maximumprijs
- Gepubliceerd in Economie
is de hoogste prijs waartegen een product mag worden verkocht.
is de hoogste prijs waartegen een product mag worden verkocht.
mag een product niet beneden een bepaalde prijs worden verkocht.
Een gevolg van een minimumprijs is het ontstaan van overschotten. Om ervoor te zorgen dat het beoogde doel – een redelijk inkomen voor de producenten – wordt bereikt, moet het overschot tegen de minimumprijs worden opgekocht. We spreken daarom ook wel van interventieprijzen. (ingrijpprijzen).
Het Europese landbouwbeleid, aangeduid als gemeenschappelijk landbouwbeleid. Al vele jaren worden de boeren in de Europese Unie gesteund met minimumprijzen.
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid had en heeft verschillende doelstellingen:
1. zelfvoorziening op voedselgebied: Europa moest voor de meeste producten zelf in de behoeften van haar burgers kunnen voorzien en mocht niet afhankelijk zijn van andere regio’s in de wereld.
2. een redelijk inkomen voor de landbouwer. In plaats van met minimumprijzen zou de
Europese Unie boeren ook kunnen steunen door middel van een inkomenssubsidie. In dat geval wordt het inkomen aangevuld met een uitkering als het boerenbedrijf te weinig oplevert. Minimumprijzen zijn echter nog steeds voor een aantal producten het gebruikelijke middel om boeren te steunen.
Het systeem van minimumprijzen dat in de Europese Unie voor een aantal producten wordt gevolg, heeft naast voordelen enkele belangrijke nadelen.
1. de consument moet voor bepaalde producten meer betalen.
2. via de belastingen moeten burgers en bedrijven meebetalen aan het opkopen en opslaan van de landbouwoverschotten.
3. door andere landen, vooral de VS en een aantal ontwikkelingslanden, wordt voortdurend bezwaar gemaakt tegen het landbouwbeleid van de EU. De VS en de ontwikkelingslanden willen hun producten graag kwijt op de EU-markt. Door de hoge invoerrechten die de EUmarkt afschermen, maken deze landen echter weinig kans.
Voor de financiering van overheidstaken is veel geld nodig. Een belangrijke bron hiervoor zijn belastingen. Naast belastingen die over het inkomen worden geheven kennen we belastingen die bij de productie of verkoop worden geheven. Voorbeelden van dergelijke kostprijsverhogende belastingen zijn accijns en omzetbelasting.
Sommige goederen worden door de overheid zelf voortgebracht. Wanneer de marktsector (particuliere bedrijven) niet in staat is deze goederen voort te brengen, spreken we van collectieve goederen. Wanneer door de overheid aangeboden goederen wel door de marktsector kunnen worden voortgebracht, spreken we van quasicollectieve goederen.
Bij de koop en verkoop van een bepaald goed zijn twee partijen betrokken: de koper en de verkoper. Soms kunnen de productie en de koop/verkoop de welvaart van anderen beïnvloeden. We spreken dan van externe effecten.
Met behulp van maximumprijzen kunnen sociaal onaanvaardbaar hoge prijzen worden voorkomen. Van sociaal onaanvaardbaar hoge prijzen is sprake wanneer als noodzakelijk beschouwde goederen zó duur zijn, dat slechts een klein gedeelte van de bevolking zich deze goederen kan veroorloven. Door het voorkomen van kartelvorming kan de overheid concurrentie bevorderen, waardoor meer goederen tegen lagere prijzen op de markt kunnen komen dan zonder concurrentie het geval zou kunnen zijn.
Door het voorschrijven van minimumprijzen kan de overheid voorkomen, dat de marktprijs zó laag wordt, dat grote aantallen producenten moeten uittreden.
Een transparante, of doorzichtige markt houdt in, dat er sprake is van volledige marktkennis. Alle vragers en aanbieders zijn dan op de hoogte van alles wat er op de markt gebeurt. Prijsverschillen – voor homogene goederen – zijn dan uitgesloten.
Dit houdt in dat iedereen die dat wenst het product kan gaan produceren (men treedt toe tot de markt), of met de productie kan stoppen (men treedt uit de markt).
Hier is sprake van wanneer de consument – voor een bepaalde behoefte – geen onderscheid maakt tussen de door verschillende producten aangeboden goederen.