Menu

Runderen met een menselijk trekje

Transgene organismen (organismen die DNA van een ander organisme in een chromosoom ingebouwd heeft gekregen) ontstaan door de recombinant-DNA-techniek (het overbrengen van een stukje DNA/RNA met gewenste informatie in het DNA van een ander organisme). De recombinanttechniek geeft mogelijkheden om nieuwe/betere producten te maken.

Bij celfusie laten onderzoekers twee gewone cellen samensmelten, waardoor er een nieuwe cel ontstaat met genen van beide cellen. Je kan bijvoorbeeld tumorcellen samensmelten met cellen die antistoffen vormen tegen een bepaalde ziekte, waaruit een kloon van cellen die snel delen ontstaat en dezelfde monoklonale antistof maken.

Aspergillus oryzae is een schimmel die met behulp van recombinant-DNA-techniek lactoferrine maakt.

Lees meer...

Runderen uit glas

Door superovulatie kan er bij een koe meerdere eicellen tegelijk rijpen. Door middel van kunstmatige inseminatie (KI; het inbrengen van sperma met een buisje in de baarmoeder) wordt de koe zwanger gemaakt, waardoor uit alle eicellen embryo’s ontstaan. Deze embryo’s worden door een dierenarts in de baarmoeder van draagkoeien gebracht. Dit heet embryotransplantatie (ET).

Klonen ontstaan door ongeslachtelijke voortplanting uit één voorouder. Bacteriën, schimmels en gisten kloneren gemakkelijk door celdeling. Bij planten wordt gekloneerd door behulp van stekjes of weefselkweek. Onderzoekers kunnen een embryo van een dier in meerdere delen splitsen door embryosplitsing. Als de kern van een cel wordt overgebracht in een lege eicel heet dit kerntransplantatie.

Lees meer...

Mientje en Adelheid

Een dihybride kruising is een combinatie van twee monohybride kruisingen. Er wordt tijdens de kruising op twee genen tegelijk gelet. De kans op een bepaald type nakomeling kan je aflezen in een kruisingsschema. Als er nieuwe combinaties ontstaan, heet dit recombinatie. Dit is alleen mogelijk als de genen op verschillende chromosomen liggen; uit twee genen die gekoppeld op hetzelfde chromosoom liggen ontstaat geen nieuwe combinatie. De kans op een bepaald geno- of fenotype onder de nakomelingen kun je ook berekenen door het product te nemen van de kansen op de uitkomsten van elke afzonderlijke monohybride kruising;

AaBb x AaBb

Aa x Aa = AA (1/4), Aa (2/4), aa (1/4)

Bb x Bb = BB (1/4), Bb (2/4), bb (1/4)


Kans op nakomeling AABb = 1/4 + 2/4 = 2/16 Kruisingen tussen verwante dieren/mensen leiden tot inteelt. De kans dat in de nakomelingen eigenschappen te voorschijn komen die horen bij recessieve allelen is groter dan bij kruisingen tussen niet verwante individuen.

Lees meer...

Melk, melk en nog eens melk

Wanneer fokken als doel heeft een ras te verbeteren, is er sprake van veredelen. De mens selecteert
steeds de beste ouderdieren. Een goede combinatie van erfelijke eigenschappen komt pas optimaal
tot uiting onder gunstige omstandigheden (genotype en milieu moeten erg gunstig zijn).

Lees meer...

Als genen afwijken

Om te kijken of een kind een ziekte kan erven kan een erfelijkheidsonderzoek gedaan worden. Voor een gentest zijn dan cellen van het embryo nodig om het DNA te onderzoeken. Dit heet prenatale diagnostiek en kan door een vlokkentest (bij 10 weken) en een vruchtwaterpunctie (bij 16 weken), maar dan is er een kans van 2 % op een miskraam, en door een navelstrengpunctie (rond 19 weken). Ook kunnen er embryonale cellen uit het bloed van de moeder worden verzameld (in week 8).

Lees meer...

Je genen geef je door

Het allel voor proeven is dominant (A) en het allel voor niet-proeven is recessief (a).In een stamboom geef je een man met een vierkant en een vrouw met een rondje aan. Homozygoot betekent dat je twee gelijke allelen hebt (AA/aa), heterozygoot betekent dat je twee verschillende hebt (Aa). Als je een allel niet weet zet je een punt. Als je heterozygoot bent kan je drager zijn van een ziekte. Aandoeningen die X-chromosomaal overerven (bv kleurenblindheid) komen vaker bij mannen voor. Kruisingen waarbij gelet wordt op 1 kenmerk zijn monohybride kruisingen. De oudergeneratie in een stamboom heet P, de zonen en dochters F1 (fenotype dominant allel) en door onderlinge kruising van de F1-generaties ontstaat de F2-generatie (75 %fenotype dominant allel), dus de kleindochters en kleinzonen. Als 2 allelen evenveel invloed hebben levert dit een intermediair (tussenvorm) overerving. Als er meer dan 1 dominant allel is voor een eigenschap heet dat co-dominantie (bv bij bloedgroepen (A +B = AB)).

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen