Inhoudelijke analyse van de component sociale lasten
- Gepubliceerd in Boekhouden
- Reageer als eerste!
Opname ervan in de kostprijs kunnen het eenvoudigst gebeuren als procentuele toeslag op het brutoloon.
Opname ervan in de kostprijs kunnen het eenvoudigst gebeuren als procentuele toeslag op het brutoloon.
50% toeslag voor elk overuur op een werkdag verricht.
100% toeslag voor elk overuur gepresteerd op een zondag of een rustdag.
Collectieve beloningen kunnen zich concretiseren in volgende normen:
Merit rating voor groepen : uitgangspunt van dit systeem is de behoefte van de mens om actief deel te nemen aan de productie en initiatief te nemen, het verlangen om zeggingsmacht te hebben en aanvaard te worden door anderen.
VOORDELEN MERIT RATING :
De personeelskost als totale kostprijsfactor bestaat uit 2 belangrijke componenten : prestatieloon en sociale lasten.
** Inhoudelijke analyse van het prestatieloon
** Samenstelling
Het prestatieloon bestaat uit het gewoon loon, overloon en premies. Het gewoon loon wordt gevormd door arbeidsprestaties, uitgedrukt in gewerkte tijd (uurloon) of in afgewerkte stuks (stukloon) te waarderen tegen een bepaalde prijs. De prijsfactor wordt meestal vastgelegd in sectoriële overlegorganen (paritaire comités).
** Prestatiebasis
* Tijdloonstelsel versus stukloonstelsel
Personeelskosten als kostprijscomponent omvatten lonen, salarissen, commissielonen en hierop toe te rekenen sociale lasten.
Opname van materiaalverbruik in de kostprijs kan op 3 verschillende manieren:
1. Hoeveelheidsbepaling
2. Werkelijke hoeveelheid
* Directe hoeveelheidbepaling
Eerste methode : men gaat over tot telling, weging of meting van de hoeveelheid per verstrekking.
Tweede methode : dagelijks verbruikte hoeveelheid vaststellen
* Indirecte hoeveelheidbepaling
Mathematische methode : gaat uit van vaste hoeveelheden grondstoffen nodig voor het vervaardigen van het gereed product. De hoeveelheid verbruikte grondstof wordt uit de hoeveelheid vervaardigde producten afgeleid.
“Rudimentaire benadering” : BV + aankopen –EV = materiaalverbruik
3. Standaardhoeveelheid
Standaardverbruik vaststellen dat de hoeveelheid is die bij economische doelmatige voortbrenging vereist is.
4. Prijsbepaling
* Historische inkoopprijs
SCHEMA BLZ 45
5. Marktprijs
Dit is de prijs waartegen materialen terug kunnen worden ingekocht op de dag van verstrekking.
6. Vervangingsprijs
Dit is de marktprijs van de materialen op het moment dat de verkoop van de gerede producten waarvoor deze materialen worden gebruikt, wordt afgesloten. Hier wordt dus de economische voorraad als uitgangspunt genomen (bij marktprijs technische).
7. Standaardprijs
8. Fiscale aspecten
GS,HS,GP en HG worden gewaardeerd aan aanschaffingswaarde of tegen marktwaarde indien die lager is op balansdatum ( principe van voorzichtigheid).
Voorraden worden gewaardeerd aan aanschaffingswaarde.
De kostensoort materiaalverbruik bestaat uit HS en GS.
Enkele belangrijke verschillen :
Verkoopsprijs – kostprijs = resultaat (winst of verlies) dus kostprijsbepaling is een belangrijke determinant van het resultaat.
Ook bij vermogensbepaling belangrijk want het speelt een rol bij de waardering van balansposten als GIB, BIU, voorraden,…
** Kostenbeheersing en efficiëntiebeoordeling
Iedere beheersing steunt op volgende principes:
Men probeert de efficiëntie van ondernemingsgebeuren per verantwoordelijkheidscentrum te meten en te beoordelen door de werkelijke kosten periodiek te toetsen aan een bepaalde kostennorm.
** Hulpmiddel in de besluitvorming
** Grondslag tot bepalen offerteprijs of verkoopprijs
Cost plus pricing meest voorkomend = prijsbepalingsmethode waarbij de verkoopsprijs ontstaat door toevoeging van een opslag of marge aan de kostprijs.
1. Het algemeen begrip “kostprijs”
Produceren = voortbrengen van producten of het presteren van diensten waarvan de waarde groter is dan de bestedingen gemaakt voor de productie
Kostprijs = geheel van in geldwaarde uitgedrukte bestedingen die voor de doelmatige prestatie moeten worden gemaakt
Prestatie?
Bestedingen?
Dit zijn de kosten. OPGELET! Dit hoeven geen uitgaven te zijn! Sommige kosten worden onmiddellijk vertaald in uitgaven (= out of pocket costs), andere niet.
SCHEMA BLZ 31
2. Kostprijs binnen de analytische boekhouding en binnen kostencalculatie
- Het begrip kostprijs binnen de analytische boekhouding
Traditioneel wordt in de analytische boekhouding alleen de integrale fabricagekostprijs en verkoopskostprijs behandeld.
SCHEMA BLZ 32
Dit schema geeft duidelijke informatie aangaande:
3. Het begrip kostprijs binnen kostencalculatie
Kostencalculatie bestudeert alle andere kostprijzen.
4. Doelstellingen van kostprijscalculatie
5. Kostenbegroting voor planning en controle
Deze verdeling steunt op het kenmerk of de kost al dan niet rechtstreeks tot de activiteit van een bepaalde afdeling of tot een bepaald eindproduct kan worden toegerekend.
Directe kosten vertonen een eenduidig, kwantificeerbaar verband met de activiteit of het product, indirecte kosten niet. Hiervoor zal men een omslagbasis moeten gebruiken.
1. Verdeling naar tijdsperiode
Historische kosten = wanneer men op het moment van het verbruik van de inputfactor als kost de oorspronkelijke uitgave registreert (uitgave op moment aanschaffing)
Gebudgetteerde kosten = gewaardeerd aan vermoedelijke waarde op het moment dat ze door de productie gedragen worden
Standaardkosten = > men gaat niet uit van het productieniveau dat men wil bereiken, maar van een normaal geacht productieniveau
2. Kostenverdeling naar beheersbaarheid
Kosten worden toegewezen aan een persoon of instantie. Ze zijn beheersbaar als functionarissen een determinerende invloed kunnen uitoefenen, zowel op prijs als op hoeveelheid van de factor die de kost veroorzaakt.
3. Besluit
“Different costs for different purposes” => kosten binnen het exploitatieproces zullen naar gelang van de probleemstelling op een andere wijze benaderd worden.
In regel niet dezelfde kostenclassificatie voor de gehele onderneming.
Men bestudeert de afhankelijkheid van de kost tot de productie of andere outputmaatstaf.
Variabele kosten gekarakteriseerd door :
- variabiliteit van de kost met het productievolume
- constant verloop per eenheid productie
Vaste kosten gekarakteriseerd door :
- constante hoogte binnen bepaalde grenzen van het ondernemingsproces
- dalend verloop per eenheid
Opmerking: Binnen een kostencentrum kan men ook kosten toetsen op hun variabiliteit t.o.v. de output van dat centrum. Men kan kosten anders classificeren t.o.v. het productievolume dan t.o.v. output van het kostencentrum!
Winstcentra
Dit zijn organisatorische gehelen waarover men kosten alsook opbrengsten kan bepalen. Deze geven de meest volledige beheersingsmogelijkheid.
Kostencentra: “engineerd”
Dit zijn organisatorische gehelen waar men naast kosten ook de prestatie kan kwalificeren. De lasten kunnen er in relatie tot de prestatie gebracht worden.
Kostencentra : “discretionaire”
Deze centra verzamelen alle kosten verbonden aan een organisatorisch geheel waarvan de prestatie niet kan worden gemeten.
De onderneming wordt opgedeeld in een aantal departementen. Elk departement wordt als kostenobject beschouwd en verzamelt alle kosten die ze moet dragen. => KOSTENPLAATS
Omdat alle departementen meewerken aan het realiseren van goederen- en dienstenpakketten, vormen deze de uiteindelijk bestemming waarvoor de kosten gemaakt werden => KOSTENDRAGER
Eenvoudige structuur
Voorbeeld 3 kostenplaatsen:
En kostendrager : directe arbeidsuren werken (orders afwerken)
Complexe structuur
1) Hulpkostenplaatsen
Dit zijn departementen of afdelingen die een dienstverlenend karakter hebben tegenover tal van andere departementen of afdelingen. Daarbij is hun levering kwantitatief vast te stellen.
2) Algemene kostenplaatsen
Ook dienstverlenend, maar niet kwantitatief meetbaar.
3) Technische kostenplaatsen
Dit zijn departementen of afdelingen die een afzonderlijk bestaan leiden, maar uitsluitend werken voor een andere kostenplaats.
4) Fabricagekostenplaats OF industriële kostenplaatsen
5) Verkoopkostenplaats
Dit zijn kostenplaatsen die exclusief de verkoop van de geproduceerde goederen verzorgen.