Menu

Vorige college

Lipide: glycerol (heeft normaal OH groepen), 2 vetzuren, een fosfaatgroep en iets variabels. Bij een fosfaatlipide heb je altijd een fosfaat bovenaan. Daarmee kun je dus membranen bouwen. Je hebt waterstofbruggen, ionenbruggen en ionen van bovenaf daarnaast helpt het hydrofobische effect om de lipiden bij elkaar te houden. Ionen gaan heel slecht door een lipiden laag heen, net als polaire stoffen en grote moleculen. Een membraaneiwit kijkt voor een deel tegen het membraan aan, dus een membraan moet ook hydrofobe zijketens hebben aan die kant. Amfipathie: de ene kant is hydrofiel en de andere kant is hydrofoob.

Als het warm is heb je vloeibaar lipid, als het koud wordt heb je een hele scherpe overgang naar vast. Dus er bestaat een smelttemperatuur. Met een star membraan kan een cel niks. Als een membraan te vloeibaar wordt, wordt het doorlatig, dat is niet de bedoeling!! Er is een ideale compositie: wat voor taak heeft de cel en in welke omgeving bevindt ie zich. De cel zet alles op alles om deze compositie te behouden en kan dus de samenstelling van het membraan veranderen als dat moet.

Lees meer...

Hulp bij voortplanting

Als een vrouw aangetaste eileiders heeft kan IVF een oplossing zijn. Het is een bevruchting via glas.

Er zijn 4 fasen:

-Stimulering van follikelrijping door hormonen toe te dienen, rijpen tegelijk vijf tot tien.

-Aanprikken van follikels wanneer de follikels rijp zijn, zuigt de arts met een holle naald de eicellen uit de follikels en brengt ze over in een schaaltje.

-Bevruchting De partner lever zijn sperma. Na een behandeling brengt een laborant de zaadcellen in het schaaltje. Zo’n 200.000 per eicel.

-Plaatsing in de baarmoeder 2 tot 5 dagen na het aanprikken plaatst de arts een of twee embryo’s.

Klompjes van 4 tot 8 cellen. De vrouw krijgt hormonen om de groei van het baarmoederslijmvlies en het innestelen van de embryo’s te stimuleren.

Als de man slecht sperma heeft is de enige mogelijkheid ICSI. Een vorm van IVF, alleen wordt er een zaadcel bij de eicel gedaan.

Prenatale diagnostiek is een afdeling waar artsen foetussen onderzoeken met verschillende technieken. Met echoscopie onderzoeken artsen met geluidsgolven een foetus. Een Vlokkentest Kan vanaf de 10de week van de zwangerschap informatie geven. Een vlokkentest is een test waar een arts wat vlokken van de placenta opzuigt. Een laborant onderzoekt of de chromosomen erfelijke afwijkingen hebben. Een vruchtwaterpunctie is mogelijk vanaf week 16. Met een holle naald zuigt een arts vruchtwater op.

Er zijn ernstige ziektes zoals taaislijmziekte, de ziekte van huntington en erfelijke borst en eierstokkanker. Dan is embryoselectie mogelijk. Na de geboorte word er een druppeltje bloed van het kind afgenomen. Het wordt getest op chronische ziektes die te behandelen zijn met een dieet of medicijnen. Er wordt getest op PKU, een baby maakt dan te weinig enzymen aan om aminozuur af te breken. (Binas 67H) Door eiwitten te eten krijg je fenylalanine binnen. Als er onvoldoende enzymen zijn om dat aminozuur af te breken ontstaat er een ophoping van fenylalanine in het bloed van de baby. Dat is gevaarlijk voor de hersenen van de baby.

Lees meer...

Hormonen regelen

De vruchtbaarheid start in de puberteit. Door de productie van FSH(follikelstimulerend hormoon) en LH(luteïniserend hormoon) in de hypofyse(een hormoonklier) komen er allemaal processen op gang. Binas 89A. Bij jongens stimuleert FSH de zaadballen om zaadcellen te vormen. LH stimuleert de zaadbuisjes om testosteron te produceren. Binas 89C. Testosteron heeft net als FSH een stimulerende invloed op de productie van zaadcellen, dan ben je vruchtbaar. Door testosteron verandert het lichaam.

-baard in de keel
-beharing
-verhoogt de spierontwikkeling
-groei van uitwendige geslachtsorganen

Deze kenmerken zijn de secundaire geslachtskenmerken, ze ontstaan pas in de puberteit. De primaire geslachtskenmerken zijn bij de geboorte aanwezig. Tertiaire geslachtskenmerken zijn geen uiterlijke kenmerken. Je ontwikkeld een eigen smaak, sociaal netwerk, en een eigen kijk op normen en waarden.

Bij meisjes starten de hormonen FSH en LH de menstruatiecyclus. Elke maand stimuleert FSH de ontwikkeling van 5 tot 12 follikels in een van de eierstokken. Binas 86B2 Een follikel is een blaasje van een aantal cellen, waaronder de toekomstige eicel. Rijpende follikels vormen oestrogenen, dat zijn vrouwelijke geslachtshormonen. Door deze hormonen groeit er baarmoederslijmvlies. Binas 86C. 1 follikel ontwikkeld tot een eicel. Rond dag 14 stimuleert de grote hoeveelheid oestrogenen de productie van extra LH. Door de toename van LH barst de eicel uit de follikel en komt in de eileider terecht, dat heet de ovulatie/eisprong. Als de follikel in de eierstok achterblijft neemt het veel vetachtige stoffen op. Het restant heet het gele lichaam. Het gele lichaam produceert naast de kleine hoeveelheid oestrogenen ook het hormoon progesteron. Door progesteron ontstaan er extra bloedvaten in het baarmoederslijmvlies. Daardoor is er een mogelijkheid voor een grote aanvoer van voedingsstoffen en zuurstof mogelijk. Als het gele lichaam niet innestelt sterft het af. Dan stopt de productie van progesteron. Door de daling van progesteron sterft het baarmoederslijmvlies af en begint de menstruatie(Binas 86C). Oestrogenen hebben invloed op de secundaire geslachtskenmerken van meisjes. Bij jongens is dat testosteron!

-groei van schaamlippen en borsten
-bredere heupen
-meer vet op bovenbeen en heupen
-beharing

Rond dag 14 kan een bevruchting plaatsvinden. De hormoonproductie is aangepast aan de zwangerschap. De bevruchte eicel deelt zich tot de placenta. (Binas 86E). Cellen in die vlokken vormen het hormoon HCG(Humane Chorion Gonadotropine). HCG verkomt het verschompelen van het geel lichaam in de eierstok. Het geel lichaam gaat veel progesteron maken waardoor het baarmoederslijmvlies niet afsterft, geen menstruatie dus. Door de productie van progesteron blijft de vorming van FSH en LH uit, de hypofyse word geremd. Daardoor rijpen er geen nieuwe follikels tijdens de zwangerschap. De placenta heeft na 3maanden de taak van het geel lichaam overgenomen. Het produceert nu volop progesteron en oestrogenen. Het geel lichaam verschrompelt en de productie van HCG stopt.

Een bevalling loopt in 3 fasen:

Ontsluiting: Er ontstaan weeën onder invloed van hormonen. Hierdoor gaat de baarmoedermond open. De vruchtvliezen breken en het vruchtwater loopt weg.

Uitdrijving: Door persweeën komt de baby op de wereld. Nageboorte: Tot slot naweeën. Die drijven de placenta, de resten van de vruchtvliezen en de navelstreng uit.

Lees meer...

vorming geslachtscellen.

In een karyogram(Binas 70B) staan de gefotografeerde chromosomen gesorteerd in paren. Lichaamscellen zijn diploïd(2n) ze bevatten 23 chromosoomparen. Voor elk paar geld: de ene chromosoom is van de moeder de ander van de vader. Ze bevatten beide informatie over erfelijke eigenschappen. Geslachtscellen hebben een afwijkend aantal chromosomen. Ze hebben van elk chromosoompaar maar een exemplaar. Ze hebben dus 23 verschillende chromosomen, dit het heet haploïd(n). Na bevruchting bevat de zygote weer een diploïd aantal chromosomen. De deling die het chromosoomaantal halveert het de meiose. Binas 76B) Bij mannen begint dat in de puberteit en gaat het hele leven door. Een meiose duurt bij mannen een dag of 60. Bij vrouwen start de meiose voor de geboorte maar stopt het in de profase 1. Vanaf de puberteit tot de overgang maakt elke maand een eicel meiose 1 af. Meiose bestaat uit 2 delen: meiose 1 en meiose 2. In meiose 1 gaan de chromosoomparen uit elkaar. Dat levert 2 haploïde groepen chromosomen op. Alle chromosomen zijn nog verdubbeld en bestaan uit 2 chromatiden. Bij meiose 2: de chromatiden van de verdubbelde chromosomen gaan uit elkaar, net als bij mitose. Na meiose 1 en 2 zijn er 4 haploïde cellen ontstaan. Bij vrouwen volgt meiose 2 alleen als de eicel bevrucht is.(Binas 76B2)

Hoe kan het dat je als kind meer op je vader lijkt dan op je moeder? De verdeling van de chromosomen over de geslachtscellen berust op toeval. Dus als je bijvoorbeeld bij de moeder een eicel met meer chromosomen van haar vaders kant dan van haar moeders kant krijgt, lijk je meer op je opa dan op je oma. De zaadballen bestaan uit dunne zaadbuisjes(Binas 86A). Iedere zaadcel heeft een zwemstaart, een hals met mitochondriën en een kop. In de kop zit de kern met chromosomen. Het verschil tussen de vorming van zaadcellen en eicellen staan in Binas 86D.

Het komt voor dat 2 eicellen zich tegelijkertijd volledig ontwikkelen. Wanneer beide eicellen met een zaadcel versmelten ontstaat er een twee-eiige tweeling. Een eeneiige tweeling ontstaat wel uit een cel. De groepjes cellen splitsen en er ontstaan 2 embryo’s. Bij jongens ontstaan uit een diploïde cel vier zaadcellen. Bij meisjes een eicel en 3 poollichaampjes.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen