Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Keuzes en overwegingen m.b.t. de departementalisatie

De keuze waarom een organisatie kiest voor een bepaalde departementalisatie wordt bepaald door diverse overwegingen. Dit kan zeer bewust zijn, soms gebeurt dit eerder toevallig of soms zelfs onbewust. Ze hebben vooral betrekking op de ervaren voor -en nadelen van elk type departementalisatie.

Zie tabel 5.1 (p.169) voor de verschillende overwegingen bij deze keuzes!

Lees meer...

Keuzemogelijkheden

De keuzes hebben betrekking op de invulling van gelijksoortigheid. Er zijn 5 types van departementalisatie.

Functionele departementalisatie

Gelijksoortige functies kunnen functies zijn die qua vakgebied of discipline met elkaar verwant zijn. Een functionele ordening kan via verschillende, opeenvolgende stappen verder worden verfijnd waardoor er meerdere niveaus van functionele departementalisatie ontstaan. Elk specialistisch managementdomein wordt geassocieerd met 1 werkeenheid.

Zie voorbeeld p.157!

Divisionele departementalisatie

Gelijksoortige functies kunnen evengoed functies zijn die zich toespitsen op eenzelfde markt d.w.z. eenzelfde product of dienstverlening, eenzelfde klant of eenzelfde geografische regio. Een divisionele ordening kan via achtereenvolgende stappen worden verfijnd waardoor er meerdere niveaus van divisionele departementalisatie ontstaan (divisies, subdivisies en sub-sub-divisies).

Zie voorbeeld p.159!

Multi-focus departementalisatie

Gelijksoortige functies kunnen ook functies zijn die zich tegelijkertijd toespitsen op eenzelfde disciplinair vakgebied en op eenzelfde markt.
Een matrix departmentalisatie is het resultaat van de gelijktijdige combinatie die wordt gevisualiseerd a.h.v. een wiskundige matrix voorstelling.
Bij een hybride departementalisatie worden de principes van de functionele en divisionele departementalisatie gelijktijdig gecombineerd maar op andere niveaus toegepast.

Zie voorbeelden p.161!

Horizontale departementalisatie

Gelijksoortige functies kunnen functies zijn die betrokken worden bij eenzelfde kernproces. Deze hebben betrekking op fundamentele transformatieprocessen binnen de organisatie (input wordt omgezet in output, dus er wordt een toegevoegde waarde gecreëerd).
Per kernproces is er nood aan…

  • …een combinatie van diverse, vaktechnische kennis
  • …marktgebonden kennis

De identificatie van soortgelijke functies worden geassocieerd met een horizontale departementalisatie. Kernprocessen snijden immers dwars of dus horizontaal door alle takenpakketten heen.

Zie voorbeeld p.163!

Modulaire departementalisatie

Gelijksoortige functies kunnen ook functies zijn die een redelijk afgesloten en zelfstandig werkend geheel vormen binnen maar ook buiten de grenzen van de organisatie. Een groepering enkel op basis van de interne activiteitspakketten geeft een onvolledig resultaat wanneer er ook externe activiteiten zijn. Modules vangen dit op en zijn dus onderworpen aan andere organisatielogica.

In tegenstelling tot een horizontale departementalisatie staan de verschillende werkeenheden van een modulaire departementalisatie zeer los van elkaar.

Departementalisatie kan leiden tot de ontwikkeling van afzonderlijke of gescheiden leefwerelden binnen de organisatie. Elke werkeenheid legt andere accenten in de cognitieve en emotionele oriëntatie. Deze oriëntatie kan betrekking hebben op…

  • …de na te streven doelen
  • …de te hanteren tijdshorizons
  • …de te prefereren intermenselijke relaties
  • …een te respecteren formalisatiegraad

Het gevolg van deze gescheiden leefwerelden is dat werkeenheden zich mentaal distantiëren van elkaar en zo van de integrale organisatie. We spreken van de middelpuntvliegende kracht of differentiatie problematiek (= risico dat de organisatie ontbindt).

De differentiatieproblematiek krijgt vooral aandacht van het gedragsmatige managementperspectief, de stakeholdersbenadering en de systeembenadering.

Een groeiende differentiatie vereist een grotere coördinatie/integratie, maar de integratie verloopt moeilijker omwille van het toenemend aantal leefwerelden. Dit is de differentiatieparadox.

Zie voorbeeld p.165!

Lees meer...

Keuzes en overwegingen m.b.t. de taakspecialisatie

De keuze van de taakspecialisatie wordt bepaald door diverse overwegingen. Dit kan zeer bewust zijn, soms gebeurt dit eerder toevallig of soms zelfs onbewust.

  • De taakverrijking
    De efficiëntie zou groter zijn bij een relatief hoge mate van taakspecialisatie. Dit argument wordt vooral aangehaald door het klassieke, rationele managementperspectief.
  • De motivatie van de medewerkers en zo de effectiviteit
    De motivatie zou groter zijn bij een relatief lage mate van taakspecialisatie. Dit is gebaseerd op de negatieve ervaringen van een verdoorgedreven taakspecialisatie binnen de toepassingen van de rationele, wetenschappelijke managementbenadering van de 20ste eeuw. Een te hoge taakspecialisatie leidt tot een verregaande demotivatie bij sommige medewerkers. Het verband met demotivatie en vervreemding wordt vooral aangehaald door het gedragsmatig managementperspectief.
  • De creativiteit en innovatie
    Hoe groter de taalspecialisatie, hoe lager de creativiteit en innovativiteit.
  • De multi-inzetbaarheid van medewerkers
    Een functionele flexibiliteit (= medewerkers worden vlot overgeplaatst) vereist een vrij brede en daardoor multi-inzetbare kennis en ervaring.

Lees meer...

Keuzemogelijkheden

De keuzemogelijkheden in een organisatie hebben betrekking op de omvang en de variatie binnen de toe te wijzen takenpakketten.

  • Betreffende de omvang kunnen ze kiezen voor een groot versus een klein of beperkt takenpakket per medewerker.
  • Betreffende de variatie binnen het takenpakket kan er gekozen worden voor eerder uniforme taken, sterk op elkaar gelijkende taken of sterk verschillende taken.

Deze 2 keuzemogelijkheden bepalen de uiteinden van een continuüm aan combinatiemogelijkheden. Aan het ene uiteinde staat er een hoge of verdoorgedreven taakspecialisatie en aan de andere kant een lage taakspecialisatie.

In de praktijk varieert deze keuze in functie van het takenpakket of de functie in kwestie. Maar over al deze keuzes heen domineert vaak 1 hoofdkeuze, rode draad.

In de loop van de tijd kunnen organisatie veranderingen aanbrengen waarvoor ze de volgende instrumenten gebruiken.

  • De taakverbreding- of verruiming
    Het takenpakket wordt uitgebreid met meer maar wel gelijksoortige taken. Het wordt dus minder uniform.
  • De taakverrijking
    Het takenpakket wordt uitgebreid met meer en andersoortige taken. Het wordt dus minder uniform en er verandert ook iets aan de vereiste kennis en vaardigheden.
  • De taakroulatie
    Het takenpakket blijft ongewijzigd maar de medewerker verandert op gezette tijdstippen van functie en daardoor van takenpakket.

Lees meer...

De voornaamste onderdelen of bouwstenen van de organisatiestructuur

De organisatiestructuur is het resultaat van diverse activiteiten waarbij elke activiteit betrekking heeft op een stukje van de organisatiestructuur = component, structuurparameter, onderdeel of bouwsteen. Er zijn 4 (basis)bouwstenen:

  • De taakspecialisatie en –differentiatie
    Deze bouwsteen heeft betrekking op…
    • de identificatie van de taken
    • de toewijzing of bundeling van deze taken aan functies van individuele organisatieleden
  • De departementalisatie
    Deze bouwsteen heeft betrekking op het bundelen of samenvoegen van organisatieleden en functies in werkeenheden. Dit berust op het principe van gelijksoortigheid.
  • De coördinatie en integratie
    Deze bouwsteen heeft betrekking op het afstemmen of coördineren van zowel afzonderlijke functies als werkeenheden op elkaar. Hier bestaat het risico dat ze een apart leven gaan leiden en de organisatie uit elkaar valt, versplintert. Om dit tegen te gaan worden er coördinatiemechanismen ingezet
  • De machts-en gezagverdeling
    Deze bouwsteen heeft betrekking op het toewijzen van bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en werkeenheden. Dit beïnvloedt het denken en handelen van een organisatie.

Het klassieke, rationele managementperspectief benadrukt de vrij lineaire logica doorheen de vier bouwstenen. Volgens het gedragsmatige perspectief vertegenwoordigt elke bouwsteen een ander aspect van de organisatiestructuur.

Lees meer...

Een algemene definitie … wat is/impliceert organiseren?

Organiseren heeft betrekking op de kenmerken van de organisatie zoals ze op een bepaald ogenblik in de tijd zijn. De toekomstige dimensie zit vervat in de planningsactiviteit.
klassieke, rationele managementperspectief → lineair sequentiële managementfuncties
gedragsmatig managementperspectief → plannen & organiseren loopt parallel/door elkaar

Het organiseren legt zich toe op…

  • …de identificatie van de taken
  • …de toewijzing van deze taken aan organisatieleden en functies
  • …het bundelen van de organisatieleden en functies in werkeenheden
  • …het afstemmen of coördineren van zowel functies als werkeenheden op elkaar
  • …het toewijzen van bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies & werkeenheden

Via al deze activiteiten samen wordt er een soort van organisatiekundig of structureel raamwerk gecreëerd.

Elke activiteit leidt tot de invulling van een bouwsteen of onderdeel van de organisatiestructuur. Wat zijn de alternatieve invullingen? Het antwoord is de centrale focus in dit hoofdstuk. De factoren die deze keuze beïnvloeden worden de contingentiefactoren genoemd. Vooral het managementperspectief van de contingentiebenadering besteedt hieraan veel aandacht.
Al naargelang er andere keuzes worden gemaakt, ontstaat er een andere soort of type organisatiestructuur of typologieën. Deze keuzes kunnen ook grafisch of visueel worden weergegeven in een organogram. Deze weerspiegelen de formele en niet de informele structuur.

Volgens het klassieke, rationele managementperspectief moet ervoor gezorgd worden dat de formele en informele structuur gelijk lopen. Het gedragsmatig perspectief beschouwt het bestaan van een formele en informele organisatie als onvermijdelijk, als een neutraal gegeven.

Lees meer...

Soorten van plannen

Besluitvormingsprocessen monden uit in plannen. Het onderscheid tussen de verschillende soorten van plannen wordt vaak teruggebracht tot verschillende kenmerken of criteria. We kunnen een onderscheid maken…

  • …op basis van het functionele vakgebied tussen…
    • …aankoopplannen
    • …productieplannen
    • …marketing-en verkoopplannen
    • …serviceplannen
    • …R&D plannen
    • …HRM plannen
  • …aan de hand van de kenmerken “deel van de organisatie waarop het plan betrekking heeft”
    • corporate plannen (integrale organisatie)
    • divisionele plannen (bedrijfseenheden, divisies)
    • afdelingsplannen (afdelingen, diensten)
    • productplannen, marktplannen,… (producten, klanten, regio,…)
    • projectplannen (projecten)
  • …op basis van een gecombineerd pakket van verschillende kenmerken
    • strategische plannen
    • tactische plannen
    • operationele plannen

plannen

kenmerken

Strategische plannen

Tactische plannen

Operationele plannen

De tijdshorizon

Lange termijn (2-5 jaar)

Middellange termijn (0.5-1 jaar)

Korte termijn (1 week, 1 maand)

Het deel van de organisatie(structuur) waarop het plan betrekking heeft

De totale organisatie

De bedrijfseenheid of afdeling

De dienst, het product, de klant of de regio

De aard van het besluitvormingsproces

Zeer complex

Complex

Eenvoudig, eenduidig

De betrokken managers

Topmanagers

Top- en middenmanagers

Midden- en lagere managers

Het bereik van de implicaties

Omvangrijk, ingrijpend

Beperkter in omvang, ingrijpend

Gericht, beperkt en niet zo ingrijpend

Lees meer...

De bundeling van de planningsactiviteiten in soorten besluitvormingsprocessen

besluitvormingsproces = de hiervoor opgesomde activiteiten samenbundelen die leiden tot een proces waarin de organisatie diverse keuzes en beslissingen maakt

Er zijn verschillende soorten van besluitvormingsprocessen.

  • Rationeel besluitvormingsproces (rationeel managementperspectief)
  • Gedragsmatig of organisch besluitvormingsproces (gedragsmatig managementperspectief)

Rationeel besluitvormingsproces

Gedragsmatig besluitvormingsproces

Activiteiten gebundeld in een lineaire, sequentiële volgorde

Activiteiten kunnen door elkaar lopen en hoeven niet allemaal voor te komen

Per activiteit/stap uit het stappenplan wordt veel aandacht besteed aan de gehanteerde methoden en technieken

Weinig aandacht voor de gehanteerde methoden en technieken, er worden geen normen of ideaaltypische sets vooropgesteld

Slechte invloed van subjectieve perceptie

Onvermijdbare en niet slechte invloed van subjectieve perceptie

Per activiteit resulteert de toepassing van de ideaaltypische set van methoden, technieken en instrumenten tot 1 beste invulling/resultaat

De invulling of het resultaat van elke activiteit verschilt sterk naargelang de betrokken medewerker(s)

Veel aandacht voor het formele en bewuste karakter van de besluitvorming

Aandacht zowel voor het formele als het informele karakter van de besluitvorming

Besluitvormingsproces wordt gestuurd door normen en wat moet, dit leidt tot een consistent, rechtlijnig verloop

Besluitvormingsproces wordt gestuurd door wat is en de inwerking van het complexe mensbeeld van alle betrokkenen, dit leidt tot een grillig verloop

Het planmatige, consistent en rechtlijnige verloop biedt houvast voor besluitvormers

Het hebben en bekomen van inzichten in de sturende krachten van het complexe mensbeeld bieden houvast

Die planmatige aanpak geeft garanties voor een daadwerkelijke en succesvolle realisatie van de gegenereerd doelen en plannen

De daadwerkelijke en succesvolle realisatie wordt losgekoppeld van het feitelijke verloop van het besluitvormingsproces

De besluitvorming wordt gerealiseerd door professionele planners

De keuze van de betrokken medewerkers wordt bepaald door rationele overwegingen, niet-rationele overwegingen en toevallige overwegingen

Soms worden er andere benaderingen gebruikt in de vakliteratuur.

  • Rationele besluitvormingsproces
    • = mechanistisch besluitvormingsproces
    • = wetenschappelijk besluitvormingsproces
  • Gedragsmatige/organische besluitvormingsproces
    • = Carnegie besluitvormingsproces
    • = incrementele besluitvormingsproces
    • = vuilbakmodel of garbage-can-model

Men kan naast het gehanteerde managementperspectief ook een opdeling maken op basis van de vertrouwdheid met het probleem/kans en de aanwezigheid van informatie.

  • Zekere, routinematige en voorgeprogrammeerde besluitvormingsprocessen
  • Onzekere, niet-voorgeprogrammeerde besluitvormingsprocessen

Zeker, voorgeprogrammeerde besluitvorming

Onzekere, niet-voorgeprogrammeerde besluitvorming

Probleem/kans = eenvoudig en goed afgelijnd (gemakkelijk om informatie hierover te verzamelen)

Probleem/kans = complex en moeilijk af te lijnen (moeilijk om informatie hierover te verzamelen)

Probleem/kans = bekend en frequent

Probleem/kans = relatief nieuw en komt weinig voor

Informatie over de alternatieve oplossingen en hun mogelijke effecten/gevolgen = bekend en volledig

Informatie over de alternatieve oplossingen en hun mogelijke effecten/gevolgen = niet geheel bekend en onvolledig

Er bestaan procedures/standaarden die voorschrijven wat de (geprefereerde) oplossing is

Er bestaan nog geen procedures/standaarden over de (geprefereerde) oplossing

Zie voorbeeld p.143!

Lees meer...

De (alternatieve) wijzen waarop de doelen zullen gerealiseerd worden (het HOE-vraagstuk)

Plannen leggen zich niet alleen toe op het formuleren van doelstellingen, maar ook op het ontwikkelen van acties of strategieën om deze doelstellingen te realiseren. Daar draait de HOE-vraag om. Ze verwijst naar…

  • …wijzen waarop middelen kunnen worden verworven, samengebracht, ontwikkeld, ingezet en aangewend om de doelen te realiseren
  • …wijzen waarop de kenmerken van de organisatie en de omgeving kunnen worden veranderd, gemanipuleerd en bijgestuurd

Vooral het rationele managementperspectief hecht belang aan het selecteren van goede acties/strategieën.

Welke soorten van acties kunnen organisaties identificeren?

Deze soorten hangen samen met het karakter van de ingezette middelen, organisatie- en omgevingskenmerken. We kunnen ze herleiden tot de soorten van managementdomeinen. Er zijn dus ontzettend veel soort van acties.

Zie voorbeeld p.133!

Hoe formuleren organisaties deze acties/strategieën?

Hier verwijzen we naar specifieke methoden en technieken. We treffen weinig algemene instrumenten aan en zeer veel specifieke suggesties. We sommen enkele algemene instrumenten op.

  • De identificatie van acties of strategieën aan de hand van creatieve brainstorm sessies Zie 4.2.2

  • De identificatie en evaluatie van acties of strategieën aan de hand van participatief managementZie 4.2.2

  • De evaluatie van acties of strategieën aan de hand van welbepaalde criteria

Dit kan worden geëvalueerd aan de hand van de SMART-criteria. Maar ook kan men ten aanzien van elkaar de acties/strategieën worden afgewogen aan de hand van snelheid waarmee ze het probleem oplossen, de prijs en de moeilijkheidsgraad. De organisatie wijst dan per criteria een score toe al dan niet met gewichten.

Criteria worden sterk geprefereerd door het klassieke, rationele managementperspectief.

  • De identificatie en evaluatie van acties of strategieën aan de hand van theorieën en/of modellen

Binnen de verschillende managementdisciplines bestaan er diverse theorieën en/of modellen die inspiratie geven voor de identificatie van acties om een doel te realiseren. Een theorie/model bundelt vakkennis in een overzichtelijk, te beheersen geheel.

Het subjectieve en onbewuste karakter van gekozen acties en strategieën

Het identificeren van acties/strategieën is onderhevig aan subjectieve perceptievorming. Dit maakt de formulering, evaluatie en selectie van acties/strategieën vooral complex en weinig eenduidig. Het gedragsmatig managementperspectief besteedt veel aandacht aan de perceptievorming (↔ rationele benadering).

Er is ook een onbewust karakter naast het subjectieve karakter. Acties/strategieën zijn niet altijd het resultaat van bewuste keuzes.

Lees meer...

De vooropgezette doelen (het WAT-vraagstuk)

De WAT-vraag is de formulering van concrete voornemens, intenties, objectieven of (streef)doelen binnen plannen.

Er bestaan diverse soorten van doelen.

  • Qua tijdsdimensie
  • Qua voorwerp (met betrekking op alle kenmerken van de organisatie, managementdomeinen en die van de externe omgeving)
  • Qua formulering en aandachtspunten (met betrekking op specifiek te realiseren zaken of op algemene, vaag omschreven zaken)
  • Qua schaal (met betrekking op de integrale organisatie of op doelen en subdelen ervan)

Vooral het klassieke, rationele managementperspectief hecht belang aan het formuleren van richtlijnen voor goede doelen. Om deze doelen te formuleren, maakt men gebruik van specifieke methoden en technieken. Dit zijn zeer algemene instrumenten en dus gaat het eerder om criteria.

  • De identificatie van doelen op basis van de situatie-analyse en de hierbij gevonden problemen

De doelstelling is gericht op het indijken, verhelpen en remediëren van het probleem. Doelen kunnen worden gekoppeld aan de in de situatie-analyse geïdentificeerde problemen. Maar ze kunnen evengoed gekoppeld zijn aan kansen. Het probleem moet op een heldere en eenduidige wijze worden omschreven. Omdat dit zo complex is en verweven met andere problemen, is dit niet gemakkelijk.

  • De identificatie van doelen op basis van de situatie-analyse en de hierbij gevonden

Dit is een methode om op een eerder creatieve wijze te komen tot de formulering van originele, unieke en niet-alledaagse doelen. De organisatieleden komen samen in kleine groepjes om op een zeer vrije, ongebonden wijze de doelen te bepalen. De nadruk ligt op het formuleren van zoveel mogelijk doelen nagezien de evaluatie hiervan. Men wordt gestimuleerd om verder te bouwen op mekaars idee en zich te wagen op nieuwe, onverwacht en ongewone denkpistes.

  • De identificatie van doelen aan de hand van participatief management

Hier worden diverse organisatieleden bij betrokken. Dit stimuleert…

  • …de daadwerkelijke betrokkenheid van de leden
  • …het verantwoordelijkheidsgevoel van de leden
  • …de creativiteit van het doelformuleringsproces

Die betrokkenheid/participatie kan verschillende graden van intensiteit vertonen.

  • De identificatie van doelen aan de hand van de SMART criteria

Het SMART criteria wordt gebruikt om de geformuleerde doelen kwaliteitsvol, nuttig en werkbaar te maken.

  • Specifiek: bij de formulering wordt gebruik gemaakt van concrete en nauwgezet omschreven begrippen
  • Meetbaar: er worden (gekwantificeerde) normen of streefwaardes vooropgesteld zodat het doel meetbaar wordt
  • Aanvaardbaar: het doel mag niet strijdig zijn met interne en externe reglementen, voorschriften of ethische principes (soms moet het ook aanvaardbaar zijn voor de belangrijkste interne/externe stakeholders)
  • Realiseerbaar: de organisatie moet over de juiste en/of voldoende middelen beschikken om het doel te realiseren (doel moet dus realistisch en haalbaar zijn)
  • Tijdsgebonden: het doel moet een concrete melding maken van het tijdstip waarop het doel zal of moet gerealiseerd worden

  • De identificatie van doelen en het Management by Objectives principe (MBO)

Het MBO-principe verwijst naar een welbepaalde stijl van management.

Start vanuit de formulering van overkoepelende organisatiedoelen

Doelen worden doorvertaald in persoons- of functiegebonden doelen

Uitwerking van prestatieverbeteringsplannen

Ontwerpen van de nodige controle-systemen

Koppelen van het beloningsbeleid, het opleidingsbeleid en het loopbaanbeleid aan het integrale MBO-systeem

Voordelen MBO:

  • Eenduidige, consistente en goed beheersbare controle over de integrale organisatie
  • De realisatie van het gemeenschappelijke doel

Nadelen MBO:

  • MBO lijkt eenvoudig, maar is in de praktijk vaak een complex, onoverzichtelijke en bureaucratisch meet- en regelsysteem
  • Vrij simplistische invulling van het begrip management (management = halen van doelen)
  • Weinig oog voor complexe en ingewikkelde doelrealisaties en voor eventuele doelconflicten

Het gedachtegoed van MBO is sterk gekoppeld aan het klassieke, rationele managementperspectief.

Het subjectieve en onbewuste karakter van nagestreefde doelen

Het formuleren van doelen is onderhevig aan subjectieve perceptievorming. Dit maakt de formulering complex en weinig eenduidig.

Vooral de aanhangers van het gedragsmatig managementperspectief besteden veel aandacht aan perceptievorming (↔ klassieke, rationele benadering)


De formulering heeft ook een onbewust karakter. Doelen zijn niet altijd het resultaat van bewuste afwegingen en keuzes. Om deze onbewuste doelen te formuleren kan er gezocht worden naar een historische rode draad doorheen de vertoonde acties/beslissingen van een organisatie.

De aanhangers van het klassieke, rationele managementperspectief houden geen rekening met het bestaan van onbewuste doelen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen