiekader
      • Herformuleren uitgangspunten, werkwijzen en afspraken
      • Afleren, vergeten, ontleren (uitdaging!)
      • Organisatieklimaat:
        • Vrijheid voor dissidente ideeën
        • Voortdurend in vraag stellen
        • Openheid voor het nieuwe
    • VERBETEREND LEREN (continuous improvement):
      • Voortdurende verbetering van processen binnen organisatie
      • Ondersteund worden door:
        • Scherpe objectiefstelling
        • Permanente meting performantie
        • Voortdurende evaluatie metingen in functie van doelstellingen
  • Aangepaste informatiestromen:
    • Leren wordt ondersteund en bevorderd door gepaste informatiestromen
    • Bijpassende infrastructuur
    • Comprimeren tijd & afstand & toegankelijkheid informatie belangrijk
    • Gevarieerde informatie
    • Onbeperkte toegang voor iedereen in organisatie
  • Zelfregulerende teams:
    • Zelfregelende organisatie vertrekt in haar coördinatie- & controlemechanismen van minimumspecificaties:
      • Weinig sturing van bovenaf
      • vlakke structuur
      • management schept voorwaarden voor ontstaan zelfregulerende teams
      • managers zijn verantwoordelijk voor ter beschikking stellen van middelen voor teams
      • Leiderschapsstijl = participerend & ondersteunend
  • Maximale benutting van aanwezige kennis:
    • Maximaal kennis delen binnen & tussen afdelingen
    • Klemtonen managementontwikkeling:
      • Invullen reële opleidingsnoden
      • Toepassing van nieuwe kennis op werkplek ondersteunen
      • Reflectie over eigen functioneren
      • Experimenteren & foutentolerantie
  • Gemeenschappelijke visie:
    • Missie gedreven organisatie
    • Kenmerken missie:
      • Beknopt & eenvoudig
      • Getuigend van visie
      • Wars van commercieel misbruik
      • grensverleggend
  • Trans-rationele processen:
    • Niet allen rationaliteit
    • Ook intuïtie, gevoel en emoties

Lees meer...

Kennismanagement: opdrachten en deelprocessen

*Plannen, uitvoeren en evalueren van het OPBOUWEN van kennis:

  • Processen:
    • Inventariseren nodige kennis tov beschikbare kennis
    • Beantwoorden aan vraag of kennis intern zal worden opgebouwd of betrokken zal worden uit externe bronnen
  • Kennis vanuit buitenwereld:
    • Kopen
    • Huren
    • Lenen
    • Kopiëren
  • Kennis door interne ontwikkeling = Nonaka & Boisot

*Plannen, uitvoeren en evalueren van het BENUTTEN van kennis:

  • Toegankelijk maken:
    • Vastleggen
    • Beschermen tegen verlies
    • Toegang beveiligen
  • Verspreiden:
    • Fysiek
    • Mentaal (opleiding)
  • Toepassen:
    • Gebruiken
    • Combineren
    • Reflecteren
  • Onderhouden:
    • Vernieuwen
    • Vergeten
Lees meer...

Soorten kennis

*Impliciete – expliciete kennis:

  • IMPLICIETE KENNIS = kennis die wel aanwezig is bij individuen of groepen, maar die door hen niet kan worden verwoord of op een of andere wijze gecodificeerd.
  • EXPLICIETE KENNIS = kennis die werd neergeschreven of werd geëxpliciteerd (doorgeefbaar)

*Individuele – collectieve kennis:

  • Individuele kennis:
    • Kennis bij individuen
    • Embrained (in menselijk denken) en embodied (in handelen)
  • Collectieve kennis:
    • Gedeelde/gemeenschappelijke kennis
    • Encultured (in organisatiecultuur)

*BOISOT:

  • kern van ontwikkeling kennis ligt in toepassen 4 leerprocessen:
    • Problem solving
    • Verspreiding
    • Absorptie
    • Scanning
  • Effectief & efficiënt kennismanagement = herhaald doorlopen leercyslus

*NONAKA:

  • Kern van ontwikkeling kennis ligt in omzetting van ene kennistype naar andere = 4 deelprocessen:
  1. Socialiseren
  2. Expliciteren
  3. Combineren
  4. Internaliseren
  • Verschillende processen moeten aan bod komen in volwaardig leerproces

Van/Naar

Impliciete kennis

Expliciete kennis

Impliciete kennis

Socialiseren

Expliciteren

Expliciete kennis

Internaliseren

Combineren

* SANCHEZ = kennishiërarchie (3 lagen in hiërarchische relatie):

  • Niveaus van kennis:
    • KNOW-HOW:
      • Kunnen gebruik maken van oorzaak-gevolg relaties
      • Praktische kennis
      • Geen verklaringen causaal verband
      • KNOW-WHY:
        • Waarom van bepaalde causale relatie
        • Theoretische kennis
        • Begrip bij kennisdrager
      • KNOW-WHAT:
        • Mogelijke richtingen waarin oorzaak-gevolg relaties kunnen worden uitgebouwd
        • Strategische kennis
        • Laten toe nieuwe producten of processen te bedenken
  • Relevantie van kennisniveaus:
    • Relevantie ~ kenmerken evolutie van de omgeving
    • Verbanden:
      • Know How:
        • stabiele markten & technologieën
        • geen of nauwelijks evoluties
        • veranderingen slechts kwantitatief
        • Know Why:
          • Evoluerende omgeving
          • Onzekerheid over mogelijke toekomstige evoluties
          • Management = verschillende mogelijke toekomsten inventariseren & waarschijnlijkheid schatten
          • Know What:
            • Dynamische markt of technologie
            • Onzekerheid over toekomst & heden

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen