Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Cognitieve theorieën  psychologische invalshoek

We zetten ons voor iets in omdat we weten dat we ons prettig zullen voelen wanneer we ons doel bereiken

 verwachtingen zijn opgebouwd door vroegere ervaringen

Attributietheorie (Weiner)  we schrijven aan het handelen een oorzaak-gevolgverklaring toe, we trachten elke handeling te verklaren

  • Attributies = ideeën die mensen hebben over de oorzaken van bepaalde gebeurtenissen
  • Causale attributie = beschrijft hoe personen gedrag oorzakelijk verklaren
  • Slagen en mislukken wordt verklaard op 4 verschillende wijzen

Intern of extern  de oorzaak ligt binnen of buiten de persoon

Stabiel of onstabiel  de oorzaak kan gewijzigd of niet gewijzigd worden

Controleerbaar of niet-controleerbaar  de persoon kan de situatie al dan niet beheersen

Globaal of specifiek  de oorzaak slaat op vrijwel alle situaties of op een specifieke situatie

Fundamentele attributiefout

  • Falen  we overschatten de invloed van de omgeving en onderschatten de persoonlijke eigenschappen
  • Bij anderen  we onderschatten de invloed van de omgeving en overschatten de persoonlijke eigenschappen

Bij onszelf

Bij anderen

Oorzaak van successen

Interne attributie

Externe attributie

Oorzaak van falen

Externe attributie

Interne attributie

Intrinsieke motivatie

  • Het doel van het gedrag ligt in de aard van de activiteit
  • Gemotiveerd omdat het doel de handeling zelf is
  • Leergierigheid, iets goed willen kunnen, verwachting dat je iets goed zal kunnen

Extrinsieke motivatie

  • Het doel van het gedrag ligt in de gevolgen van het gedrag
  • Je stelt gedrag o.w.v. de gevolgen die je ermee kunt bereiken.

Krijgen van een beloning

Vermijden van iets vervelends

Het krijgen van waardering

Het aanknopen bij een toekomstperspectief

  • Vertegenwoordiger = Kurt Lewin
  • Aspiratieniveau = niveau dat het individu denkt te kunnen bereiken
  • Verschil in aspiratieniveau door

Eigen unieke (succes)ervaringen

Het beeld dat we van onszelf hebben

Het feit of we al dan niet aandacht krijgen

Motivatieprobleem (Bergen) = resultaat van een proces  5 fasen

  • Aspiratie

Leerling moet zich een doel leren stellen dat met enige moeite kan worden bereikt (te gemakkelijk en te moeilijk schenken allebei geen voldoening)

  • Werkhouding
    • Vermijdingsgedrag (excuses hebben om ergens niet aan te beginnen) en toenaderingsgedrag (het wel zien zitten om ergens aan te beginnen)
  • Toeschrijving
    • Falen of slagen toeschrijven aan inzet  positief resultaat in toekomst
    • Falen of slagen toeschrijven aan factoren waaraan ze zelf niets kunnen doen  niet beter presteren in de toekomst
  • Het gevoel
    • Teleurstelling of tevredenheid na het maken van een opdracht wordt beïnvloed door de waardering die iemand al dan niet krijgt vanuit zijn omgeving enerzijds en door het toeschrijven van succes of falen anderzijds
  • Toekomstverwachting
    • Realistische doelen hebben, succes en falen toeschrijven aan zichzelf en een positief gevoel hebben over gemaakte opdrachten  gemotiveerd zijn om te werken

Lees meer...

Drifttheorieën  biologische invalshoek

  • Woodworth verving “instinct” door “drift”
  • Driften: gebaseerd op concrete fysiologische toestanden van het organisme + zetten aan tot actie
    • Aangeboren driften  fysiologisch ontstane drijfveren
    • Aangeleerde driften  verschillen van cultuur tot cultuur
Lees meer...

Instincttheorieën  biologische invalshoek

  • Steunt op overlevingsdrang en is geïnspireerd op Darwin
  • Basisidee = mensen zijn geboren met een stel voorgeprogrammeerde gedragingen die ze nodig hebben om te overleven
  • McDougall probeerde doelgerichtheid van het gedrag te verklaren door beroep te doen op het begrip “instinct”  instinct was een aangeboren capaciteit tot het stellen van doelgericht gedrag
Lees meer...

Motivationele conflicten

  • Doel nastreven kan als gevolg hebben dat het in conflict komt met het nastreven van een ander doel  het ingaan op het ene motief betekent dat men niet kan ingaan op het andere motief
  • Miller  motivationele conflicten
    • Toenaderings – toenaderingsconflict

Keuze maken en één van de doelen laten vallen

Makkelijk op te lossen

Naarmate ze eerder aanleunen bij een van de twee doelen zal de neiging om het ene doel te bereiken groter worden. De neiging naar het andere doel zal zwakker worden.

  • Toenaderings – vermijdingsconflict

Sommige doelen hebben zowel een negatieve als een positieve beleving  we voelen ons even sterk aangetrokken als afgeschrikt

Vermijdingstendens stijgt sneller dan de toenaderingstendens

Wanneer vermijdingstendens daalt, stijgt toenaderingstendens opnieuw

Moeilijk op te lossen

  • Vermijdings – vermijdingsconflict

Twee onaangename alternatieven  twee negatieve doelen vermijden

Moeilijk op te lossen

Conflict te moeilijk  persoon kiest voor een van de twee onaangename doelen om zo uit conflict te komen

Lees meer...

Soorten doelgerichtheid

  • Vermijdingsgedrag  doel = onlustvolle gedragingen voorkomen
    • Passief
    • Actief (ontsnappen)
  • Toenaderingsgedrag  doel = positieve, aangename doelen bereiken
    • Iets nastreven wat men niet heeft
    • Trachten te behouden wat men heeft
Lees meer...

Begripsomschrijving

  • Motivatie gaat over mechanismen die verantwoordelijk zijn voor
    • Voorkeur voor een activiteit
    • Felheid waarmee het gedrag wordt uitgevoerd
    • Volharding om een doel te bereiken
  • Motivatiepsychologie = studie van het ontstaan, de richting, de intensiteit en de duur van doelgericht gedrag
    • Ontstaan = waarom begint het nu? Waarom op dat moment?
    • Richting = wat begint hij te doen?
    • Intensiteit = waarom spant hij zich daarbij hard in?
    • Duur = hoeveel tijd besteedt hij aan dat gedrag?
    • Van een doelgericht gedrag = wat wil hij ermee bereiken?
  • Motivatie = niet rechtstreeks observeerbaar
    • We kunnen alleen zien of iemand gemotiveerd is en waardoor
Lees meer...

Inleiding

  • Behavioristen  beschreven alleen wat ze zagen, wat ze konden meten
  • Andere stromingen  proberen te verklaren wat zich in het individu afspeelt en voelen een tussenliggend motief toe
  • Motivatiepsychologen  zoeken antwoorden op de vragen naar die motieven
  • Duwkracht  waarom stelt iemand op een bepaald ogenblik en bepaald gedrag en iemand anders niet?
  • Aantrekkingskracht  wat motiveert ons, wat trekt ons aan bij het handelen?

Wanneer we het over motivaties hebben, hebben we het over het waarom en het waartoe van ons gedrag. De antwoorden op die vragen kunnen ons helpen om gedrag beter te begrijpen en om gedrag te kunnen voorspellen.

Lees meer...

De zelfwaardering

  • Zelfwaardering = algemene oordelende houding t.o.v. onszelf  dit bepaalt ons denken, voelen en ons gedrag
  • Positief – negatief zelfbeeld  heeft effecten op de persoon
    • Positief: presteren beter, leggen gemakkelijker contacten met anderen, verhoogt de kans op succes, aanvaarden zichzelf, kunnen heel wat verwerken, goed aangepast en aangenaam in de omgang
    • o Negatief: angstig, zien andere mensen als een bedreiging, vermijden het liefst contact, verhoogt de kans op mislukken, onzeker, kwetsbaar, weinig zelfvertrouwen, zonderen zich af
Lees meer...

Informatiebronnen bij de opbouw van het zelfbeeld

  • Introspectie  het waarnemen van onze gevoelens en gedachten, “in onszelf kijken”
  • Zelfperceptie  het waarnemen van ons gedrag en er een oordeel over vormen
  • Looking glass self  de interpretatie van het gedrag van anderen die reageren op ons gedrag. Anderen dienen hierbij als spiegel voor ons (in hun reactie zien we onszelf). We hebben liever een negatieve reactie dan helemaal geen reactie, want door geen reactie voelen we ons afgewezen.
  • Autobiografische herinneringen  herinneringen over ons verleden. Ons geheugen kan informatie vervormen waardoor we ons alleen maar de positieve dingen herinneren. We gaan deze gegevens aanpassen aan het beeld dat we al hebben van onszelf.
Lees meer...

Het zelfbeeld

  • Zelfbeeld = geheel van gedachten, ideeën en oordelen die je over jezelf hebt  wie ben ik?
  • Sociale zelfbeeld  ontstaat door interactie met betekenisvolle personen of groepen
  • Emotionele zelfbeeld  opgebouwd doordat we onze gevoelens waarnemen wanneer we ons in een specifieke situatie bevinden
  • Cognitieve zelfbeeld  het beeld dat we hebben over ons schools presteren en onze intelligentie
  • Fysieke zelfbeeld  uiterlijke kenmerken en lichamelijke prestaties
  • Materiële zelfbeeld  opvattingen over materiële aspecten en eigen situatie i.v.m. bezit en geld
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen