Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Hoofdstuk 5: Uitgebreide kasstromenanalyse (p129)

Doel: mogelijkheden analyseren om kasmiddelen te genereren

- Waardebepaling?

Kasstromen uit

  • operaties
  • investeringen
  • financieringen

Kasstroom uit operaties

a) Directe methode: operationele inkomsten – operationele uitgaven

b) Indirecte methode:

Operationeel brutoresultaat voor belastingen = nettoresultaat na niet-kaskosten, vóór financiële kosten en vóór belastingen + niet-kaskosten |70/74|+<60/64>+|630|+<631/4>+<635/7>+|75|-|9125|-|9126| - <652/9> +|653|+|6560|-|6561|+|763|+|764/9|+|77|-|664/8|+|669|-|9138|

Operationeel brutoresultaat voor belastingen = kasopbrengsten uit bedrijfs- en financiële activa – operationele kaskosten zonder financiële kosten van het vreemd vermogen

Operationeel brutoresultaat na belastingen = Operationeel brutoresultaat voor belastingen – operationele belastingen

Berekening operationele belastingen:

1) Nettoresultaat vóór financiële kosten positief en groter dan de financiële kosten van het vreemd vermogen of winst van het boekjaar vóór belastingen positief

De gemiddelde belastingvoet t bedraagt:

t =

Operationele belastingen = t x nettoresultaat vóór financiële kosten van het vreemd vermogen t x |70/67|-|67/70|+|9134|+|650|+|653|-|9126|

2) Nettoresultaat vóór financiële kosten positief maar kleiner dan de financiële kosten van het vreemd vermogen of winst van het boekjaar vóór belastingen negatief

De gemiddelde belastingvoet kan niet berekend worden

  • t wordt gelijkgesteld aan 0,34

Operationele belastingen = 0,34 x nettoresultaat vóór financiële kosten van het vreemd vermogen 0,34 x |70/67|-|67/70|+|9134|+|650|+|653|-|9126|

3) Nettoresultaat vóór financiële kosten 0 of negatief

Operationele belastingen = 0

  • operationele brutoresultaat na belastingen = operationele brutoresultaat vóór belastingen

Operationeel nettobedrijfskapitaal

= operationele vlottende activa –(voorzieningen en uitgestelde belastingen + operationele schulden)

= (vorderingen op meer dan en op ten hoogste één jaar + voorraden en bestellingen in uitvoering + overlopende activa) –(voorzieningen en uitgestelde belastingen + handelsschulden en ontvangen vooruitbetalingen op bestellingen op meer dan en op ten hoogste één jaar + schulden m.b.t. belastingen, bezoldigingen en sociale lasten + overlopende passiva)

Kasstroom uit operaties

= operationeel brutoresultaat na belastingen + verandering van het operationele nettobedrijfskapitaal (stijging – en daling +)
|70/74|+<60/64>+|630|+<631/4>+<635/7>+|75|-|9125|-|9126| - <652/9> +|653|+|6560|-|6561|+|763|+|764/9|+|77|-|664/8|+|669|-|9138| - (t x |70/67|-|67/70|+|9134|+|650|+|653|-|9126|)-(D|29|+D|3|+D|40/41|+D|490/1|+<631/4>+<651>)+(D|16|-<635/7>-|6560|+|6561| +|762|-<662>+|780|-|680|)+(D|175|+D|176|+D|8861|+D|8891|+D|44|+D|46|+D|45|+D|492/3|)

Kasstroom uit investeringen

= oprichtingskosten + immateriële vaste activa + materiële vaste activa + financiële vaste activa + minderwaarden bij de realisatie van vaste activa (-)

|20/28|-|663|

Correctie: meer- minderwaarden bij realisatie:

Meerwaarden: opgenomen in operationele kasopbrengst

Minderwaarde: apart opnemen in kasstroomtabel

Kasstroom uit financiering

Financiële kosten van het vreemd vermogen na belastingen = financiële kosten van het vreemd vermogen vóór belastingen – belastingvoordeel op financiële kosten van het vreemd vermogen

-(|650|+|653|-|9126|)+(t x (|650|+|653|-|9126|)) + |6501|

Berekening belastingvoordeel:

1) Nettoresultaat vóór financiële kosten positief en groter dan de financiële kosten van het vreemd vermogen of winst van het boekjaar vóór belastingen positief

De gemiddelde belastingvoet t bedraagt:

t =

Belastingvoordeel = t x financiële kosten van het vreemd vermogen

2) Nettoresultaat vóór financiële kosten positief maar kleiner dan de financiële kosten van het vreemd vermogen of winst van het boekjaar vóór belastingen negatief

t = 0,34

Belastingvoordeel = 0,34 x financiële kosten van het vreemd vermogen

3) Nettoresultaat vóór financiële kosten 0 of negatief

Belastingvoordeel = 0

Financiële kosten van het vreemd vermogen na belastingen = financiële kosten van het vreemd vermogen vóór belastingen

Financiële schulden = som van financiële en overige schulden op meer dan één jaar, die niet ofwel binnen het jaar vervallen, en op ten hoogste één jaar

D|170/4|+D|178/9|+D|8801|+D|8901|+D|43|+D|47/48|

Uit te keren winst -|694/6|

Extern eigen vermogen exclusief kapitaalsubsidies

D|10|+D|11|+D|12|+D|13|+D(|140|-|141|)

Tussenkomst van de vennoten in het verlies |794|

Kapitaalsubsidies = resultaat van enerzijds de bijkomende kapitaalsubsidies, toegekend in de periode, en anderzijds de vermindering door toerekening aan de resultaten van het boekjaar. D|15|

  • kasstroom uit financieringen = Financiële kosten van het vreemd vermogen na belastingen + financiële schulden + Uit te keren winst (-) + Extern eigen vermogen exclusief kapitaalsubsidies + Tussenkomst van de vennoten in het verlies + kapitaalsubsidies

kasstroom uit operaties

+ kasstroom uit investeringen

= vrije operationele kasstroom na investeringen

+ kasstroom uit financiering

= kasstroom uit operaties, investeringen en financiering

= toename van de kas

(kas = liquide middelen + geldbeleggingen )

  • vrije operationele kasstroom na investeringen =

- kasstroom uit financiering

+ veranderingen van de liquide middelen en geldbeleggingen

De vrije operationele kasstroom laat toe te beoordelen of de onderneming op basis van haar operaties en na investeringen voldoende kasmiddelen voortbrengt.

De vrije operationele kasstroom dient in eerste instantie om financiële schulden terug te betalen.

Belangrijk voor de waardering van de onderneming.

Waarde van het eigen vermogen van de aandeelhouders = totale waarde van de onderneming – marktwaarde van de financiële schulden

= - marktwaarde van de financiële schulden

Marktwaarde van de financiële schulden = toekomstige interesten en aflossingen van de huidige schulden te verdisconteren aan de normale marktrente

Lees meer...

Hoofdstuk 4: Vereenvoudigde vermogensstromenanalyse (p107)

Een beschrijving van de activiteit van de onderneming laat toe de exploitatiecyclus op te stellen. De exploitatiecyclus stemt overeen met een financiële vermogensstromencyclus, die in de boekhouding wordt geregistreerd.

Vermogensstromenanalyse laat toe voor een bepaalde periode vast te stellen waarvoor vermogen is gebruikt (aanwendingen) en hoe dit is gefinancierd (bronnen), onafhankelijk van de vraag of deze vermogensstromen al of niet de liquide middelen rechtstreeks hebben beïnvloed.

Per balanspost wordt de jaarlijkse verandering of het verschil tussen eind- en beginbalans berekend en wordt de invloed ervan op het vermogen van de onderneming tijdens de beschouwde periode nagegaan. Een aldus opgestelde mutatiebalans wordt aanwendingen- en bronnentabel (vóór correcties) genoemd.

Vermogensaanwending: indien het een actiefstijging of passiefdaling betreft.

Vermogensbron: indien het gaat om een passiefstijging of actiefdaling.

Cashflow als optelling: cashflow na belastingen = winst na belastingen + niet-kaskosten

Cashflow als verschil:

cashflow na belastingen = kasopbrengsten – kaskosten – belastingen

De cashflow is slechts een benadering en een deel van de totale liquiditeitenstroom van de onderneming in een bepaalde periode.

De (positieve) cashflow geeft dus de hoeveelheid financiële middelen of het vermogen aan, die uit de werking tijdens de beschouwde periode is voortgevloeid en vertegenwoordigt dus de brutozelffinancieringsmarge vóór winstuitkering van de onderneming.

Cashflow is een algemene maatstaf voor de zelffinancieringsmogelijkheden van de onderneming.

  • geen vervanging van winst of verlies !

netto-investering of desinvestering inclusief geboekte meerwaarden van de periode: verschil tussen twee opeenvolgende balansen na afschrijvingen en waardeverminderingen.

Brutobedrijfskapitaal: som van de (beperkte) vlottende activa

Nettobedrijfskapitaal = (beperkte) vlottende activa – vreemd vermogen op korte termijn

Nettobedrijfskapitaal = permanent vermogen – (uitgebreide) vaste activa

Een negatief nettobedrijfskapitaal betekent dat de vaste activa niet volledige gefinancierd worden met permanent vermogen en dat een deel ervan dus gefinancierd wordt met vreemd vermogen op korte termijn. -gevaarlijke situatie !

Fysische of technische rotatie: door afwerking en verkoop van voorraden, uit realisatie van vorderingen op minder dan één jaar,… telkens opnieuw middelen verkregen worden die aangewend worden ter betaling van de verplichtingen op korte termijn.

Nettobedrijfskapitaalbehoefte: het deficit aan spontane financiering van de vlottende bedrijfsactiva.

= vlottende bedrijfsactiva – vreemd vermogen op korte termijn, exclusief financiële schulden op ten hoogste één jaar

Nettokas = nettobedrijfskapitaal – nettobedrijfskapitaalbehoefte (normaal positief)

Nettokas = geldbeleggingen + liquide middelen – financiële schulden op ten hoogste 1 jaar

Lees meer...

Hoofdstuk 3: Herwerking van de balans en de resultatenrekening, horizontale en verticale analyse (p93)

Herwerkte balans: een aantal rubrieken op de balans worden samengenomen om de liquiditeits- en solvabiliteitsstructuur van het actief en het passief van de onderneming tot uitdrukking te brengen.

Activa: vaste en vlottende activa naargelang hun levensduur meer of minder dan één jaar bedraagt. |20/58|

  • (uitgebreide) vaste activa: immateriële, materiële, financiële vaste activa, oprichtingskosten en vorderingen op meer dan één jaar. |20/28| + |29|
  • (beperkte) vlottende activa: realiseerbare activa en liquide middelen. |29/58| - |29|
  • Liquide middelen: kasmiddelen, te incasseren vervallen waarden, tegoeden op zicht bij kredietinstellingen. |54/58|
  • Realiseerbare activa: voorraden en bestellingen in uitvoering, vorderingen op ten hoogste één jaar, geldbeleggingen en overlopende actiefrekeningen |3|+|40/41|+|50/53|+|490/1|

Passiva: eigen vermogen, vreemd vermogen op lange termijn en vreemd vermogen op korte termijn. |10/49|

  • Eigen vermogen: kapitaal, uitgiftepremies, herwaarderingsmeerwaarden, reserves, overgedragen winst of verlies, kapitaalsubsidies. <10/15>
  • Vreemd vermogen op lange termijn: schulden op meer dan één jaar, voorzieningen en uitgestelde belastingen. |16|+|17|
  • Permanent vermogen = eigen vermogen + vreemd vermogen op lange termijn, hierover kan de onderneming duurzaam op meer dan één jaar over beschikken. <10/15> + |16| + |17|
  • Vreemd vermogen op korte termijn: schulden op ten hoogste één jaar, overlopende rekeningen van het passief |42/48| + |492/3|

Herwerkte resultatenrekening:

  • resultaten van de investering in activa worden gescheiden van de financiering met passiva.
  • resultaten van de investeringen in bedrijfsactiva en in financiële activa en de uitzonderlijke elementen worden bruto en netto afzonderlijk gegroepeerd om later vergeleken te worden met de grootte van de investeringen.

Bedrijfsresultaat

  • Verkopen: groepeert omzet en de andere bedrijfsopbrengsten na aftrek van de exploitatiesubsidies en compenserende bedragen vanwege de overheid. |70|+|74|-|740|
  • Bedrijfsopbrengsten (exclusief subsidies): verkopen verhoogd en/of verlaagd met de wijziging in de voorraad goederen in bewerking en gereed product en in de bestellingen in uitvoering en met de geproduceerde vaste activa. |70/74| - |740|
  • Intermediair verbruik: handelsgoederen, grond- en hulpstoffen en diensten en diverse goederen |60| + |61|
  • Bruto toegevoegde waarde = bedrijfsopbrengsten exclusief subsidies – intermediair verbruik |70/74| - |740| - |60| - |61|
  • Brutobedrijfsresultaat vóór de aftrek van niet-kaskosten: bruto toegevoegde waarde – personeelskosten en andere bedrijfskosten exclusief niet kaskosten
    |70/74| + <60/64> + |630| +<631/4> + <635/7>
  • Niet-kaskosten: afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen
    |630| +<631/4> + <635/7> - |9125|
  • Nettobedrijfsresultaat na niet-kaskosten = brutobedrijfsresultaat – niet-kaskosten
    |70/74| + <60/64> + |9125|

Financieel resultaat

  • Financiële kasopbrengsten: opbrengsten uit financiële vaste en vlottende activa, andere financiële opbrengsten exclusief kapitaalsubsidies en rentesubsidies
    |75| - |9125| - |9126|
  • Financiële kaskosten: andere financiële kosten exclusief disconto van vorderingen en voorzieningen met financieel karakter
    <652/9> - |653| - |6560| + |6561|
  • Bruto financieel resultaat vóór niet-kaskosten: financiële kasopbrengsten – financiële kaskosten |75| - |9125| - |9126| - <652/9> + |653| + |6560| - |6561|
  • Niet-kaskosten van financiële aard: waardeverminderingen op financiële vaste en vlottende activa, terugnemingen van waardeverminderingen op financiële vaste activa en financiële voorzieningen <651> + |6560| -|6561| - |761| + |661|
  • Netto financieel resultaat = bruto financieel resultaat – niet-kaskosten van financiële aard |75| - |9125| - |9126| - <652/9> + |653| - <651> + |761| - |661|

Uitzonderlijk resultaatwordt herschikt zodat men een bruto en een netto uitzonderlijk resultaat krijgt vóór, resp. na aftrek van de uitzonderlijke niet-kaskosten.

Bruto: |763| + |764/9| + |77| -|664/8| + |669| - |9138|

Netto: |760|+|762|+|763|+|764/9|+|669|+|780|+|77| - |660| -<662> - |663| -|664/8|-|680|-|9138|

Totaal resultaat

Resultaatverwerking

Horizontale analyse of analyse in de tijd:

  • tot doel na te gaan hoe de verschillende financiële gegevens zijn geëvolueerd in de tijd. Deze evolutie in de tijd kan worden vastgesteld door middel van tijdindexen.
  • Laat toe de richting en de grootte van de veranderingen in de tijd per item vast te stellen.
  • De horizontale evolutie van verschillende items kan vergeleken worden.

Verticale analyse of analyse van de structuur:

  • Het relatieve aandeel van een bepaalde rubriek op balans of resultatenrekening

- Totaal van de activa en passiva op de balans gelijkgesteld aan 100% en elke post als een percentage van het totaal berekend (idem voor res.rek.)

  • Laat toe de structuur van de balans vast te stellen evenals de structuur van opbrengsten en kosten.
  • Verticale analyse in de tijd laat toe een inzicht te krijgen in de wijzigingen qua relatieve samenstelling van balans en resultaten.

Lees meer...

Hoofdstuk 1: Financiële analyse: inleiding (p1)

Toegevoegde waarde ontstaat als het verschil tussen:

Waarde van de geproduceerde en verkochte goederen en diensten

- waarde van de aangekochte en verbruikte goederen en diensten

= waarde van de productie – intermediair verbruik

Een onderneming is een organisatie waar productiefactoren samen een toegevoegde waarde voortbrengen, waaruit elk van deze factoren ook verder wordt vergoed.

Een onderneming is een organisatie waar productiefactoren aangekochte goederen en diensten (input) die een afzet vinden tegen een door de markt aanvaarde prijs.

Elke belanghebbende tracht nut te maximaliseren => belangenconflicten

  • algemene rechtsbepalingen
  • contracten

(onderneming als kruispunt van contractuele relaties) Jensen en Meckling:

Een contract waardoor een principal zich verbindt met een andere persoon, agent genoemd, opdat deze in de plaats van de principal zou handelen mits het delegeren van een bepaalde beslissingsbevoegdheid. De principal verwacht van de agent dat deze ook inderdaad in het belang van de principal zou handelen.

Doel financiële analyse: financiële toestand van een onderneming doorlichten op de grond van historische gegevens. Hieruit worden dan prognoses afgeleid, zodat ook in de mogelijke toekomstige evolutie van de onderneming een inzicht wordt verkregen.

Een onderneming is succesvol als ze erin slaagt haar contractuele relaties met alle belanghebbenden op continue wijze te honoreren.

Een gezonde onderneming is een onderneming die continu in staat is haar doelstellingen op lange termijn te realiseren.

  • Doelstellingen (triple bottom line)

– economisch

– sociaal

– ecologisch

Figuur 1.3 De ondernemingsijsberg

Rendabiliteit: vergelijking van opbrengsten en kosten, ontstaan ten gevolge van de werking van de onderneming in een bepaalde periode.

Winst = opbrengsten – kosten

Liquiditeit: vergelijking van kasinkomsten en kasuitgaven.

Liquiditeitstekort: indien inkomsten onvoldoende zijn om uitgaven te dragen en geen bijkomende financiering kan gevonden worden

Cashflow na belastingen: verschil tussen enerzijds de kasopbrengsten die contant of op korte termijn worden geïncasseerd en anderzijds de kaskosten en belastingen die contant of op korte termijn worden betaald.

Solvabiliteit – rendabiliteit = financiële hefboom: in de mate dat geïnvesteerde middelen meer renderen dan de kost van de aangetrokken schuldfinanciering, komt dit overschot toe aan het aandelenkapitaal en wordt de rendabiliteit ervan daardoor naar omhoog gedreven. Kan ook in negatieve richting doorwerken.

Solvabiliteit - liquiditeit: naarmate een onderneming haar investeringen minder met eigen middelen en meer met schulden financiert, worden de verplichtingen tot interestbetaling en schuldaflossing groter. De mate waarin er voldoende kasmiddelen zijn om deze financiële verplichtingen te dekken, neemt af en het risico van niet-betaling of illiquiditeit neemt toe.

Doelstellingen:

1) Beleggers in aandelen: vooral geïnteresseerd in de dividenden die hij ontvangt en de kapitaalwinst die hij bij een stijgende aandelenprijs kan realiseren.

  • Dividenduitkering afhankelijk van solvabiliteit, rentabiliteit, liquiditeit
  • Winst bepaald door rendabiliteit en financiële hefboomwerking (ook basis voor reservering)
  • Zeer uitgebreide financiële informatiebehoeften

2) Schuldeisers: vooral geïnteresseerd in de vraag of de onderneming in staat zal zijn de interesten te betalen en de lening af te lossen.

  • liquiditeit (afhankelijk van rendabiliteit en schuldstructuur) en liquiditeitsevolutie

3) Werknemers: economische leefbaarheid

  • aanvaardbare rendabiliteit en voldoende liquiditeit
  • van belang omtrent onderhandelingen lonen en werkvoorwaarden

4) Overheid en rechtbanken:

  • Overheid: economische leefbaarheid
    • creatie van toegevoegde waarde en werkgelegenheid
    • Handelsrechtbanken: potentieel falende ondernemingen opsporen

5) Bedrijfsleiding: intern controlesysteem

  • financiële situatie van de onderneming opvolgen
  • probleemgebieden ontdekken
  • corrigerende actie ondernemen
  • nemen van beslissingen
  • kan ook toegepast worden bij beoordeling van klanten, leveranciers,…

Analysetechnieken:

1) Horizontale of tijdsanalyse: gegevens van opeenvolgende balansen en resultatenrekeningen onderling vergelijken. Tijdindexen worden berekend om de evolutie in de tijd te bestuderen.

2) Verticale of structuuranalyse: de diverse posten op de balans en resultatenrekening worden procentueel uitgedrukt en zo wordt de structuur van activa, passiva en resultaten geanalyseerd.

3) Vermogensstromen- en kasstromenanalyse: nagaan uit welke bronnen de onderneming vermogen aantrekt en waarvoor dit vermogen wordt aangewend. Tabel laat toe de financierings- en investeringspolitiek van de onderneming vast te stellen en is een belangrijk instrument voor de beoordeling ervan.

4) Ratioanalyse: Een ratio is een verhoudingsgetal tussen twee of meer gegevens van de balans en/of de resultatenrekening die met elkaar in relatie staan. Ratio’s laten toe de financiële situatie beter te begrijpen dan uit de analyse van de basisgegevens van de balans en resultatenrekening alleen zou volgen.

5) Modellen voor succes en faling: nieuwe methoden gebaseerd op discriminantenanalyse tussen falende en lopende ondernemingen. Dit leidt tot een geheel van ratio’s die statistisch zijn geselecteerd op basis van hun discriminerend vermogen tussen de jaarrekeningen van falende en lopende ondernemingen. De discriminantscore die uit een dergelijke analyse voortvloeit, is een gewogen gemiddelde van diverse ratio’s en synthetiseert in één globaal cijfer de financiële situatie van de onderneming.

Lees meer...

Bedrijfsplanning

*Redenen voor schrijven bedrijfsplan:

  • Afstand nemen van operationele gebeuren
  • Nadenken over toekomst en manier om er te geraken
  • Financiering bekomen = hoeveel geld is er nodig
  • Haalbaarheidsanalyse = inzicht in omvang en haalbaarheid project
  • Communiceren = onderhandelingen leveranciers, klanten, nieuwe medewerkers

*Inhoud bedrijfsplan:

  • Opgebouwd rond 4 hoofdthema’s:
    • Activiteit (welke producten/diensten, hoe naar markt brengen)
    • Markt (welke klanten)
    • Mensen (wie werkt er in en staat er achter het bedrijf)
    • Geld (hoeveel, aanbesteding, wat brengt het op)
  • Vragen ivm:
    • Businessconcept:
      • Aangeboden producten & diensten
      • Markt
      • Manier waarop men markt wil bereiken
      • Externe analyse:
        • Markt- en omgevingsanalyse
      • Interne analyse:
        • Management
        • Personeelsorganisatie
        • Productieproces
        • Marketingplan
        • Relevante zwaktes en sterktes
      • Strategie:
        • Missie en doelstellingen

Lees meer...

Opportuniteiten

*Liggen aan basis ondernemerschapsproces

*Is verankerd in product dat waarde creëert voor de klant

*Zijn gevolg van imperfecties van markt = ondernemer moet deze herkennen en er voordeel uit halen

*Bronnen van opportuniteiten:

  • Technology-push:
    • Vanuit opgebouwde expertise, kennis & technologie = product ontwikkeld waarvan verwacht wordt dat het winstgevend zal zijn
    • Spin-offs
  • Market-pull:
    • Ontdek een gat in de markt en tracht daar een oplossing voor te vinden
    • Niet voldane behoefte = katalysator voor dit soort ideeën
    • Makkelijker om nieuwe onderneming te starten vanuit dit idee
  • Doe-het-beter:
    • Streven naar beter doen dan een ander

*Evaluatie opportuniteiten:

  • Grootte & continuïteitsmogelijkheid van opportuniteit (omzet, return, duur)
  • Wat is onze markt en hoe kunnen we die bereiken? (kostprijs, risico’s)
  • Past de opportuniteit bij interesses en waarden van ondernemer?
Lees meer...

Onderscheid manager – ondernemer

*Ondernemers moeten over managementvaardigheden beschikken

*Managers zijn niet altijd ondernemend

*Verschillen in besluitvormingsprocessen:

Ondernemer

Manager

Strategische oriëntatie

*Gedreven door opportuniteiten

*Gedreven door kortstondigheid bestaande opportuniteiten

*gedreven door planning en strategie

Betrokkenheid t.a.v. de opportuniteit

*handelt op KT

*snelle besluitvorming, wendbaarheid, flexibiliteit

*rekening houden met beperkt aantal elementen

*tragere besluitvorming

*betrokkenheid in bepaalde richting is veel groter

Inzet van middelen

*lagere betrokkenheid

*tijdelijk beschikbare middelen

*zoekt naar wendbaarheid en flexibiliteit

*grotere betrokkenheid

*zoekt middelen die langer beschikbaar zijn en waartegen-over engagementen ook groter

Controle van middelen

*streeft naar weinig controle over weinig middelen

*reduceert op die wijze risico en verhoogt flexibiliteit

*streeft naar veel controle over veel middelen

*verhoogt op die wijze status en macht

Structuren

*vlak

*weinig hiërarchisch

*zelf management

*hiërarchisch

*autoritair

*zeer gestructureerd

Lees meer...

Ontwikkeling & groei

*Groei = typische eigenschap voor ondernemende bedrijven (belangrijker dan ondernemingsgrootte)

*Groei zowel kwantitatief als kwalitatief

*Portfolio entrepreneurs = bezitten/controleren meer dan één business:

  • Opstart bedrijf als onderdeel globaal groeiproces
  • Individueel bedrijf in cluster kan niet groeien, maar cluster zelf kan dat wel

*Groei = verschillende fasen = Chandler = bepaalde sleutelstrategieën (structure follows strategy)

  • Volume-expansie
  • Geografische expansie
  • Verticale integratie
  • Productdiversificatie
Lees meer...

Ondernemerseigenschappen

  • Drang naar zelfstandigheid (a strong locus of control)
  • Geobsedeerd door kansen:
    • Zeer kieskeurig, weet gouden kansen te onderscheiden
    • Juiste idee komt tegemoet aan echte behoefte in markt
  • Gepassioneerd voor een doel:
    • Zelfzeker, vastberaden en betrokken
    • Gedisciplineerd, doorzettingsvermogen
    • Nooit doelloos/roekeloos
  • Leven op pro-actieve manier:
    • Gedrag is functie van beslissingen en niet van omstandigheden
    • Nemen initiatief en verantwoordelijkheid om dingen te laten gebeuren
  • Zijn vertrouwenswaardig en geloofwaardig:
    • Voortbestaan hangt af van percepties van stakeholders en relaties in toekomst
  • Kunnen leiding geven en hebben vermogen om te inspireren:
    • Invloed uitoefenen zonder formele macht
    • Bemiddelaar
    • Integriteit cruciaal
  • Hisrich & Peeters = gebrekkige onderneminsprofielen
Lees meer...

Belang van ondernemerschap

*Werkgelegenheid:

  • Birch = indeling bedrijven naar gelang jobcreatie:
    • Muizen: snelle opgang, snelle dood
    • Olifanten: grote ondernemingen, stagnerende werkgelegenheid
    • Gazellen: snelle groei, klein-middelgroot, jong & volatiel, dynamisch = jobcreatie

*Bron van innovatie:

  • Schumpeter = ondernemerschap wordt gekenmerkt door ontstaan van nieuwe combinatie, leidend tot een discontinuïteit
  • Taak van ondernemer: opportuniteiten te zien en daarna alles doen om kans tot een succes te maken
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen