De arbeidersklasse
- Gepubliceerd in Sociologie
- Lees 1288 keer
= ‘blue collar jobs’ = handenarbeid staat centraal
Verschillende groepen (vooral op basis van opleidingsniveau):
- Hogere arbeidersklasse
= geschoolde arbeiders
= relatief hoog inkomen
= werken in stabiele en goede arbeidsvoorwaarden
= door technologische ontwikkeling een deel van vaardigheden ontwaard
= worden veel minder bedreigd door werkloosheid dan laaggeschoolde
arbeiders - Lagere arbeidersklasse
= laaggeschoolden
= oefenen jobs uit waar weinig opleiding voor nodig is
= minder stabiele en gunstige arbeidsvoorwaarden
= minder betaald - Onderklasse
= werken onder slechte arbeidsovereenkomsten, als ze al werk hebben
= zeer lage levensstandaard
= vaak langdurig werkloos, of wisselen constant af van onaantrekkelijke jobs
= vaak etnische minderheden (Duitsland: Turken, België: Berbers of Ghanezen, Groot-Brittannië: aziaten en zwarten, Frankrijk: Algerijnen)