Menu

Item gefilterd op datum: december 2012

Trimmen versus fit verhogen

Je kunt een model bij stap (5.) op twee manieren verbeteren: trimmen of de fit verhogen. Bij het trimmen zet je de vrije parameters vast. Zelfs wanneer je een model hebt met een goede fit, kun je het model nog verbeteren vanwege de spaarzaamheid (wanneer een eenvoudige en ingewikkelde versie beiden even goed werken, heeft de eenvoudige versie de voorkeur). Bij CFA moet je dus bij twee even goede modellen, het model kiezen dat de minste vrije parameters heeft. Je kunt het aantal vrije parameters verminderen door de factorladingen op nul te zetten of door de correlaties tussen de factoren op nul te zetten. Dit is trimmen. De fit kan hiervan nooit verbeteren, maar wel verslechteren of gelijk blijven.

Bij het verhogen van de fit maak je vaste parameters vrij. Dit betekent dat je pijlen in het paddiagram toevoegt:

  • Factorladingen: je laat een manifeste variabele ook op een andere factor laden.
  • Correlaties tussen factoren: je staat toe dat er twee factoren gecorreleerd zijn.
  • Correlaties tussen errors: je staat toe dat twee variabelen iets gemeenschappelijk hebben dat je niet kunt herleiden tot de factoren.
  • Meer factoren: hierdoor wordt het model minder spaarzaam, maar wordt de fit wel groter.
Lees meer...

Confirmatieve factoranalyse

Confirmatieve factoranalyse (CFA) wordt uitgevoerd volgens een aantal belangrijke stappen:

  1. Model specification: een model (pijldiagram of stelsel van vergelijkingen) maken.
  2. Model identification: bepalen of je model een unieke oplossing heeft.
  3. Model estimation: een (voorlopige) aanname doen dat je model klopt. Je moet schattingen maken van alle vrije parameters in het model (zoals factorladingen en errorvarianties).
  4. Model evaluation: bereken de teruggeschatte covariantiematrix. Om deze te vergelijken met de oorspronkelijke covariantiematrix, moet je de chikwadraattoets en de fitmaten berekenen.
  5. Model respecification: wanneer bij (4.) blijkt dat het model niet klopt (dit is het geval wanneer de chikwadraattoets significant is en/of als de fit-maten te laag zijn), moet je het model bijstellen. Hierna kun je verder vanaf (2.).

Lees meer...

Concernstrategie; scheppen concerns strategische waarde voor business units?

De rode draad voor de opties en keuzes ten aanzien van concernstrategie is het toevoegen van waarde. Op het niveau van business units speelt veelal de vraag welke units er actief moeten blijven, iets wat bepaalt kan worden aan de hand van de BCG-benadering.

Uit deze tabel is op te maken welke bedrijven behouden kunnen worden en welke bedrijven moeten worden afgestoten. Het vraagteken kan nog uitgroeien tot een sterbedrijf, als er maar voldoende geïnvesteerd is en op de juiste manier gehandeld is.

  1. Het overkoepelende concern kan via deze vier soorten units kiezen voor een aantal rollen;
  2. Portfolio management
  3. Herstructureren van een unit (een unit anders inrichten als het niet goed werkt, bijvoorbeeld een dog net zo inrichten als een star)
  4. Bevorderen van de transfer van skills (het overbrengen van vaardigheden van een unit naar een andere unit)
  5. Delen van activiteiten

Lees meer...

Strategische positionering via kerncompetenties

Hierbij gaat het om de ‘resources’ van een bedrijf, die ook meebepalen aan de strategische positie. Kerncompetenties zijn de opgebouwde vaardigheden en kennis binnen een bedrijf in de loop van de tijd, die met de tijd beter worden. Ze zijn op te delen in;

1. Kennis en vaardigheden van werknemers
2. Kennis die zit in de technische systemen
3. Managementsystemen om nieuwe kennis te creëren
4. Waarden en normen die leerprocessen beïnvloeden

Kerncompetenties kunnen niet sluiten door veelvuldig gebruik.
Binnen een bedrijf is de vraag veelal of het product binnen het bedrijf gemaakt zal worden, of het wordt gekocht vanuit een ander bedrijf of dat het misschien door samenwerking gemaakt kan worden. Welke keuze gemaakt wordt hangt af van;

• Beschikbaarheid van alternatieven op de markt
• Het tijdselement
• De relatie met kerncompetenties

Lees meer...

Strategische positionering; omgevingsrelaties

Bij het kiezen van een strategie binnen de markt zijn ook de relaties met de omgeving belangrijk, waarbij kan gekeken worden op globaal, Europees of nationaal niveau. Het vijfkrachtenmodel van Porter heeft als doel het weergeven van de grootste concurrentiekrachten, binnen een bepaalde bedrijfstak. Het gaat hier dus om verschillende concurrerende bedrijven die hetzelfde product maken.

Het schema kent twee functies, namelijk de beschrijvende en de aanzettende functie. De beschrijvende functie brengt de afhankelijkheden en de onzekerheden van de markt in beeld. De aanzettende functie kan er vervolgens voor zorgen dat doelbewust wordt geprobeerd om een gedeelte van het schema te beïnvloeden, bijvoorbeeld het opkopen van de leveranciers om deze invloed te beperken.

Voor strategische analyses op het nationale omgevingsniveau biedt het diamantschema enkele verklaringen. In dit schema gaat het om de vraag hoe het komt dat in sommige landen of regio’s bedrijven uit een bepaalde bedrijfstak gevestigd zijn met een sterke internationale concurrentiepositie, terwijl in andere landen deze bedrijfstak nauwelijks internationaal concurrerende bedrijven kent.

Lees meer...

Problem statements Probleemstelling differentieel onderzoek

Verschilt Groep A van groep B? Ontwikkelen van goede probleemstellingen: Stuvia.com - The Marketplace to Buy and Sell your Study Material

- Selecteer interessante groepen

- Vergelijk op theoretisch interessante variabelen

- Vergelijking van groepen liefst op 1 variabele

- Een aantal vergelijkingen is het beste  die werk je uit.

Lees meer...

Derde stap

Wat is de determinatie coëfficiënt? r2 =? Is de kwadrant van de correlatie.

Geeft de hoeveelheid verklaarde variantie aan. Meestal wordt r2 gerefereerd als ‘proportie van variantie die verklaard wordt’ Deze procedure maakt het mogelijk dat onderzoekers vaststellen hoe bruikbaar de relatie is in het voorspellen van waarden. De determinatie coëfficiënt kan alleen serieus genomen worden als er minstens 30 participanten gemeten zijn.

Lees meer...

Interpreting the correlation Interpretatie

Als eerste stap- Wat is de correlatie? r=? Richting en maat opmerken. Is de correlatie positief of negatie? Is de relatie klein of groot? Wijkt de correlatie significant van nul af (is er bewijs voor een verband)?

Tweede stap - Als er bewijs is voor dat verband, moet de p-waarde kleiner zijn dan de traditionele alpha waarde (0.05) of zelfs kleiner dan 0.01? P-waarde (Probability) - De mogelijkheid dat je zo’n grote/een grotere correlatie krijgt, als de correlatie in de populatie werkelijk nul was. Traditioneel gezien moet deze probability laag zijn voordat onderzoekers hun uitkomsten significant verklaren. P-waarde vaststellen - stel de vraag: ‘Hoe verschillend is verschillend?’ - Null

Hypothesis wordt gebruikt. Als de verschillen groot zijn, wordt de nul-hypothese verworpen. Als de verschillen nu zijn, wordt de nul-hypothese bevestigd.

Negatief -verwerping. Positief - bevestiging Onschuldig- geen verschil. Schuldig -verschil.

Lees meer...

Analyzing the data Gegevens analyseren correlationeel onderzoek

Correlaties range -1,00 tot 1,00 - sterkte van de relatie, teken: richting van de relatie

Stuvia.com - The Marketplace to Buy and Sell your Study Material Soorten correlaties - Pearson product-moment correlatie

- Spearman rangorde correlatie

Altijd een scatterplot maken - Scatterplots kunnen non-lineaire relaties aanwijzen die niet te zien zijn met simpele correlaties.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen