Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Onthouden van materiaal

Het blijkt uit diverse experimenten dat voor de mate van onthouden van materiaal alleen maar van belang is hoe diep dit materiaal verwerkt is. Dus niet of er nu op gewezen wordt wat er specifiek onthouden moet worden.

Lees meer...

Elobratief verwerken

Het meer elaboratief verwerken (denk aan het zelf genereren) resulteert in het beter prestaties, zelfs als het verwerken niet gericht is op de bedoeling van het materiaal (semantische context). Dit werd door het bij jullie inmiddels bekende onderzoek van Slamecka en Graf (1978) aangetoond.

Lees meer...

Technieken voor het onthouden van tekst

Zie voor de stappen van de PQ4R-methode het boek (Preview, Questions, Read, Reflect, Recite en Review). De belangrijkste stappen van de PQ4R-methode zijn: vragen maken (stap 2) en reciteren (stap 5), want deze moedigen aan tot het dieper leren van het materiaal. Met het lezen van de tekst met als doel het beantwoorden van de vragen in je hoofd is de beste methode voor het onthouden van een tekst (Frase 1975), want dan zoek je expliciet naar antwoorden. Je richt je aandacht extra op de tekst. Dit in tegenstelling tot het alleen maar lezen van de tekst en daarna de vragen beantwoorden.

Lees meer...

Factoren die het geheugen beïnvloeden

‘Elaborative Processing’ betekend dat je een te onthouden item voorziet van extra informatie (uitweiding op het item). Anderson en Bower hebben onderzocht dat mensen zinnen beter onthouden als ze er zelf een eigen extra betekenis aan geven. Uit hun onderzoek zou bijvoorbeeld zijn gekomen dat van de volgende drie zinnen C de best is en A de slechtste. C is een continuatie, B is een continuatie van de zin, maar slaat niet op waarschuwingsbordje (minder goed) en A is een loze continuatie. (Uitweiding van “de lange man keek naar het waarschuwingsbordje”, met het doel om ‘lang’ te onthouden)

a. De lange man keek naar het waarschuwingsbordje en liet het voor wat het was.

b. De lange man keek naar het waarschuwingsbordje dat op ooghoogte hing.

c. De lange man keek naar het waarschuwingsbordje waarop stond “pas op, lage deuropening”.

Lees meer...

neutraal leren

Door het neurale leren kan verklaard worden hoe de ‘power law of learning’ in elkaar zit. Het blijkt dat dit komt door simpele neurale veranderingen zoals die ook bij het leren op treden. Een soort van neuraal leren is de ‘long-term potentiation (LTP)’. Deze soort van neuraal leren ‘zegt’ het volgende: wanneer een pad gestimuleerd wordt met hoogfrequente elektrische pulsen, dan ontstaat er een verhoogde gevoeligheid van cellen op dit pad voor verdere stimulatie.

Lees meer...

Geheugenspoor

Met de sterkte van een geheugenspoor bedoelt men hoe diep een spoor in ons geheugen gegrift ligt.

Uit een onderzoek naar het leren van zinnen blijkt dat er uit de data een ‘power-functie’ ontstaat. Dit houdt in dat er een lineaire grafiek ontstaat uit de data (herkenningstijd tegenover aantal dagen) bij beide log-assen. De ‘power law of learning’ houdt in: hoe beter er geleerd/geoefend wordt hoe beter ook de prestatie van het geheugen. Weer lineaire grafiek bij log-assen. De ‘power law of learning’ kan dus verklaren dat er steeds een ongeveer even lange periode moet zijn voor het aanleren van iets, want hij/zij leert dan steeds even veel erbij (figuur 6.11).

Lees meer...

Verspreiding van activatie

‘Spreading of activation’ houdt in dat niet alleen het item welke opgeroepen wordt, wordt geselectederd, maar ook de items die met dit item in associatie staan (activatie spreid zich dus uit als een netwerk van de stimuli naar het selectedren van geassocieerde herinneringen). Dit ondersteund de opslag in het lange termijn geheugen. Het experiment welke het principe van ‘associative priming’ aantoont was het experiment van Meyer en Schvaneveldt. In dit experiment werd er aan proefpersonen gevraagd of paren van items woorden waren of niet. Hieruit kwamen dus positieve en negatieve paren. Paren die positief waren en gerelateerd, werden sneller herkend dan paren die niet gerelateerd waren. Negatieve paren werden het beste herkend als beide woorden non-woorden waren, hierna als het tweede woord een nonwoord

was en daarna volgde het paar waarbij het eerste woord een non-woord was. Zie voor de uitslagen ook tabel 6.2. Het is ook mogelijk om de ‘spread of activation’ te controleren, want je kunt mensen ‘primen’ waardoor de spread of activation naar het item dat opgeroepen moet worden kennelijk groter is, want ze blijken het dan beter op te kunnen roepen. Het spreiden van activatie duurt ongeveer 670 ms.

Lees meer...

Frontale cortex en het werkgeheugen

De frontale cortex is cruciaal verantwoordelijk voor het werkgeheugen van verschillende soorten informatie.

Activation and long-term memory

Een geheugenspoor (memory trace) is actief als verschillende stukjes informatie in het lange termijn geheugen beschikbaar zijn geworden. Factoren die het niveau van activiteit van een herinnering bepalen zijn de hoe recent we de

herinnering hebben gebruikt en hoeveel we de herinnering hebben geoefend. Dit wordt ook ondersteund door het onderzoek dat vooraf is gegaan aan de resultaten in tabel 6.1. Hieruit blijkt dat hoe vaker (beter) wordt geleerd en hoe korter de tussenpozen bij het leren zijn, hoe beter het materiaal wordt onthouden (dit ondersteund dus de activatie theorie).

Lees meer...

Korte termijn geheugen en het werkgeheugen

Braddeley beweerde in 1986 dat we niet een beperkte hoeveelheid items in het korte termijn geheugen kunnen bewaren, maar dat we maar zoveel informatie kunnen bewaren als we in een vaste tijd kunnen repeteren. Voor het verbale gedeelte noemde hij dat de ‘articultary loop’. Dus de ‘memory span’ hangt af van hoe snel we informatie kunnen repeteren. In fig. 6.4 is dit ook te zien: Hoe sneller je iets leest hoe minder tijd dit kost. Hoe minder tijd dit kost

hoe dichter je bij het eerste onthouden item bent en hoe makkelijk het weer is om deze op te kunnen roepen.

Buiten het systeem voor het repeteren van verbale informatie (‘articultary loop’) is er ook een systeem voor het repeteren van visuele informatie: de ‘visual sketchpad’. Deze slaaf systemen worden gecontroleerd door de ‘central executive’. Deze ‘central executive’ kan informatie in de slaaf systemen doen, maar ook ophalen uit de slaaf systemen. Verder heeft het de mogelijkheid informatie te vertalen van een naar het andere slaaf systeem.

Lees meer...

Korte terijm geheugen

In 1960 werd de short-term memory theorie geïntroduceerd, welke het volgende in hield:

informatie waar je aandacht op gericht is wordt opgeslagen in een tijdelijke korte termijn geheugen, waar de informatie moest worden herhaald eer het naar het relatief permanente lange termijn geheugen kon gaan. Het korte termijn geheugen had een beperkte capaciteit welke memory span werd genoemd (ongeveer 7-8 items groot).

Anderson zij over de theorie dat het korte termijn geheugen relatief onbetrouwbaar is; het repeteren van materiaal zorgt niet telkens voor dat het naar het lange termijn geheugen toe gaat, maar dat het uit het korte termijn geheugen wordt verwijderd. Er passen immers maar een bepaald hoeveelheid gegevens in het korte termijn geheugen.

De theorie genaamd ‘depth of processing’ hielp de korte termijn geheugen theorie om zeep, omdat deze ervan uit ging dat herhaling van materiaal alleen bijdraagt aan beter geheugen als het werd herhaald op een diepe en zinnige manier. Passief repeteren heeft dus geen zin.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen