Menu

Item gefilterd op datum: januari 2014

De bestedingsbenadering: de finale goederen

De goederen die in de economie worden geproduceerd, worden ook gevraagd door de gezinnen, door de bedrijven, door de overheid of door het buitenland. Om dubbeltellingen te vermijden, houden we bij de bestedingen enkel rekening met de uitgaven voor finale goed/diensten

Het is op het eerste zicht niet evident dat de bestedingen gelijk zijn aan het BNP

Ondernemingen kunnen niet altijd alle producten verkopen, de voorraden van afgewerkte producten stijgen. We beschouwen een verhoging van de voorraden als een bruto-investering.

De nationale bestedingen worden in 4 categoriën opgeslitst:

  • de consumptiebestedingen van de particulieren
  • de investeringen van bedrijven
  • de bestedingen van de overheid
  • de uitvoer van goederen en diensten

Enkel de uitgaven voor producten met eigen productiefactoren geproduceerd, worden in rekening gebracht.

  • BNP = de som van de bestedingscomponenten – de invoer

consumptiebestedingen van de particulieren = totale bedrag dat e gezinnen in de loop van een bepaalde periode uitgeven aan consumptiegoederen en –diensten.

Bruto-investeringen van de bedrijven = alle duurzame kapitaalgoederen (=bedrijfsgebouwen en uitrusting), die de bedrijven in de loop van een bepaalde periode aankopen of voor zichzelf produceren + toename van de voorraden van afgewerkte en halfafgewerkte producten en van grondstoffen + uitgaven voor de bouw van nieuwe woningen.

Grondstoffen en halfafgewerkte producten worden beschouwd als finale goederen voor zover ze worden toegevoegd aan voorraden.

In de nationale boekhouding worden uitgaven voor de bouw van nieuwe woningen bij de investeringen, en dus niet bij de consumptie van de gezinnen, gerekend

overheidsbestedingen = overheidsconsumptie + overheidsinvesteringen

overheidsconsumptie heeft betrekking op de bezoldigingen van overheidpersoneel en de aankoop van goed door de overheid voor haar dagelijks functioneren

overheidsinvesteringen omvatten de uitgaven voor infrastructuur, zoals de aanleg van wegen, havens, enz. en voor nieuwe overheidsgebouwen

De overheid betaalt ook een aantal transfers. Die hebben geen betrekking op de aankoop van goederen en diensten en worden in de nationale boekhouding dus niet als overheidsbestedingen beschouwd.

Tot de bestedingen behoren ook de uitvoer van goederen en diensten. Die beschouwen we als buitenlandse bestedingen voor Belgische goederen en diensten.

Het bestaan van de buitenlandse handel maakt een correctie voor de invoer of de aankoop van goederen en diensten door inwoners van België in het buitenland noodzakelijk. De consumptiebestedingen van de gezinnen, de bruto-investeringen van de bedrijven, de overheidsbestedingen en zelfs de uitvoer zijn deels gericht op de ingevoerde goederen en diensten. In uitgevoerde goederen kunnen inderdaad ingevoerde goederen en diensten verwerkt zijn.

  • Daarom wordt de invoer afgetrokken van de 4 opgesomde bestedingscomponenten

Factorinkomens ontvangen uit het buitenland worden beschouwd als uitvoer van diensten, factorinkomens betaald aan het buitenland als invoer van diensten.

De bruto-investeringen kunnen van jaar tot jaar echter sterk fluctueren.

Voor België is de buitenlandse handel niet alleen zeer belangrijk, maar neemt bovendien nog in belang toe.

Lees meer...

De inkomensbenadering: het nationaal en beschikbaar inkomen

Hier bekijken we de verdeling van het BBP.

Eerst gaat een deel hiervan naar de overheid in de vorm van indirecte belastingen.

De BTW wordt berekend aan de marktprijzen inclusief de indirecte belastingen.

Subsidies worden gezien als negatieve indirecte belastingen.

Indirecte belastingen doen de prijzen stijgen.

Subsidies verlagen de marktprijzen.

BBP tegen factorkosten = wat overblijft na aftrek van deze netto indirecte belastingen

NNI = netto nationaal inkomen

Het BBP tegen factorkosten wordt verdeeld tussen arbeid en kapitaal.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen inkomen uit arbeid2  het bruto exploitatieoverschot3 van bedrijven en gemengde inkomens. Bij die laatste gaat het om inkomens waarvoor het onderscheid tussen arbeidsinkomens en exploitatieoverschot niet kan gemaakt worden. Het omvat inkomens van zelfstandigen en personenvennootschappen.

Exploitatieoverschot = de ontvangsten van de onderneming – de kosten van intermediaire goederen en arbeid.

Het wordt gebruikt om intresten te betalen op leningen van de bedrijven en voor afschrijvingen.

Wat hierna overblijft is de winst VOOR belastingen.

Afschrijvingen: ondernemingen moeten er rekening mee houden dat hun kapitaalgoederen elk jaar een deel van hun waarde verliezen. (de kapitaalgoederen depreciëren). De ondernemingen vangen deze depreciatie op door een deel van hun exploitatieoverschot niet uit te keren aan de productiefactoren onder de vorm van lonen, intresten en dividenden, en in het bedrijf te houden.

De winst die overblijft na aftrek van de intresten en de afschrijvingen, wordt gebruikt voor de betaling van de belastingen op winsten. Wat daarna overblijft kan worden uitgekeerd aan de eigenaars van het bedrijf of onder diverse boekhoudkundige hoofddingen in het bedrijf gehouden worden.

Het beschikbare inkomen = het inkomen dat ter beschikking staat van de gezinnen en dat deze kunnen gebruiken voor aankopen of sparen.

Het bevat niet alleen de inkomens die de gezinnen ontvangen uit arbeid, maar ook het inkomen van gezinnen uit vermogen (huur van gebouwen, intresten en dividenden).

Lees meer...

De productie benadering: de bruto toegevoegde waarde

BNP = som van de bruto toegevoegde waarde van alle ondernemingen die actief zijn binnen het territorium + de bruto toegevoegde waarde die gecreëerd wordt door de overheid.

BTW van een onderneming of van de overheid = de waarde die de onderneming of de overheid met eigen werknemers en uitrusting toevoegt aan de gebruikte inputs van grondstoffen en hulpstoffen.

We gebruiken “bruto” om aan te duiden dat we bij de berekening het waardeverlies van de uitrusting niet in rekening brengen.

Op het vlak van de individuele onderneming meten we de omvang van de productie adhv het zaken-of omzetcijfer.

Het omzetcijfer wordt berekend als het product van de kwantiteiten van de goederen die gedurende een bepaalde periode verkocht werden, en de verkoopprijzen.

Na aftrek van de bedragen die de onderneming betaalt aan andere ondernemingen voor de levering van grondstoffen, halffabricaten en diensten die worden gebruikt als lopende inputs in haar productie, bekomen we de BTW.

De overheid produceert diensten zoals openbare orde, onderwijs en veiligheid. Ook stelt ze straten en autowegen ter beschikking. Deze worden meestal gratis of tegen een prijs ver beneden de kostprijs aangeboden.

ð Het heeft dus geen zin om de BTW van de overheid te bepalen op basis van de marktprijs. Daarom wordt ze berekend adhv de kostprijs.

Hierbij worden enkel de lonen die de overheid betaalt, en de werkelijke of toegerekende huur van de gebouwen die ze gebruikt als kosten in rekening gebracht.

!!! de intrest die de overheid betaalt op haar schuld wordt niet als kostencomponent beschouwd en dus niet in rekening gebracht bij de berekening van de BTW van de overheid.

De impliciete assumptie is dat de overheid de opbrengst van haar leningen gebruikt voor consumptie en niet voor investeringen. De intrest op de overheidsschuld houdt in deze visie dus geen verband met de bijdrage van de kapitaalgoederen van de overheid tot de BTW.

Lees meer...

Bruto nationaal product (BNP):

Het is de totale waarde van de finale goederen en diensten die worden geproduceerd met productiefactoren die toebehoren aan alle personen die in een bepaald land wonen. Die factoren kunnen gebruikt worden voor productie binnen een land, maar ook voor productie in het buitenland.

BNP = BBP + netto-factorinkomens

Bij het BBP van België voegen we de factorinkomens die personen wonende in België of Belgische ondernemingen ontvangen in het buitenland.

Vb. lonen van Belgische grensarbeiders, intresten die inwoners van België ontvangen uit het

buitenland.

Van het Belgische BBP trekken we de factorinkomens af die aan het buitenland worden bepaald.

Vb. de vergoedingen die personen wonende in het buitenland, ontvangen voor werk in België.

Het verschil hiertussen zijn de netto-factorinkomens ontvangen uit het buitenland.

Vroeger werd gewoonlijk het BNP gebruikt als maatstaf van de productie van een land. Meer recent zijn de meeste landen onder druk van de OESO en de EU overgestapt naar het BBP. Er bestaat immers een nauwere band tussen tewerkstelling en BBP dan tussen tewerkstelling en BNP.

Om het BBP te berekenen moeten we eerst nagaan welke totale waarde de bedrijven en de overheid door hun productie in de loop van een jaar hebben gerealiseerd. = productiebenadering

Om die productie mogelijk te maken worden productiefactoren ingezet tegen vergoeding. We kunnen dus ook nagaan welke inkomens worden gecreëerd = inkomensbenadering

We kunnen ook de bestedingen of aankopen van de output registreren = bestedingsbenadering.

Lees meer...

Bruto binnenlands product (BBP):

De totale productie van een land die gedurende een jaar(of een andere periode) wordt gerealiseerd.

Aangezien het bbp handelt over zeer uiteenlopende goederen en diensten ontstaat er een probleem van aggregatie (=optelling).

Men kent aan elk goed een eenheidswaarde toe, de meest voor de hand liggende eenheidswaarde is de marktprijs.

Deze eenheidswaarde laat toe om de waarde van de output van de diverse goederen en diensten op te tellen.

  • Het bruto binnenlands product is de totale marktwaarde van alle finale goederen[1]en diensten die binnen een economie gedurende een bepaalde periode worden voortgebracht. We brengen enkel de output van finale goederen in rekening en niet die van intermediaire goederen die in het binnenland worden verwerkt



Lees meer...

De nationale boekhouding

De nationale boekhouding belicht de economische activiteiten van een land gedurende een bepaalde periode vanuit 3 invalshoeken:

- De productie

- De inkomens

- De besteding

Het resultaat van de 3 moet hetzelfde zijn vermits ze dezelfde economische activiteit registreren.

Lees meer...

Hoe inkomensverdeling aanpassen?

- Heffen van belastingen

De hoge inkomens betalen hoge belastingen.

Na de belasting wordt de ongelijkheid kleiner. (Gini-co wordt kleiner)

- Stelsel van sociale zekerheid

De hoge inkomens betalen een hoge bijdrage, de kleine inkomens krijgen meer.

Door overheidsinterventie daalt de Gini-coëfficiënt.

Lees meer...

Inkomensverdeling

Wordt voorgesteld door de Lorenzcurve.

  • Zie figuur p 353!!!

Horizontale as: het cumulatief aandeel in de bevolking

Verticale as: het cumulatief aandeel in het inkomen

Het referentiepunt is de diagonaal.

Indien de inkomensverdeling perfect gelijk zou zijn, dan zou elk deciel juist 10% van het inkomen krijgen.

Elke groep bevat dus evenveel gezinnen, maar niet elke groep heeft een even groot aandeel van het inkomen.

Bij ongelijkheid hebben de eerste 10% van de bevolking minder dan 10% van het inkomen,…

Hierdoor ligt de Lorenzcurve onder de diagonaal.

Hoe verder de curve onder de diagonaal ligt, hoe groter de ongelijkheid in de verdeling.

De gini-coëfficiënt kleeft een waarde op de ongelijkheid zoals die blijkt uit de Lorenzcurve. Naarmate de ongelijkheid toeneemt stijgt de gini-coëfficiënt.

Bij perfecte gelijke verdeling is de gini-coëfficiënt = 0

Bij perfecte ongelijke verdeling is de gini-coëfficiënt = 1

Gini-coëfficiënt =

Lees meer...

Welvaart en inkomen

Een pareto-efficiënte verdeling leidt niet noodzakelijk tot een eerlijke verdeling.

Welvaart = rijkdom

Dit is moeilijk te meten omdat mensen hier heel discreet over zijn.

Welvaart wordt in grote mate bepaald door het inkomen en door de verdeling van het inkomen.

Lees meer...

Publieke goederen

Zuivere publieke goederen hebben altijd 2 kenmerken:

- Ze zijn niet uitsluitbaar: wanneer zij aangeboden worden is het niet mogelijk om economische agenten van de consumptie ervan uit te sluiten.

- De marginale kosten om een goed aan een extra individu aan te bieden = 0: wanner het goed aangeboden wordt aan n individuen kan het tegen dezelfde kostprijs ook aangeboden worden aan n+1 individuen.

Vb. straatverlichting

- Het is niet mogelijk om een consument uit te sluiten

- Als je van Gent naar Antwerpen rijdt in het donker en de straatverlichting staat aan, dan gaat ze niet meer kosten omdat er een extra auto rijdt.

Publieke goederen moeten door de overheid worden verstrekt omdat zonder overheidsinterventie de voorziening hiervan onvoldoende zou zijn.

  • Vrijbuiterssysteem

Vrijbuiter: iemand die niet betaalt voor een publiek goed, maar wel van de voordelen ervan profiteert.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen