‘Tweede naïviteit’
- Gepubliceerd in Wetgeving
- Reageer als eerste!
De naïviteit van een geloof dat ditmaal niet enkel een oorsprongsbron aanduidt, maar ook een eindbestemming, waaraan het verstaan zich kan overgeven.
De naïviteit van een geloof dat ditmaal niet enkel een oorsprongsbron aanduidt, maar ook een eindbestemming, waaraan het verstaan zich kan overgeven.
Ricoeur, uit een oorsprongkelijk symbolisch-mythisch spreken kunnen verdere (moderne) verklaringen voortkomen en zich op hun manier ontwikkelen. Deze zullen altijd georiënteerd blijven op hetgeen hen op onachterhaalbare wijze voorafgaat: de symbolisch-mytisch beleefde en verhaalde werkelijkheid.
Ricoeur, elke verklaring zal “zin moeten zoeken” vanuit de oorsprong die “zin geeft” = het zoeken naar de gegeven en ontvangen zin. Elke wetenschappelijke verklaring van een menselijk fenomeen steunt op hermeneutiek.
iets willen dat een ander ook heeft, op negatieve wijze. -> nabootsingsdrift
wanneer metafysica zich concentreert op het bestuderen van de Substantie -> aristoteles
Aristoteles, als je de werkelijkheid als geheel bekijkt vanuit de oorzaken van de zijnden.
legt uit wat in de mythische ervaring werd doorleefd en verwoord, door er de oorzaak van op te sporen.
heilig, overgeleverd verhaal van een volk over zijn herkomst en godsdienst
opvatting dat wetenschappelijke redenering de enige ware bron van kennis is, geloof in de wetenschap
wijsgerige richting die het gebied van het weten bepaalt tot wat zintuiglijk kan worden waargenomen
Theorie dat alle stof uit atomen bestaat
voor alles in de natuur bestaan er determinerende oorzaken
van Willem van Ockham: Hij stelde dat als voor een fenomeen verschillende verklaringen kunnen worden gegeven, de eenvoudigste complete verklaring de voorkeur heeft. "Men moet de zijnden niet zonder noodzaak verveelvoudigen".
Ockham, einde Middeleeuwen: uitgangspunt is absolute almacht van God. Het is een illusie dat Gods scheppingsconcept te kennen is, de mens heeft geen inzicht in gods verborgen, almachtige wil.