Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Max Weber over klasse, status en partij

- zienswijze van Marx te simplistisch

→ 3 dimensies van stratificatie

1. economische dimensie: klasse = groep mensen met gelijke levenskansen

2. sociale dimensie: status = mate van sociaal prestige dat een individu of groep toevalt

3. politieke dimensie: partij (macht) = groep van individuen die samenwerken omdat zij een gemeenschappelijke achtergrond hebben, of gemeenschappelijke doelen of belangen → kunnen klassengrenzen overschrijden

Lees meer...

De klassentheorie van Marx

- Klasse= een groep van mensen die in eenzelfde verhouding staan tot de productiemiddelen

→ theorie in 5 stappen

1. Economische grondslag van sociale klasse

→ klassen gedefinieerd door de mate waarin hun leden delen in de middelen waarmee welvaart van een maatschappij wordt opgeleverd

=> pre-industriële maatschappijen: landeigenaars en landbewerkers

=> moderne industriële maatschappijen: kapitalisten en proletariaat

↓ → verkopen arbeid aan

bezitten productiemiddelen kapitalisten

2. Polarisatie (Verelendung)

  • Transitionele klassen: boeren, middenstanders …= klassengroepen die nog zijn overgebleven uit een vroegere periode met een andere productiewijze
  • Uitbuiting door afroming meerwaarde
  • (zelf)vervreemding
  • Concurrentie leidt tot oligopolievorming

3. Klasse-an-sich & Klasse-für-sich (objectieve en subjectieve klasse)

→ discrepantie tussen objectieve klassencondities en subjectieve besef dat mensen hebben van hun positie in het klassesysteem

=> vals bewustzijn: proletariaat beseft niet wat hun belangen zijn

=> zelfbewustzijn zal groeien volgens Marx en proletariaat zal zich verenigen tot georganiseerde zelfbewuste klasse

4. Klassenstrijd

→ belangentegenstelling tussen de kapitaalbezitters en de proletariërs zou volgens Marx uitlopen op een klassenstrijd

=> revolutie: proletariërs hadden immers niets te verliezen

=> leiden tot klassenloze maatschappij

5. Klassenloze maatschappij

→ revolutie-idee centraal in Marx’ maatschappijopvatting: waar het in een klassenmaatschappij om gaat is de strijd om schaarse hulpbronnen die mensen begeren of nodig hebben

=> geschiedenis is relaas van de strijd tussen deze groepen over de beschikkingsmacht

Lees meer...

Systemen van sociale stratificatie

- sociale stratificatie = sociale gelaagdheid

→ meest geprivilegieerden in de bovenste laag en minst geprivilegieerden in de onderste laag

- niet alle ongelijkheden hangen samen met sociale stratificatie

→ belangrijkste en meeste problematische vormen van ongelijkheid wel

- 4 basissystemen van stratificatie

1. Slavernij

= systeem waarin individuen in persoonlijk dienstverband staan en letterlijk eigendom zijn van anderen

→ historische, juridische, godsdienstige en economische verschillen gaven aanleiding tot 3 onderscheiden slavernijsystemen

a) Britten, Amerikanen, Nederlanders en Denen: geen wetten, weinig begaan met slaven

b) Spaanse en Portugese systeem: wetten die verhouding regelen, erkenning van geestelijke behoeften van de slaaf

c) Franse systeem: geen wetgeving, wel katholieke principes van Spaanse en Portugese systeem

2. Kastensysteem

= homogene sociale eenheid, waarvan wordt aangenomen dat zij uit verwanten bestaat; erfelijk lidmaatschap; hiërarchische positionering; endogamie; restricties

→ reïncarnatie

→ buiten indische context: stratum waarin men geboren wordt en niet uitgeraakt

3. Standen

= Europees feodaal systeem: bestaat uit strata met verschillende verplichtingen en rechten, waarvan sommigen bij wet waren vastgelegd

→ hoogste: aristocratie

→ tweede: clerus

→ derde: gewone volk

=> individuele mobiliteit tussen de standen mogelijk

4. Klassen

= verschillen van de drie andere types

1. grenzen tussen sociale klassen zijn vaag en kunnen gemakkelijk worden overschreden

2. klasse wordt verworven: sociale mobiliteit groter dan bij andere types

3. gebaseerd op economische verschillen

4. sociale verhoudingen onpersoonlijk en grootschaliger

VERGELIJKING TUSSEN STRATIFICATIESYSTEMEN

Slavernij, Standen, Kasten

Klassen

legitimatie

Religieus en legaal

Economisch

grenzen

Strikt afgebakend

Difuus

Mate van mobiliteit

Zeer klein (tot onbestaande)

Mobiliteit mogelijk

Interacties tussen strata

Vestgelegd (soms ritueel), persoonlijke verhouding

Anoniem en onbepaald

- grondslag van de klassenverschillen: economisch

1. upper class: grote vermogens

2. middle class

3. lower class

Lees meer...

Professionals in organisaties

Kunnen niet zomaar ingepast worden in de bureaucratie:

→ lange wetenschappelijke opleiding

→ behoren tot gemeenschap van experts

→ zijn op hun vakdomein de enige die met kennis van zaken kunnen beoordelen

→ grote autonomie

=> in bedrijven die met professionals werken: administratief en beleidsmatig gaan ze bureaucratisch te werk, maar laten ruimte voor autonome activitaiten

- gatekeepers: op grond van hun professionele kennis kunnen zij beslissen wie blijft en wie niet

- consulting bureaus: vormen vaak kleine dienstverlenende bedrijven

Lees meer...

De implicaties voor de organisatietheorie

- Japan is geen zaligmakende economische grootmacht

→ er wordt een groot aantal werkuren geklopt en intensief gewerkt

= grootste reden waarom Japan zo ontwikkeld is

→ achting van de ondergeschikte voor de superieuren

= er is dus wel hiërarchie

=> Weber legt te veel nadruk op de piramidale gezagsstructuur, de strikte bevelslijn en de onpersoonlijkheid in de interacties

Lees meer...

Japanse bedrijven

- Japan ongelofelijk snelle industriële ontwikkeling toegeschreven aan specifieke karakter van de Japanse ondernemingen:

→ 'bottom up' besluitvorming

→ jobrotatie

→ gebonden aan het bedrijf

→ bedrijf zorgt voor alle aspecten van het leven

Lees meer...

Bureaucratie en oligarchie: de ‘IJzeren Wet’ van Robert Michels

- Weber: macht is geconcentreerd aan de top: een organisatie is een piramide

→ Robert Michels = leerling van Weber

- Oligarchie: bestuur is in de handen van weinigen

→ hoe groter en hoe meer gebureaucratiseerd een organisatie wordt, des te meer de macht geconcentreerd wordt in de handen van een klein aantal mensen die hoge posities bekleden

= onvermijdelijk aspect van grote organisaties

=> democratie: spanning tussen tendens naar bureaucratie en tendens naar democratie

→ democratie: participatie van de massa

→ moet georganiseerd worden

→ democratische partijen nemen leiding

→ ontwikkeling van bureaucratische partijmachines

- maar: machtsongelijkheid komt niet enkel voor in grote organisaties

→ kleine ondernemingen: strakkere controle

→ grote ondernemingen: ondergeschikten meer gezag, superieuren hebben geen tijd voor de controle van al het werk, vertrouwen ondergeschikten een deel van hun gezag toe

Lees meer...

Formele en informele groepen in de bureaucratie

- onrealistisch te denken dat ambtenaren die jarenlang een bureau delen niet een meer persoonlijke relatie aangaan

- Peter Blau: studie van informele relaties in een overheidsinstelling

→ regels omzeilen: netwerk van loyaliteiten ontstaat onder gelijke ambtenaren

→ primaire groep relatie

=> kunnen problemen beter aan + meet initiatief en verantwoordelijkheid

- informele netwerken ook hoger niveau van bureaucratische instellingen

→ managers aan de top: belangrijk voor machtsstructuur dat ze goede contacten hebben

Lees meer...

De bureaucratie

- letterlijke betekenis: regering door ambtenaren

→ negatieve connotatie: inefficiëntie, verspilling, werk creëren uit het niets

= een zichzelf versterkend proces

→ sociologisch perspectief: neutraal

= interactiemodel dat gekenmerkt wordt door grote zorgvuldigheid en een precieze, efficiënte administratie

- Webers bureaucratiebegrip: gulden middenweg tussen negatieve en positieve connotatie

→ bureaucratische gezagsverhoudingen zijn onmisbaar om het hoofd te kunnen bieden aan de eisen van grootschalige sociale systemen

→ historische en vergelijkende aanpak

=> ideaaltype: abstracte beschrijving die bedoeld is om bepaalde kenmerken van de werkelijkheid te accentueren

= verhelderende denkconstructie

=> kenmerken:

1. gezagshiërarchie

2. geschreven neerslag

3. voltijds en gesalariseerd

4. strikte scheiding

5. geen controle over de productiemiddelen

- effectiviteit van de bureaucratie: zeer rationeel en efficiënt interactiepatroon dat om enkele redenen niet gemist kan worden

→ strikte taakverdeling: beslissingen worden genomen op basis van algemene criteria

→ taken enkel verricht door daartoe opgeleide ambtenaren: verhoogd competentieniveau

→ salaris: vermindert corruptie

→ vakbekwame mensen: verkleint risico op verwerven van posities op grond van familieverwantschap

=> hoe meer een organisatie dit ideaaltype nadert, hoe effectiever deze is in het realiseren van haar doeleinden

→ maar: routine, onpersoonlijke aanpak, gebrek aan creativiteit en emotionele voldoening, zelfdiscipline: prijs die we betalen voor technische effectiviteit van de organisaties

Lees meer...

Formele Organisaties

- Organisatie: grote vereniging van mensen die met elkaar onpersoonlijk interacties onderhouden om specifieke doeleinden te bereiken

→ ontworpen: uitgedacht met oog op vervulling van bepaalde doelen

<-> meeste sociale systemen: in traditionele wereld gebaseerd op gewoonte

- waarom nodig?

→ wij zijn afhankelijker van elkaar

→ netwerk van interdependenties

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen