Physical Development During the First Three Years
- Gepubliceerd in Sociologie
The Birth Process
Parturitie zijn de veranderingen die optreden in de baarmoeder en de cervix zo’n twee weken voor de geboorte. Het eerste stadium van de geboorte duurt bij het eerste kind een uur of twaalf, waarbij de weeën voor verwijding van de cervix zorgen. Het tweede stadium duurt ongeveer een uur en begint als het hoofdje door de cervix beweegt. Dit stadium eindigt als het kind helemaal geboren is. In het derde stadium vindt de nageboorte plaats.
De geboorte kan vaginaal plaatsvinden of via een keizersnede. Keizersneden worden toegepast bij foetale nood, excessief bloedverlies bij de moeder, een verkeerde ligging of een hoog geboortegewicht. Het aantal keizersneden neemt de laatste jaren toe.
Men kan er voor kiezen de bevalling onder anesthesie te laten geschieden. Deze medicijnen passeren echter de placenta en kunnen dus schadelijk zijn voor de foetus. Hiervoor is de natural childbirth methode ontwikkeld, een methode waarbij men ervan uit gaat dat de pijn grotendeels wordt veroorzaakt door angst en men via uitleg van de fysiologie van de geboorte de angst probeert te verminderen. Nog een methode was de prepared childbirth waarbij de moeder door middel van oefeningen en sociale steun de bevalling kan ondergaan. De meeste vrouwen ondergaan tegenwoordig anesthesie.
The Newborn Baby
De eerste vier weken naar de geboorte wordt de neonatale periode genoemd. het gemiddelde gewicht van een pasgeborene is 7,5 pond met een lengte van zo’n 50 cm. Baby’s verliezen de eerste dagen gewicht door verlies van vocht. Na de 5e dag komt dit gewicht er weer aan. Het hoofd kan wat misvormd zijn door de passage door de cervix, maar dit trekt altijd bij. Sommige baby’s zijn de eerste dagen erg harig door de Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Studiemateriaal lanugo, prenataal haar wat nog niet uitgevallen is. Pasgeborenen zijn de eerste dagen bedekt met vernix caseosa, een olieachtige substantie die beschermt tegen infecties.
Vier tot zes uur na de geboorte vind het grootste deel van de overgang plaats van uterus naar omgeving. Baby’s beginnen met ademen zodra ze in contact komen met lucht. Drie of vier dagen na geboorte kan neonatale icterus optreden als gevolg van een lever die nog niet goed op gang is gekomen. Dit trekt na enkele dagen weer bij.
Op een en vijf minuten na de geboorte worden de APGAR-score bepaald. Deze staat voor uiterlijk, hartslag, reflexen, spiertonus en ademhaling. Een APGAR score onder de zeven is een indicatie voor respiratoire ondersteuning. Onder de vier dient levensreddende behandeling te worden gestart. De neurologische staat van het kind wordt benaderd met de Brazelton Neonatal Behavioral Assessment
Scale. Het analyseert de motor organisatie, zoals activiteitsniveau; reflexen; veranderingen in bui; aandacht en interactie; en indicaties voor schade aan het CZS. Via de hielprik worden kinderen tevens getest op stofwisselingsziekten. Kinderen slapen veel (75%) in hun eerste maanden, maar worden ongeveer om de vier uur wakker. ’s Nachts slapen gebeurt meer naarmate een kind overdag actiever wordt. Slaapritmes en schema’s variëren per cultuur.
Survival and Health
De meeste baby’s worden gezond geboren, maar er kunnen veel verschillende complicaties optreden. Als eerste kan een geboortetrauma als gevolg van zuurstoftekort, infecties of verwonding optreden. Baby’s die postterme geboren worden hebben ook een hogere kans op geboortetrauma, omdat ze groter zijn en door het oud worden van de placenta minder goed gevoed worden in de baarmoeder. Een te laag geboortegewicht (minder dan 5,5 pond) is na geboortedefecten de hoofddoodsoorzaak van pasgeborenen. Een laag geboortegewicht kan komen doordat een kind preterm geboren is of doordat het te klein is voor zijn leeftijd. Vijftig procent van de preterme geboortes zijn geassocieerd met infecties in de baarmoeder. Andere oorzaken zijn maternale of foetale nood, bloedingen van de placenta en overrekken van de uterus. Factoren die voor een laag geboortegewicht kunnen zorgen zijn talrijk. Demografische factoren zoals een hoge of lage leeftijd en een lage SES kunnen een rol spelen. Medische factoren zoals eerste kind, meer dan vier kinderen, klein of dun zijn, miskramen in de voorgeschiedenis, zelf een laag geboortegewicht hebben en multipele miskramen spelen ook een rol. Prenataal gedrag en omgevingsfactoren zoals intoxicaties, onvoldoende voeding en veel stress hebben ook invloed. Als laatste zijn medische factoren geassocieerd met de zwangerschap van belang, zoals vaginaal bloedverlies en infectie.
De voornaamste behandeling voor baby’s met een laag geboortegewicht is de couveuse. Aanrakingen van de ouders helpen bij de groei en ontwikkeling van het kind. Preterme baby’s zijn alerter en wakkerder, slapen langer achter elkaar door en hebben langere perioden van REM-slaap. Het geven van surfactans bevorderd de overleving.
Ook op de lange termijn heeft vroeggeboorte invloed. Kinderen met een te laag geboortegewicht hebben een hoger risico op hart- en vaatziekten en diabetes type II. Kinderen met een zeer laag geboortegewicht tonen cognitieve deficiënties, met name in geheugen en denksnelheid. Kinderen met een extreem laag geboortegewicht zijn vaak kleiner dan leeftijdsgenoten en hebben vaker te kampen met neurologische en gedragsproblemen.
Doodgeboorte wordt gedefinieerd als dood na 24 weken zwangerschap en is verantwoordelijk voor meer dan de helft van perinatale dood. Waarschijnlijk speelt groeirestrictie een cruciale rol. De kans op doodgeboorte wordt groter als een vorig kind een te laag geboortegewicht had. Complicaties bij de geboorte kunnen teniet gedaan worden door een goede familieomgeving en gunstige omgevingsfactoren. In het infant health en development program was onderzocht of ondersteuning van kind en familie de cognitieve achterstand weg zou kunnen werken bij preterme baby’s met een te laag geboortegewicht. Dit bleek zo te zijn, maar zodra de steun wegviel rond de leeftijd van drie jaar, trad er weer achterstand op. Het Kauai onderzoek toonde aan dat omgevingsfactoren veel invloed kunnen hebben op de achterstand van kinderen met een laag geboortegewicht. Dit komt door zogenoemde protective factors zoals individuele eigenschappen zoals IQ en EQ, banden met minstens een familielid en beloningen in het leven die men een gevoel van waarde en controle geven. Tijdens de kindertijd heeft de thuisomgeving de belangrijkste rol. Op volwassen leeftijd zijn dit de individuele vaardigheden van de persoon.
In Nederland is de infant mortality rate 5 per 1000. Congenitale defecten zijn de hoofdboosdoener, gevolgd door een te laag geboortegewicht, SIDS en zwangerschapscomplicaties. Het risico op kindersterfte neemt toe bij jongens, oude of jonge moeders en een lage SES.
Er bestaan ook verschillen in cultuur wat kindersterfte betreft. Dit komt waarschijnlijk omdat minderheden er slechtere leefstijlen op na houden.
SIDS komt voor bij kinderen onder de een jaar die na grondig onderzoek op onverklaarbare wijze om het leven zijn gekomen. Slapen op de buik, prenatale blootstelling aan cafeïne en rook in de omgeving zijn predisponerende factoren. Ook een verhoogde spiegel van alfa-foetoproteine in het tweede trimester van de zwangerschap en genetische factoren spelen een rol. Er is een defect aan chemoreceptoren in de hersenstam aangetoond die ademhaling, hartslag en lichaamstemperatuur reguleren. Hierdoor draaien baby’s hun hoofd niet weg als ze onder de dekens hun eigen uitgeademde lucht inademen. Slapen op de buik remt de slikreflex. Men moet met name te zachte oppervlakken vermijden en zorgen dat het kind overdag genoeg op de buik kan liggen.
Ongelukken zijn ook een oorzaak van kindersterfte met in de top drie: vallen, schadelijke stoffen consumeren en brandwonden. Speciale aandacht verdient het shaken baby syndrome. Het is een vorm van mishandeling waarbij de baby stevig heen en weer wordt geschud, met als gevolg dat er intracerebrale bloedingen op kunnen treden. Aan de buitenkant valt vaak niets te zien, dus bij verdenking hierop is een
CT geïndiceerd.
Als laatste is vaccinatie belangrijk. Sommige idioten laten hun kinderen alleen niet vaccineren omdat ze denken dat het immuunsysteem niet zoveel vaccins aankan of dat het vaccin neurologische schade toe kan brengen.
Early Physical Development
De meeste groei vindt plaats tijdens de eerste drie jaar van het leven om dan geleidelijk aan af te zwakken. Tanden beginnen rond de leeftijd van 3-4 maanden door te komen en bij de leeftijd van drie jaar heeft een kind alle melktanden. Groei is naast genetische factoren ook grotendeels afhankelijk van het voedingspatroon.
Borstvoeding voor minstens 6 maanden wordt aanbevolen en is de beste voeding voor een baby, aangezien het met zeer veel voordelen voor de gezondheid gepaard gaat, zoals minder infecties, kleinere kans op leukemie en SIDS en betere cognitieve ontwikkeling. Borstvoeding moet alleen worden afgeraden als de moeder medicijnen neemt die overgedragen worden door moedermelk of als de moeder besmet is met HIV of actieve tuberculose.
Bij de geboorte wegen de hersenen 25% van wat ze uiteindelijk gaan wegen. Dit gewicht is 90% op driejarige leeftijd en compleet op zesjarige leeftijd. Bepaalde delen van de hersenen groeien op bepaalde momenten sneller dan andere delen. Groeispurten van de hersenen gaan gepaard met veranderingen in cognitie. Het ruggenmerg en de hersenstam hebben deze groeispurt bij de geboorte reeds voltooid. Het cerebellum groeit het snelst in het eerste levensjaar. Het cerebrum is verdeeld in twee helften. De specialisatie van de helften wordt lateralisatie genoemd. De helften worden gescheiden door het corpus callosum wat rond het tiende jaar zijn uiteindelijke grootte bereikt. De occipitale kwab is bij de geboorte al volgroeid, maar voor de frontale kwabben duurt dit nog vele jaren.
De hersenen bestaan uit gliacellen en neuronen. De toename van dendrieten en synapsen gedurende de eerste twee levensjaren zorgt voor groei van de hersenen. Pas na de geboorte gaan neuronen verbindingen vormen. Via het proces integratie raken neuronen verbonden met bepaalde spiergroepen en via differentiatie krijgen ze allen een andere functie. Als eerst vormt het brein meer neuronen dan nodig zijn.
Degenen die niet goed werken of niet gebruikt worden sterven af, dit om een efficiënt zenuwstelsel te ontwikkelen. Daar staat tegenover dat er ook weer nieuwe worden gevormd en dat de verbindingen versterkt worden. Myelinisatie van de verbindingen gebeurt door gliacellen. De tastpathways zijn als eerst gemyeliniseerd, nog voor de geboorte. Dat voor het gehoor duurt tot het vijfde levensjaar en dat voor zicht de eerste vijf maanden. Myelinisatie van de hippocampus kan doorgaan tot het zeventigste jaar. Myelinisatie is verantwoordelijk voor het verschijnen en verdwijnen van vroege reflexen.
Het brein wordt uiteindelijk gevormd door ervaring. De mobiliteit van de hersenen om zich aan te passen wordt plasticiteit genoemd. De mate van plasticiteit speelt waarschijnlijk een rol bij intelligentie. Te weinig input vanuit de omgeving kan leiden tot verminderde ontwikkeling. Het kan zelfs zo zijn dat helemaal geen input kan leiden tot het permanent uitschakelen van neuronen. Corrigerende invloeden kunnen helpen in geval van verwaarlozing van het brein op jongere leeftijd.
De tast en pijnzin zijn van alle zintuigen het eerst ontwikkeld. Bij 32 weken zwangerschap is het gehele lichaam gevoelig voor tast. Ook reuk en smaak zijn ontwikkeld als het kind de wereld in komt. Voorkeur voor bepaalde smaken is waarschijnlijk aangeboren. Afkeer van bitter bijvoorbeeld, omdat veel bittere stoffen giftig zijn. Ook het gehoor ontwikkelt zich al in utero. Dit gebeurt waarschijnlijk om na de geboorte de band tussen ouders en kind te versterken. Ook zijn ze na drie dagen al in staat nieuwe geluiden te onderscheiden van geluiden die reeds gehoord zijn.
Zicht is het slechtst ontwikkelt bij de geboorte. Ogen van pasgeborenen zijn kleiner dan die van volwassenen en de retina en N.II zijn beide nog onderontwikkeld. Perifeer zicht is gering. Het vermogen voorwerpen te volgen neemt snel toe de eerste maanden. Na vier maanden kunnen rood, groen, geel en blauw onderscheiden worden. Zicht bij de geboorte is 20/400 en bereikt 20/20 na een maand of acht.
Binoculair enkelzien ontwikkelt zich pas rond vijf maanden.
De ontwikkeling van motorische vaardigheden wordt gevolgd door middel van mijlpalen. Motorische vaardigheden volgen handelingssystemen: ze gaan van steeds grover, naar steeds fijner en complexer. De Denver Developmental Screening Test wordt gebruikt om vooruitgang van 1 maand tot 6 jaar te testen. De test wordt onderverdeeld in grove en fijne motorische vaardigheden. Motorische ontwikkeling van het hoofd komt het eerst tot stand. Bij de geboorte kan het kind het hoofd naar links en rechts draaien. Pas rond vier maanden is het in staat het hoofd helemaal op te tillen.
Controle over de handen verloopt in stappen. Na een maand of drie kan een kind een middelgroot voorwerp vastgrijpen, maar heeft het nog moeite met kleine voorwerpen. Na 7-11 maanden ontwikkelt zich de pincetgreep.
Na drie maanden kan een kind omrollen. Kruipen ontstaat na 6-10 maanden waardoor een hele nieuwe periode van verkennen aanbreekt. Staan gebeurt rond 7 maanden. Lopen rond het eerste jaar. Kinderen in walkers stoppen vertraagt hun motorische ontwikkeling.
Motorische ontwikkeling vindt niet slechts plaats door groei van de hersenen. Ook de omgeving speelt een belangrijke rol. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de loopreflex in de eerste vier levensmaanden. Deze wordt uitgelokt als de omstandigheden er juist voor zijn (in water houden, rechtop laten staan). Belangrijk bij de ontwikkeling is dus de motivatie van het kind iets te doen in combinatie met de fysieke beperkingen.
De invloed vanuit de omgeving kan mede verklaren waarom het ene kind sneller bepaalde mijlpalen bereikt dan het andere. Perceptie en motorische ontwikkeling versterken elkaar. Volgens de ecologische theorie van perceptie zijn motorische en waarnemende vaardigheden onderdeel van een systeem dat gedrag in verschillende contexten kan beïnvloeden. Het draait in feite allemaal om affordances: het passen van fysieke eigenschappen in een bepaalde omgeving of situatie. Het is afhankelijk van de houding die het kind neemt. Als een kind leer kruipen op een schuine ondergrond, moet het dit weer helemaal opnieuw leren als het leert lopen.
Motorische ontwikkeling is ook deels afhankelijk van cultuur. In sommige culturen wordt motorische ontwikkeling aangemoedigd, terwijl in andere culturen het kind kort gehouden wordt, maar later wel volledig tot ontwikkeling komt.