Menu

Samenvatting artikel identititeit en ontwikkeling van adoptiekinderen

Artikel Identiteit en ontwikkeling van adoptiekinderen René Hoksbergen(2006)

Mensen kunnen heel verschillend reageren op ogenschijnlijke vergelijkbare omstandigheden.Geadopteerden en ook hun ouders kunnen uiteraard niet over een kam worden geschoren. Dus heeft het in het algemeen spreken over de groep buitenlandse geadopteerden of adoptieouders van een buitenlands kind maar beperkte betekenis! Mensen blijken te zeer te verschillen in hun identiteit en mogelijkheden tot ontwikkeling.

In het recente onderzoek bij de uit Roemenië afkomstige adoptiekinderen, dat ik sinds 1998 samen met Drs. Kathinka Rijk, Dr. Jan ter Laak en andere collega’s doe, ben ik nog weer eens geconfronteerd met deze verschillende reacties, gedragingen en mogelijkheden Dit terwijl de veelal slechte omstandigheden in het land van herkomst van de kinderen vergelijkbaar waren.

Naast ontwikkelingsmogelijkheden staat het begrip identiteit centraal. Dit uit het Frans en Latijn (identidem: hetzelfde) afkomstige begrip verwijst naar de unieke eenheid van elke persoon. De verzameling fysieke en psychische kenmerken waardoor men zich onderscheidt van andere mensen. De identiteit kan worden beschadigd, veranderd of zelfs verdwijnen. Dit door dwang van buitenaf, ongelukken, traumatische gebeurtenissen.

Alles kan goed gaan als het perfect klikt tussen mensen. Het kan ook zo gaan bij kinderen die op oudere leeftijd geadopteerd zijn en een extreem negatieve achtergrond hebben.

Er kan sprake zijn van het overlevingssyndroom bij geadopteerde kinderen waarbij ze zo positief mogelijk willen zijn en al hun kansen willen benutten, maar er kan ook sprake zijn van boosheid of fixatie op het opvullen van tekorten: in liefde, aandacht, voedsel.

Bij veel geadopteerden zien we een worsteling met hun identiteit, vooral tijdens de adolescentiefase en daarna. Het opgroeien bij andere ouders dan de biologische ouders vraagt om aanpassingen, een leven lang. Afgestaan zijn ergens in het leven veroorzaakt pijn. Er moet een nieuwe identiteit opgebouwd worden.

De worsteling met het ‘afgestaan zijn’ betekent voor geadopteerden belast te zijn met een wel heel bijzondere taak in het leven. Het aanvaarden van een nieuwe identiteit. Hoe zij deze taak vervullen is van veel factoren afhankelijk. Denk allereerst aan de persoonlijkheid van de geadopteerde. Denk ook aan de kennelijke reden van het afgestaan zijn, de omstandigheden, waaronder dit plaats vond, de verdere levensgeschiedenis in het land van herkomst, de wijze van opvang in het adoptiegezin en de ontwikkelingsfase waarin geadopteerde zich bevindt.

Daarmee zij eveneens vastgesteld dat geadopteerden met meer gecompliceerde aspecten in hun leven te maken hebben dan anderen. Aspecten die voor een deel alleen op hen van toepassing zijn.

Ik zal nu kort ingaan op aspecten juist voor geadopteerden van belang tijdens enkele stadia in hun ontwikkeling (Brodzinsky et al., 1997). Wanneer een kind als baby wordt afgestaan, zal de moeder in veel gevallen reeds tijdens de zwangerschap daarop anticiperen. Spanning, stress, angsten, schuldgevoelens, boosheid, spijt en andere negatieve belevingen kunnen de overhand krijgen. Zowel negatieve ysieke aspecten als gebruik van drugs, roken, te veel alcohol, bepaalde medicijnen, als negatieve emotionele aspecten zullen een zeker effect op de foetus hebben. Het bij geadopteerden verkrijgen van betrouwbare informatie over de zwangerschapsperiode en geboorte is echter veelal onmogelijk.

Bij geadopteerden, die als baby zijn afgestaan, kan echter juist het ontwikkelen van gevoelens van vertrouwen, zekerheid en veiligheid ernstig in de knel komen.

Als de moeder niet anders kan dan het kind afstaan, is dit voor het kind een uiterst pijnlijke gebeurtenis. In medische termen zou je kunnen spreken van een major event. De plotselinge scheiding van de persoon waarop hij zich volledig richtte. Een dergelijke scheiding in deze ontwikkelingsfase betekent vaak, dat er zich basisgevoelens van onveiligheid, onzekerheid en wantrouwen in zichzelf en in anderen ontwikkelen. Deze gevoelens van wantrouwen kunnen als gevolgen hebben:

· De geadopteerde gaat later sterk aan zichzelf twijfelen met vragen en worstelingen over zijn identiteit.

· De gevoel van eigenwaarde wordt aangetast

· Er onstaat twijfel over de motieven en bedoelingen van andere mensen

· Een basisgevoel van wantrouwen wordt ontwikkeld

Het temperament van het kind, zijn aangeboren eigenschappen, zullen bepalen hoe sterk deze negatieve ontwikkeling is. Ook veerkracht is belangrijk.

Het zelfbesef ontstaat kort na geboorte en kan daardoor ook al snel na geboorte beschadiging oplopen of zich slecht ontwikkelen..

Maar het geen bodem syndroom vind ik te sterk.

Er is sprake van beschadiging van de psychische ontwikkeling, met negatieve gevolgen voor het gedrag. Ouders en hulpverleners moeten deze beschadigde bodem eerst herkennen om het daarna zo veel mogelijk te proberen te herstellen. Trauma’s van geadopteerde kinderen

De seperatie van moeder kan een traumatisch effect hebben op het kind, bijvoorbeeld als het kind ter vondeling wordt gelegd of als moeder in een tehuis wordt geplaatst.

Door adoptiedeskundigen is een relatie gelegd tussen het blijk geven van Post traumatische Stress-reactie (PTSR) en de vele traumatische ervaringen die buitenlandse adoptiekinderen in hun jeugd hebben opgedaan. Verwaarlozing, mishandeling, het meemaken van rampzalige gebeurtenissen zoals natuurrampen, een ongeluk, mishandeling, of zelfs vermoorden van mensen, e.a. zullen eveneens traumatiserend kunnen werken (Hoksbergen et al., 2001).

Twee soorten trauma:

-type 1: plotseling negatieve gebeurtenis

De effecten van de seperatie van de moeder, de primal wound, bij kinderen van jonge leeftijd. Er moet een beter begrip verkregen worden voor dit effect van de gedwongen scheiding van de moeder.

-type 2: post traumatische stress door herhaling en continuiteit van traumatische gebeurtenissen.

De eerste deuken in de ontwikkeling tot een stabiele identiteit onstaan rond 8-10 jaar wanneer een kind gaat beseffen dat het geadopteerd is en daardoor anders is dan andere kinderen en dat er ergens een ander deel van zijn leven bestaat. Rond het 10e levensjaar vindt volgens Freud de latentiefase plaats maar bij geadopteerde kinderen is dit de fase waarin ze hun identiteit moeten onderkennen en aanvaarden.

Daarom vertonen veel kinderen die eerder dan 6 maanden geadopteerd waren op leeftijd van 7 jaar toch vaak gedragsproblemen. Voor kinderen die de adoptatie niet bewust hebben meegemaakt kan dit als schok overkomen. Daarom moet het vertellen over de adoptie heel zorgvuldig gebeuren.

Kinderen die hier niet veel over mogen praten komen ervaren dit als gemis omdat ze er wel vaak over nadenken en het schuldgevoelens bij hen oproept. Ze vragen zich af od z er wel zo vaak over mogen denken, of dat niet oneerlijk is tegenover hun adoptieouders.

Voorlichten en communiceren over adoptie is niet eenvoudig. De eerste fase: het voorlichten op jonge leeftijd is al niet zo vanzelfsprekend. De meeste adoptieouders weten dat een kind pas als het wat ouder is, als het zeven, acht, negen jaar is geworden, meer begrip kan opbrengen over wat adoptie in feite voor verhoudingen binnen de familie betekent. Wat gezinsvorming en biologische verwantschap betekenen. Kenmerken:

· Rouwproces

Adoptiekinderen krijgen dan voor het eerst verwarde gevoelens en het gevoel dat ze iets verloren zijn. Dit kan zelfs zo ver gaan dat het het begint te lijken op een rouwproces.

Ook tijdens de verdere jaren in het basisonderwijs bestaat dus de noodzaak aan het onderwerp adoptie aandacht te besteden.

· fantasiebeelden

Er ontwikkelen zich fantasiebeelden over biologische ouders en de rest van het gezin. Fantasien over de reden waaro ze afgestaan zijn. Dit gaat soms gepaard met gevoelens van verdriet, boosheid, ontkenning, berusting, aspecten van het rouwproces.

Hoe adoptiekinderen met deze gevoelens omgaan, is verschillend. Soms gaan deze gevoelens gepaard met een intense boosheid en probleemgedrag, nogal eens wanneer het geadopteerde kind het afgestaan zijn sterk als `weggedaan`, `niet goed genoeg geweest zijn` ervaart. Het is moeilijk doordringen tot deze kinderen.

Dilemma voor adoptieouders

Het communiceren over adoptie plaatst adoptieouders voor een lastig dilemma.

Ze kunnen zowel te vaak als te weinig het adoptiethema in het gezin aansnijden.

Te vaak-> irritatie bij de geadopteerde en tegengevoelens (alsof ze er niet mogen zijn bij dat gezin en alsof het adoptiegezin niets met het biologische gezin te maken heeft). En dat terwijl de adoptieouders juist met alle macht rekening willen houden met de identiteit van hun kind, de plaats van de biologische ouders, zijn anders zijn e.a.

Te weinig-> Het te weinig over adoptie praten kan ertoe leiden dat het kind schuldgevoelens gaat ontwikkelen of dat de fantasien een erg hardnekkige karakter krijgen, over de adoptie-ouders of over de biologische ouders.

De geadopteerde kan het onderwerp adoptie als een verboden onderwerp gaan zien.Hij kropt dit belangrijke aspect van zijn identiteit in zichzelf op. Tot dit op een moment in zijn leven tot uitbarsting komt. Dan kan er een langdurige verwijdering van de ouders ontstaan. Dit begrijpen adoptie ouders dan vaak niet omdat zij voelen dat ze hun best hebben gedaan bij de opvoeding.

Tussenkomst van derden is dan nodig om wederzijds tot meer begrip en misschien zelfs herstel van de relaties te komen. Hetgeen meestal wel mogelijk is. De verwijdering betekent niet dat het kind geen gevoelens meer heeft voor de ouders maar dat het een dubbele identiteit en loyaliteit naar beide ouders toe moet ontwikkelen naarmate het vowlassen wordt.

Er kan een nieuwe fase van identiteitsverwarring onstaan als de geadopteerde al veel ouder is en zelf kinderen heeft gekregen. Hierbij kan het contact met de ouders weer op een laag pitje worden gezet.

Negatieve reacties t.a.v de adoptiemoeder heeft 2 basisoorzaken:

1.Het adoptiekind(op wat latere leeftijd geadopteerd) heeft enige hechtingsvaardigheden ergens anders ontwikkeld. Hierdoor heeft het een gevoel van wantrouwen ontwikkeld dat moeilijk te herstellen is. Juist een vervangende moeder wordt met wantrouwen bezien.

Bij de adoptievader is dit wat minder, want de adoptievader dringt geen contact op en er vindt niet veel gecompliceerde emoties bij deze interacties plaats.

2. De geadopteerde heeft een weerstand tegenover de moederfiguur. De boosheid tegenover de biologische moeder wordt geprojecteerd op de adoptiemoeder, omdat het kind veel negatieve gevoelens heeft over het verlaten zijn. Zij wordt met wantrouwen en soms openlijke weerstand tegemoet getreden. Gevoelens die soms jaren nodig hebben om (grotendeels) te verdwijnen.

Hoe hier mee om te gaan?

Toenadering gedurende de eerste 2 maanden voorzichtig hanteren. Geef het kind de tijd om te wennen aan alles wat nieuw is en vooral aan de grote hoeveelheid aandacht dat het kind ineens krijgt. En vooral zal het kind moeten wennen aan de enorme hoeveelheid aandacht die het ineens krijgt. De familiemoet als eerste en heel mondjesmaat opengesteld worden. Kind moet eerst wennen aan het gezin en zich aan deze mensen hechten. Geef het kind eerst de mogelijkheid om zich te hechten aan volwassen mensen en hechtingsvaardigheid te ontwikkelen.

Als het kind vanaf geboorte geen of te weinig aandacht en liefde krijgt en geen kans krijgt om zich te hechten en binden kan dit rampzalig zijn.

Veel kinderen overleven dit niet en sterven bv in kindertehuizen. Kinderen die het overleven zijn vaak kinderen die externaliserend gedrag vertonen en sterk op de buitenwereld gericht zijn.

Kenmerken:

Tot en met 6 maanden

De kinderen die als baby geadopteerd zijn vertonen vooral internaliserend gedrag en lichamelijke klachten. Hoe langer kinderen in de tehuizen blijven hoe hoger ze scoren op externaliserend gedrag.

Adoptie-ouders moeten erop voorbereid zijn dat het oudere adoptiekind meestal een overlever is en dat het moeilijk is om met externaliserend gedrag om e gaan. Kinderen die overleven zijn vaak niet alleen geestelijk maar ook lichamelijk sterk.

Heel jong geadopteerde kinderen zijn belast met de negatieve effecten van de situatie en dit merk je op aan slaapproblemen, eetproblemen, prikkelbaarheid in de vorm van huilen zonder reden en er kan zelfs sprake zijn vasn failure to thrive.

Het kind wilt zich dan niet ontwikkelen en vertoont ernstige groeistoornissen.

Scheiding tussen 6 en 18 maanden

Bij een scheiding in de fase tussen 6 en 18 maanden kunnen vergelijkbare effecten optreden. Maar het gedrag is gecompliceerder. Het kind kan nu zoekgedrag vertonen, zich enigszins apathisch terugtrekken, niet meer willen spelen, vastklampgedrag vertonen, vaker ziek zijn en allerlei ongelukjes hebben, en aan gewichtsverlies lijden. Ook hier kan het failure to thrive syndroom optreden. De ernst met het temperament van het kind. Het ene kind heeft meer veerkracht dan het andere, maar dit kan meestal pas later geconcludeerd worden.

De lastigheid van het kind wordt in de adoptiegezinnen niet verzacht door opmerkingen als: ‘ ze lijkt op haar vader, het gaat wel weer over.’ De ouders moeten rekening houden met de bijzondere identitei van het adoptiekind en zich hierop richten. Het is belangrijk om vertrouwen te hebben in zichzelf als opvoeder en goed te luisteren naar raadgevers.

Er zijn kinderen in de geschiedenis die gedurende hun eerste levensjaren elk menselijke stimulans voor hun ontwikkeling misten. Een kenmerk dat bij al deze kinderen voorkomt is dat de spraak niet was ontwikkeld, communicatie ging dus moeilijk. Ze waren bijna niet gevoelig voor pijn en maakten stereotype bewegingen. Hun levensduur was meestal kort en ze vertoonden vaak tekenen van zwakzinningheid. Terwijl het de vraag was of deze zwakzinnigheid was aangeboren of door de omstandigheden tijdens de eerste ontwikkelingsfasen ontstaan, een dementia ex separatione (Hoksbergen, 2000).

Hechtingsvaardigheid is de vaardigheid die in het kind in de eerste paar jaar van het leven kan ontwikkelen. Gebeurt dit, dan kan deze vaardigheid gegeneraliseerd worden naar andere volwassenen, zoals adoptie- en pleegouders, partners en later naar de eigen geboren kinderen. Gebeurt dit niet, dan zijn mogelijkheden tot een gezonde omgang met anderen en vorming van goede relaties beperkt.

Er kan over het algemeen sprake zijn van 2 tegenover elkaar staande gedragsvormen:

· allemansvriendjes gedrag

· sterk teruggetrokken gedrag.

Als er sterke verwaarlozing plaatsvindt en deze tot in de peuter-kleuterfase doorgaat kan loopt het kind de meeste kans op een van deze twee gedragsvormen.

Bij de jongste groep worden minder vaak problemen genoemd. In die groep worden door de ouders eetproblemen, allemansvriendjes gedrag en sterk aandacht vragen als belangrijkste problemen ervaren. Peuters hebben vaak meer problemen dan de kinderen in de kelutergroep.

Allemansvriendjesgedrag is het vaakst voorkomend probleem.

Deze problemen geven het meeste kans van overleven bij de Roemense kinderen en blijven vaak wel 6 jaar na adoptie bestaan, terwijl andere problemen afnemen.

Het agressieve, driftige soms hysterische gedrag dat bij eenderde deel van de kinderen bestaat neemt nauwelijks af. Een relatief kleine groep kinderen (15%) vertoont sterk in zichzelf gekeerd, teruggetrokken gedrag. De meeste kinderen zijn overlevers (externaliserend)

Peuter

De peuter, de één- tot driejarige, is intensief en heel snel bezig zijn wereld onder controle te krijgen. Een geweldig snelle fysieke ontwikkeling helpt hem daarbij. Peuters moeten de gelegenheid krijgen te doen wat ze kunnen doen, te ontdekken wat zonder gevaar ontdekt kan worden en te experimenteren, zonder dat er te veel op hun huid wordt gezeten. In die periode wordt hun gevoel van eigenwaarde verder opgebouwd, vooral wanneer steeds weer blijkt dat ze allerlei dingen zelf kunnen. Worden ze geremd of onder gestimuleerd dan kunnen er sterke gevoelens aan twijfel in zichzelf ontstaan. En dat zien we vaak bij geadopteerden, zoals ook uit de voorbeelden duidelijk is. Ze worden in kindertehuizen vaak ondergestimuleerd.

Kleuter

Een kleuter is veel meer bewust van als en gaat de buitenwereld veel meer ontdekken en explotreren. Het kan veel meer zelf doen en gebruikt de taal bewust hierbij. Ze nemen veel meer zelfinnitiatief en moeten hierbij duidelijke regels en grenzen opgelegd krijgen. Ze leren ook hoe anderen reageren op hun gedrag. Het sociale besef is het eerste teken van empatisch vermogen en de ontwikkeling van het geweten en daarmee schuldgevoelens.

De ontwikkeling van de taal is erg belangrijk Veel abstracte begrippen worden nog iet begrepen. Het begrip voor abstracties zoals geadopteerd zijn is nog ver weg. Peuters en kleuters leren de taal ook schijnbaar heel snel en als ze net zijn aangekomen doen ze vaak hun uiterste best de dingen te begrijpen. Ook dat is overlevingsgedrag. Adoptieouders denken dan vaak ten onrechte dat hun kind de taal zo snel leert en dus alles al zo snel begrijpt. Hiervan is bijna nooit sprake. Het kind kan wel goed anticperen op wat de ander wilt en begrijpt vaak de lichaamstaal wel goed en leert de taal ook best snel als hij twee of driejarig is.

Hotelgedrag

De aangekomen peuter of kleuter vertoont vaak het zo door mij genoemde ‘hotelgedrag’. Het wil graag aardig gevonden worden en blijven waar het nu is, want waar hij nu is is heel positief. Men moet blij zijn als dit hotelgedrag voorbij gaat, als het kind grenzen zoekend gedrag gaat vertonen, zich spontaan gaat uiten en daarmee veel minder aardig is. Processen van zich hechten en het zich thuis gaan voelen zijn dan echter wel begonnen. rouwproces

Het kind gaat door een rouwproces want het heeft alles van vroeger verloren.

Verzachting van dit rouwproces vindt plaats als:

· adoptieouders het kind zijn eigen naam laat houden

· er aandacht en respect is voor het gebabbel van het kind over het verleden. Dit opnemen kan handig zijn zodat het kind het later opnieuw kan horen. Dit is wel afhankelijk van de reactie van het kind.

· Er met respect alle dingen die het kind heeft meegenomen wordt omgegaan.

· De ouders zich iets van de oorspronkelijke taal eigen maken.

· Er sllechts geleidelijk overgaan wordt tot de volledig Hollandse pot.

· Het kind met andere kinderen uit het land in contact wordt gebracht.

Maar het kind kan grote angsen tonen als het met het verleden geconfronteerd wordt dus hier moet rekening mee worden gehouen.

Daarom reageren sommige peuters panisch op een vroegere verzorger uit het tehuis. Tenminste als die bijvoorbeeld binnen het eerste jaar na aankomst een bezoekje aan de ouders brengt.

Er moet vaak tegen het kind worden gezegd dat de adoptieouders nu zijn nieuwe papa en mama zijn en dat het kind bij hun blijft. Juist bij allemansvriendjes is dat heel belangrijk. Deze moeten het onderscheid tussen enerzijds de eigen papa/mama en anderzijds de anderen nog leren.

Hechting

Hiervóór hebben we het in feite steeds gehad over het bevorderen van de hechting tussen adoptiekind en ouder. Dit proces is mede afhankelijk van de ontwikkeling van gevoelens van veiligheid, zelfwaardering, zekerheid en vertrouwen bij het kind.

Deze processen worden beïnvloed door:

· de aard van het kind

· de aard en het gedrag van de ouders

· de omstandigheden waarin het kind elders is opgegroeid en waarin het bij de adoptieouders terecht komt. (continuiteit v/d verzorging is heel belangrijk)

Het gedrag van de adoptie-ouders wordt ook beinvloedt door hoe zij zelf zijn opgevoed en hoe zij hun verleden hebben verwerkt en wordt ook beinvloed door:

· motieven om een kind te adopteren.

· de daaraan gekoppelde verwachtingen over aard en mogelijkheden van het kind.

· de (verwachtingen over) eigen opvoedingsbekwaamheden.

· de interactie kind-ouders en het “klikken”.

· interactie van de ouders onderling en consistentie in aanpak.

· steun en begrip van de omgeving.

Het klikken en de omgang ouders-kind kan door nogal wat aspecten onder druk komen te staan, bijvoorbeeld:

· Het kind heeft veel aanpassingsproblemen heeft.

· Het hotelgedrag slaat geheel.

· Als het allemansvriendjes of juist zeer gesloten gedrag maar niet wil wijken of tenminste zichtbaar verminderen

· Wanneer gebrek aan geweten tot allerlei acting-out gedrag leidt, waaronder het bekende lieg- en steelgedrag.

· Als het kind tenslotte slecht wordt begrepen.

Conclusie:

Adoptiekinderen ontwikkelen zich heel verschillend maar ze opvoeden blijft een boeiende taak, een uitdaging. Meestal heeft dit wel een poitieve uitkomst maar het kan in bepaalde fasen van de ontwikkeling erg moeilijk en teleurstellend zijn voor de adoptie-ouders. Maar daarna worden de meeste kinderen veel makkelijker (na hun twintigste) .

Ik zie soms, dat in gezinnen met adoptie en biologisch eigen kinderen, geadopteerde zich ten aanzien van de ouders als gehechter lijkend opstelt en als zodanig ook gedraagt. Adoptieouders moeten daarvóór in ieder geval voldoende geduld en flexibiliteit opbrengen. Over de zozeer aan te bevelen afstandelijkheid heb ik het hiervoor al voldoende gehad

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen