Menu

Markteconomie

In een markteconomie steunt de allocatie (toewending) van productiefactoren en van producten volledig op het prijsmechanisme. Potentiële kopers en verkopers vinden elkaar dan in een algemeen ruilsysteem.

Er zijn 3 grote kenmerken:

  • Goederen worden slechts verkocht en productiefactoren ter beschikking gesteld voor zover de eigenaars ervan een vergoeding ontvangen. Omgekeerd zullen kopers ook slechts verwerving overwegen als ze aan het product een grotere waarde hechten als aan de tegenprestatie.  steunt dus op vrijwillige en wederzijdse voordelige ruil.
  • Het marktmechanisme is een gedecentraliseerd allocatiesysteem. Via de aankoop en verkoop wordt er informatie geleverd die de samenstelling van de productie bepaalt.
  • Het marktmechanisme steunt eveneens op het beloningsprincipe: het aanbod wordt gemotiveerd door de prijs. De relatieve prijzen bepalen de samenstelling van het productiepakket. Het initiatief tot productie gebeurt vanuit in private ondernemingen, met als drijfveer winstmaximalisatie. De rol van de overheid is tot een minimum herleid: financiën, ordehandhaving, defensie en buitenlandse zaken. De motor van de economische activiteit is concurrentie -> het continue streven naar meer welvaart.

De koopkrachtverdeling is niet steeds goed verdeeld. Dit heeft als gevolg dat de overheid steeds meer gaat ingrijpen op sociaal vlak.

Soms is er ook een gebrek aan efficiëntie wanneer de marktprijs slechts bepaald wordt door bedrijven met een machtsoverwicht.

De markteconomie is dynamisch, ze zal op wijzigingen in behoeften direct reageren met veranderingen in relatieve prijzen. Als er minder vraag is, gaan de prijzen dalen, en gaan bedrijven failliet of het kapitaal wordt naar een andere sector gedraineerd. Overschakeling van productiefactoren tussen sectoren kan resulteren in leegstand en werkloosheid.  cumulatieve bewegingen in negatieve zin.

Als het probleem blijft aanhouden gaat de overheid ingrijpen door bv. de import van de door de concurrentie ingevoerde goederen te verminderen.

De werking van een markteconomie is gebaseerd op afbakening en het afdwingbaar maken van private eigendomsrechten.

Commons: gemeenschappelijke weidegronden, oceanen, ozonlaag,…

Free riders: individuele huishoudingen die naar een maximaal persoonlijk nut op korte

termijn streven en de activiteiten van hun kosten op anderen afwenden.

 egoïstisch, naar de visie van voor wat, hoort wat.

 de overheid grijpt dan in met wetgeving en regelgeving zodat de

de instandhouding van gemeenschappelijk eigendom verzekert wordt.

Lees meer...

economische orde

Keuzes economische huishouding:

  • waar productiefactoren inzetten?
  • Welke goederen en diensten produceren?
  • Hoe de productie aanwenden voor de verschillende leden in de samenleving.

 impliceert:

  • maximale economische bedrijvigheid
  • maximale benutting van productiefactoren (arbeid, onderbenutting kapitaal,…)

 alle goederen moeten dus ook zo efficiënt mogelijk geproduceerd

worden

  • Dat het pakket aan goederen tot stand komt wat voor een hoger welvaart zorgt  vereist efficiëntie in de ruil.
  • Als er nog re-allocatie mogelijk is, is de huishouding niet optimaal.

Als er geen re-allocatie mogelijk is van goederen of diensten en er dus maximale welvaart is, spreken we van Pareto-efficiëntie.

Met de productiemogelijkhedencurve beschrijft men alle combinaties van goederen die maximaal kunnen worden gerealiseerd bij een efficiënte inzet van productiefactoren.

 hangt volledig af van de preferenties van de maatschappij

 in de realiteit moet men het ene objectief vaak afwegen tegenover het andere, we spreken dan van trade-off.

 te sterk nastreven van rechtvaardigheidsobjectieven bij het bepalen van de

vergoeding van productiefactoren kan leiden tot het verzwakken van de

ondernemings- en arbeidsgraad. (welvaart daalt)

 te sterk nastreven van de efficiëntie leidt soms tot politiek-maatschappelijke

ongewenste welvaartverschillen.

 er is dus een economische orde/organisatie vereist.

Lees meer...

Overige functies

  • Vele banken bieden ook verzekeringstransacties aan.
  • Ze geven tevens beleggings- en financieringsadvies aan particulieren en bedrijven.
  • Dienstverlening (verhuur safes, juridisch en fiscaal advies, …)

De middelen van een bank bestaan uit haar eigen vermogen, de leningen die ze bij andere financiële instellingen heeft aangegaan en de bij haar geplaatste beleggingen

(bv. zichtrekening)

Deze middelen worden aangewend voor de aankoop van ontroerende goederen, beleggingen en voor kredietverlening.

Vele banken doen ook buitenbalansactiviteiten: adviezen, garantstellingen,…

 hiervoor krijgen ze vergoedingen.

Banken lopen risico bij transacties in afgeleide producten (ook niet op balans).

Hierbij kunnen ze grote winst boeken, maar ook grote verliezen.

 cruciaal dat aandeelhouders de buitenbalansactiviteiten in het oog houden.

Ook banken gaan zich specialiseren.

Zo heb je investment en merchant banks.

Investment banks ontstonden in de VS en Duitsland om industriële projecten te helpen financiering te vinden. Merchant banks waren een afsplitsing van oude handelshuizen in Engeland en Holland, die zich toelegden) op de financiële afhandeling van de handelsverrichtingen. Er is nu geen groot onderscheid meer behalve dat de eerst genoemde zich toespitst op financiering van grote industriële bedrijven en de andere op handelsfinanciering.

Spaarbanken richten zich meer op een bepaalde groep (landbouwers, zelfstandigen, type financieel product,…)

Zakenbanken beleggen hun middelen in aandelen of in obligaties van industriële bedrijven. Ze treden ook op als uitgiftesyndicaten bij de plaatsing van obligatieleningen en geven advies bij fusie of overname van een bedrijf. Sommige leggen zich toe op durfkapitaal (voor jonge ondernemingen).

Holdings focussen zich op het beheer van de ondernemingen waar zij participaties in het kapitaal hebben genomen.

Institutionele beleggers:

- verzekeringsmaatschappijen

 beleggen hun reserves en via verzekeringsbons

trekken ze kapitaal aan.

- pensioenfondsen van ondernemingen of sectoren

- collectieve beleggingsfondsen

 verzamelen kapitaal van kleine beleggers en beleggen dit globaal om het

risico te reduceren

Openbare kredietinstellingen zijn financiële bedrijven waar de overheid hoofdeigenaar is. (vroeger sterk aanwezig in België, nu veel minder)

Branchevervaging treed op wanneer instellingen hun activiteiten buiten hun gebruikelijke domein uitbreiden.

Bv. Een bank die gaat fusioneren met een ander bedrijf om de klant een ruimer en voordeliger pakket aan te bieden.

Lees meer...

Geldschepping

De krediet of geldmultiplicator geeft het getal weer waarmee men een initieel deposito moet vermenigvuldigen om de maximale hoeveelheid giraal geld te bekomen, die het bankwezen met een gegeven liquiditeitsquote daaruit kan creëren.

(omzetting chartaal in giraal geld)

Liquiditeitsquote geeft de verhouding weer van de kasmiddelen op de onmiddellijk opvraagbare tegoeden die de banken willen in acht nemen om aan een mogelijke vraag van het publiek tot omzetting van giraal geld in chartaal geld te kunnen voldoen.

Hoe kleiner de quote hoe groter de multiplicator.

De som van een meetkundige rij (mbt geldcreatie)

De liquiditeitsquote kan berekend worden door de maximale geldcreatie te delen door het initiële deposito -> ZIE OEF! BLZ. 34

De reciproque kan berekend worden door het totaal aan additioneel giraal geld te delen door het initiële deposito.

MGH = maatschappelijke geldhoeveelheid = M1

ID = initieel deposito

MGC = maximale geldcreatie

Redenen waarom de feitelijke expansie eigenlijk niet zo groot is:

- de banken moeten een genoeg betrouwbare kredietaanvragen ontvangen

Ze kunnen het publiek aanmoedigen door lage intrest, maar ze mogen hun niet verplichten.

- De overheid legt soms de kredietmogelijkheid van banken aan banden door technieken die erop gericht zijn hun kasvoorraden te steriliseren (zodat zij niet als dekking dienen) door hun krediet bij de emissiebank duurder te maken of door directe kredietplafonnering.

- Banken ontvangen en betalen deposito’s aan het buitenland.

Betalingen zorgen ervoor dat de deposito’s niet meer gebruikt kunnen worden. Terwijl ontvangsten een nieuw geldmultiplicator in werking kan stellen.

- Het publiek kan een deel van hun giraal geld terug omzetten in chartaal geld wat tot gevolg heeft dat de werking van de geldmultiplicator zal worden geneutraliseerd en de kasvoorraden van de bank verminderen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen