Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Anderen interpreteren als volgt

Klinische psychologie: hoe mensen denken is belangrijk om te begrijpen waarom bepaalde gedachtestoornissen voorkomen.

Sociale Psychologie: hoe mensen zich gedragen bij andere mensen of in groepen.

Economics: hoe worden economische beslissingen genomen

Politiek: hoe overreding in zijn werk gaat etc

Niet alle wetenschap baseert zich op de cognitieve psychologie. Het is immers nog in opkomst en andere takken wetenschap hebben bepaalde (hogere-orde) fenomenen kunnen vaststellen door andere principes dan de cognitieve wetenschap ontdekt zijn. Wanneer we in staat zouden zijn om deze fenomenen te verklaren in cognitieve mechanismen en omgekeerd, dan zouden we een beter grip hebben op die fenomenen: m.a.w. als we het menselijk beslissen

beter begrijpen dan kan tevens de afwijkende manier van denken van de economisten voor het nemen van rationele beslissingen begrepen worden (dus blijft vaag!)

Empiricism = alle kennis komt door ervaring (Berkeley, Locke, Hume, Mill)

Nativism = kinderen komen ter wereld met een groot deel aangeboren kennis (Descartes, Kant)

Wundt: (1879) opende het eerste psychologisch laboratorium in Leipzig en was een van de eerste cognitieve psychologen. Zijn gebruikte onderzoeksmethode was Introspectie. Goed getrainde observeerders rapporteerden de inhoud van hun eigen bewustzijn onder streng gecontroleerde condities. Volgens hen stond onze geest open voor zelf-observatie en zijn we middels intensieve zelf-inspectie in staat om onze primitieve ervaringen, die worden gevormd

uit onze gedachten, te identificeren.

Mayer en Orth experimenteerden door te kijken naar het tijdsverloop van het lezen van een woord tot aan het vormen van een gedachte/verbeelding hierbij. Niet altijd kon men er wat bij bedenken/associëren. Hierdoor ontstond een debat over de kwestie van verbeeldingsloze gedachten: of (bewuste) belevingen werkelijk gescheiden kunnen worden van concrete inhoud. Op basis van dit heeft de psychologie een ontwikkeling ondergaan (hfst 4 en 5) Later begon ieder zijn eigen onderzoeksmethode te ontwikkelen en werd het een ‘zooitje’ waardoor het vertrouwen in de theorie begon te wankelen. De VS konden zich niet echt vinden in de Duitse benadering. VS zagen meer in het pragmatisme(als werkelijkheid voorstellen) en functionalisme(doelmatigheid). Het gebrek aan onderzoeksgebied en de irrelevantie leidde tot de ontwikkeling van John Watson’s Behaviorism. Volgens hen was alles te verklaren door hoe iemand zich gedraagt in een bepaalde omgeving: de omgeving lokt een bepaald gedrag uit. Een van de bijdragen van de behavioristen zijn bepaalde onderzoeksmethoden voor alle gebieden op psychologisch gebied. Zijn ´opvolger´ was B.F. Skinner. Skinner was het wel eens met de 4 stellingen van Watson, maar niet met zijn ideeën over dat gedrag als reflexen kan worden gezien. Volgens Skinner veroorzaken stimuli geen responsies maar zijn de stimuli de consequenties van responsies. Skinner introduceerde het begrip: “operant response” dat het volgende inhield: het verwijst naar gedrag dat plaatsvindt door manipulatie van de omgeving zodat er een of andere consequentie ontstaat. Met andere woorden: wanneer een dier ontdekt dat het door een druk op een knop een bepaalde hoeveelheid voedsel krijgt, zal het dier de knop met een steeds hogere frequentie indrukken. In Nazi tijd emigreerden een aantal Duitse wetenschappers naar de VS en zetten daar de Gestalt-psychologie voort: zij leerden door experimenten bij dieren.

In de psychologie ontstond de theorie over de atomische structuur van de mens, maar behavioristen gaven aan dat je die interne structuur niet nodig had voor het begrijpen van menselijk gedrag (zie onderzoek van Anderson & Bower)

Cognitieve psychologie, zoals we die nu kennen, ontstond uit de volgende 3 invloeden:

1. onderzoek naar menselijk doen en laten (human performance), vooral in WO II

wilde men weten hoe mensen informatie oppakten en hoe soldaten te trainen. Donald

Broadbent ontwikkelde hierbij de informatie theorie (information theory): een

afgeleide manier van het analyseren van het proces omtrent informatie.

2. Artificial Intelligence: hoe krijgt men computer intelligent: directe invloed was

minimaal, echter indirect is hierdoor veel onderzoek gedaan naar menselijke

intelligentie. (Simon & Newell)

3. Taalwetenschappen: Chomsky : ontwikkelde een nieuwe manier voor het analyseren

van de taal. Hij toonde aan dat taal veel gecompliceerder was dan tot toen werd

aangenomen en dat bepaalde formuleringen niet capabel waren voor het dekken van

dit complexe gebied.

Lees meer...

Motivattie hersenen

A.I. is nog niet in staat om een programma te ontwikkelen dat de werking van de hersenen van een mens kan evenaren.

Theorie van Simon: wanneer we gedetailleerd kijken naar de menselijke geest, dan kunnen we constateren dat het basis cognitieve processen op een complexe manier samen laat smelten dat leidt tot briljante resultaten.

Lees meer...

SAMENVATTING H15

  • DSM: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders
  • stemmingsstoornis: depressie
    • kenmerken: subjectief (gevoel) en objectief (prevalentie)
    • oorzaak: deels genetisch, deels omgeving (stress, infecties, hormonen)
    • behandeling: therapie, antidepressiva (4 soorten: blokkeren serotonine, catecholamine), effectiviteit (20% heeft echt baat)  electro convulsieve therapie, TMS, slaaptherapie, bewegen
  • stemmingsstoornis: bipolaire stoornis
    • kenmerken: wisselingen tussen depressief en manisch
    • oorzaak: deels genetisch
    • behandeling: medicatie (lithium), slaappatroon constant houden
  • stemmingsstoornis: winterdepressie (SAD)
    • kenmerken: depressie richting polen, circadiaan ritme ontregeld
    • behandeling: lichttherapie
  • schizofrenie
    • kenmerken: split mind – cognitie en emotie, wanen, emotiestoornis, werkgeheugen en aandacht verstoord, basis=denkstoornis?
    • oorzaak: deels genetisch, ook omgeving (prenataal, neonataal, drugsgebruik), hersenbeschadigingen, ook: verstoord dopamine/glutamaat metabolisme
    • behandeling: antipsychotische middelen (dopamine inhibitors: o.a. Thorazine en Haldol)
Lees meer...

GLUTAMAAT HYPOTHESE

  • glutamaat en dopamine werken elkaar tegen
    • antipsychotische middelen onderdrukken dopamine ~ versterken glutamaat 

deficient glutamate hypothesis: schizofrenie ontstaat door verminderde activiteit bij glutamaat synapsen

  • schizofrenie: verminderde glutamaatsynthese en –receptoren (in PFC, hippocampus)
  • drug ‘angel dust’ (PCP)
    • onderdrukt glutamaat receptoren
    • induceert positieve en negatieve schizofrenie symptomen (ook alleen na puberteit!), en veroorzaakt terugval in opgeknapte schizofrenie patiënten
    • behandeling met glutamaat versterkende middelen (o.a. glycine)?
Lees meer...

DOPAMINE HYPOTHESE

  • tot ~1950s: opsluiten in een psychiatrische inrichting; 1950s: chlorpomazine (Thorazine) vermindert positieve symptomen
  • later: meer antipsychotische middelen gevonden, kenmerk: blokkeren allen de dopamine receptoren (bijwerking via b.g.: tremoren) 

  • excess dopamine hypothesis: schizofrenie door grotere dopamine activiteit
    • schizofrenie: grotere dopamine turnover (synthese en afbraak) in m.n. basale ganglia
    • effecten lijken op die van psychose veroorzakende drugs (amfetamine, cocaïne, LSD)
    • schizofrenen: 2x zoveel dopamine (D2) receptoren (correleert met ernst van schizofrenie)
    • verklaart echter niet de trage werking van deze middelen (na weken)
Lees meer...

ONTSTAAN SCHIZOFRENIE: NEURODEVELOPMENTAL HYPOTHESIS

  • regelmatig kleine hersenafwijkingen gevonden: links temporaal en frontaal [DLPFCWM], kleinere thalamus, grotere ventrikels, geen grotere linker hemisfeer (& minder activiteit links) geen grotere neuronsterfte, misschien neuronkrimp

hypoyhese: schizofrenie ontstaat door ontwikkelingstoornis van het brein

  • gedragseffecten pas op latere leeftijd door slechtere hersenontwikkeling
  • aanwijzingen voor prenatale, neonatale, en/of later oorzaken (alcohol- en drugsgebruik)
    • prenataal: effect van slechte zwangerschap (stress, drugs), rhesusincompatibiliteit bij latere kinderen, winterkinderen (correlaties met griep in de herfst: cytokines, koorts)
    • neonataal: relaties met hoofd-trauma bij kinderen, infectie (Toxoplasma Gondii via huisdieren)

deze hypothese is plausibel, niet bewezen

Lees meer...

ERFELIJKHEID SCHIZOFRENIE

  • genetische predispositie voor schizofrenie, niet 1 gen
  • ééneiïge tweelingen (48%)
  • tweeeiïge tweelingen (17%)
  • broers/zussen (9%)

niet alleen genetisch, ook omgevingsinvloeden (incl. prenatale en neonatale)

  • hypothese
    • schizofrenie ontstaat door mutatie in 1 van vele genen
    • soms overgedragen, soms nieuwe mutatie
Lees meer...

MECHANISME & PREVALENTIE SCHIZOFRENIE

  • het belangrijkste cognitieve probleem is wellicht verstoord denken
    • verstoord denken veroorzaakt wellicht de andere problemen
  • prevalentie
    • ~ 1% van de mensen
    • vaker in de Westerse wereld, wellicht vanwege dieet (weinig vis)
    • iets vaker en eerder bij mannen (meer dopamine; begin 20, eind 20)

  • opvallend: schizofrenie patienten hebben
    • minder vaak: diabetes type I (juvenile), long- en hersenkanker, reumotoïde arthritis, allergieën
    • vaker: diabetes type 2 (ouderdomsdiabetes), darmkanker, een specifiek lichaamsgeur (afscheiding chemische substantie)
Lees meer...

SYMPTOMEN SCHIZOFRENIE

  • positieve symptomen (opvallende gedragingen)
    • psychotisch cluster: wanen (bv. “ingewanden zijn verwijderd!”), hallucinaties (stemmen horen; zichtbaar op PET scans)
    • disorganized cluster: niet passende emotie, bizar gedrag, verwarde spraak, denkstoornis

  • negatieve symptomen (ontbrekende gedragingen, vaak stabiel over tijd)
    • gebrek aan initiatief
    • weinig sociale interactie
    • weinig emotie

Lees meer...

SCHIZOFRENIE

  • vroeger: dementia praecox = voortijdige mentale achteruitgang
    • ‘split mind’: dissociatie tussen cognitie en emotie (niet altijd)
    • niet een dissociatieve persoonlijkheidsstoornis (multiple personality disorder)

  • kenmerkend
    • wanen, logische denkstoornissen, geen contact met de realiteit
    • gedrag past niet in de context
    • bewegingsstoornissen
    • ongepaste emoties, weinig gezichtsuitdrukking, ééntonig praten
    • zelf geen besef van de aandoening
    • IQ nauwelijks aangetast
    • werkgeheugen en aandacht aangetast
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen