Succes van het begrip Middeleeuwen
- Gepubliceerd in Geschiedenis
> oprichting Latijnse scholen en athenea voor middelbaar onderwijs, waarvan het hoofdbestanddeel bestond uit de studie van de klassieke talen
> oprichting Latijnse scholen en athenea voor middelbaar onderwijs, waarvan het hoofdbestanddeel bestond uit de studie van de klassieke talen
Middeleeuwen = duister: tegenstelling met de perioden ervoor en erna, die zoveel glansrijker zouden zijn geweest. De term kreeg een negatieve gevoelswaarde en was niets anders dan een betreurenswaardige en oninteressante periode van verval tussen de Oudheid en de nieuwe glorietijd van het Humanisme.
De Middeleeuwen zijn ook duister omwille van de bronnensituatie: kennis van de ME berust op zeer fragmentaire gegevens.
Petrarca
- Beschrijft ME als ‘periode van de nevelen’ (tenebrae)
- Later: media tempestas (stormachtige tijd), media aetas, media tempora (tussentijd)
Du Cange
Gaf de uitdrukking ‘medium aevum’ officiële status in zijn “Glossarium”
Cellarius
“Historia Medii Aevi” à geschiedkundig werk uit 1688 die de tijd bestreek van keizer Constantijn de Grote tot de val van Constantinopel
Besluit
Begrip ‘Middeleeuwen’ is een constructie van Humanistische geleerden, die hun bewondering voor de hoogtepunten van de antieke cultuur tot uiting brachten.
Men wou d.m.v. bosbehoud het uitsterven van diersoorten en de klimaatverandering tegengaan en het idyllische landschap behouden.
India
Humboldt: een nieuw ecologisch concept over de relatie tussen mensen en de natuurlijke wereld > wetenschappelijke interpretatie van het gevaar van de onbegrensde menselijke activiteiten.
Klimatologische veranderingen
Uitsterven van diersoorten
Besluit:
Afbeeldingen:
Vb. alle ontboste gebieden moesten opnieuw bebost worden, 25% van het grondbezit moest bebost blijven, het verzekeren van regenval, maatregelen tegen visvangst en watervervuiling,…
Ontstaan
De wortels van het onstaan zijn meestal 200 jaar oud en zijn gegroeid in de Tropen. De Europese milieubeweging begon in de 18e eeuw. Twee elementen:
- Kolonialisme: de ecologie van de tropische eilanden en landen werd bedreigd, Europa gebruikte dit als een metafoor, ze trokken de problematiek van de ecologie door naar de volledige wereld, de problematiek werd globaal.
- Ontstaan van een gemeenschap van natuurwetenschappers die voor het behoud van het milieu ijverden.
Verloop
1) Het beeld van een onaangeroerd tropisch eiland was lang de utopische Westerse visie. Exotische landen werden gezien symbolen van ideale landschappen. Dat is een belangrijk motief voor natuurbehoud.
2) De natuur werd kwetsbaar door de toenemende kolonisatie.
3) 17e eeuw: men begon zich te realiseren dat het Europees kolonialisme en kapitalisme wel eens schadelijk en destructief zou kunnen zijn ten opzichte van het milieu. Buitenlandse bedrijven beschadigen ‘idyllisch’ terrein.
3’. Deze evolutie is gelinkt aan de groeiende sociale invloed en activiteit van wetenschappers. Ze waren een essentieel deel van de administratieve machine van de buitenlandse bedrijven. Deze wetenschappers moesten de plaatselijk fauna, flora en geologie begrijpen voor commerciële redenen.
4) Naarmate de bedrijven nog meer territoria in handen kregen, werden nog hogere administratieve en technische eisen gesteld aan de wetenschappelijke gemeenschap.
5) 19e eeuw: academies en wetenschappelijke gemeenschappen werden opgericht in de nieuwe territoria; deze instituties gaven wetenschappers de kans om hun bevindingen over het effect van het imperialisme op het milieu te communiceren via ontmoetingen en publicaties, erover te debatteren.
5’. Terzelfder tijd: een groep van mensen begon kritisch en analytisch na te denken over de processen van ecologische verandering en de behoefte voor landcontrole.
- Zeer belangrijke rol in sociaal-economische en landschappelijke evolutie
- Beheer van binnen- en buitenwater in afgebakende regio’s
- Niet veel kennis over de werking en organisatie van waterschappen
- In de eerste plaats associaties van eigenaars (gelanden), hoewel ze juridisch gezien worden als openbare instellingen
- Enkel de belangrijkste eigenaars beheerden het waterschap
- Meestal was de regel dat de boeren die in de waterschappen woonden en werkten niet rechtstreeks betrokken waren in het beheer (uitzondering: de rijkste pachters werden in de 15de eeuw soms ingeschakeld voor de ophaling van de geschotten)
- De eigenaars bepaalden en betaalden zelf de lasten voor het onderhoud, de geschotten
- Waterschappen functioneren niet in een institutioneel-politiek vacüum
-Het grafelijk gezag was al zeer vroeg betrokken bij het beheer
- Andere bestuurlijke instellingen zoals de steden, de kasselrijen* en de ambachten* zijn ook van groot belang
- Kasselrijen: grote bestuurlijke instellingen van de graaf in het Graafschap Vlaanderen, vanaf de 12de eeuw
- Ambachten: kleinere, vroegmiddeleeuwse bestuurlijke omschrijvingen van de graag die in de kustvlakte doorleefden maar in binnen-Vlaanderen vervangen werden door heerlijkheden
û Waterschappen moeten soms als partners, maar ook als tegenstrevers hebben gefungeerd (bv. voor de economie van de stad Brugge is de waterhuishouding in haar omringende gebied van zeer groot belang)
û De steden konden ook indirect invloed uitoefenen op de waterschappen, via het omvangrijke buitensteeds grondbezit van de stadspoorters, die als eigenaars mee het beleid van de waterschappen bepaalden
Dat de centrale steeds weer getracht heeft een zekere controle over de waterschappen te verwerven, heeft te maken met de bevoegdheid van deze instellingen om eigen belastingen- watergeld of geschot- te innen
Tijdsdimensie
- Vroege 14de E: (Memoriaal van de Brugse vrijlaat Simon de Rikelike) Geschotgelden zijn aan de lage kant
- 15de E: (Seppe De Vreese- Archief van de Gentse St-Pietersabdij) Geschotgelden- in periode van grote stormvloedschade- waren relatief laag. Enkel jaren ná de grote overstromingen kenden een duidelijke stijging van lasten (zie grafiek, pg 472)
- 16de E: (Adri de Kraker) De kosten van onderhoud en vernieuwing stegen sterk, met aanzienlijke regionale verschillen (zie grafiek, pg 471)
- 17de E: (Piet van Cruyningen) Voor het eerst een fundamentele stijging van de geschotgelden, wanneer overstromingen in aantel en intensiteit zijn verminderd
Ruimtelijke dimensie
Er zijn belangrijke verschillen tussen de verschillende waterschappen en polders met betrekking tot de hoogt van het watergeld (= een steekproef in de rekeningen van het Brugse St-Janshospitaal)
De waterschappen kunnen niet los gezien worden van de beheerspolitiek van de grootgrondbezitters van wie ze financieel en bestuurlijk afhankelijk waren.
- Geen ‘pottenkijkers’ aan de kust (machtige leekheren gebruiken hun rechterlijk macht om grootgrondbezitters af te remmen in Binnen-Vlaanderen)
- Ze konden inkomsten innen die niet uitgehold werden door inflatie
Studie van ‘van Bavel’ (1999) over het Rivierengebied in Nederland
= Prachtig staaltje van deze politiek
û Binnen-Vlaanderen: veel grond al heel vroeg uitgegeven in cijns, tegen kleine en onaanpasbare bedragen , met grote eigendomsrechten voor de cijnshouders die de facto eigenaar werden > grote ontwaarding in 13de en 14de eeuw
û Kuststreek: Termijnpacht: contracten van korte duur/ Cijns/ Erfpacht : tegen een niet aanpasbare som die dichter tegen de grondwaarde stond dan de cijns/ Leen
Zie ‘Ten Duinenabdij, pg 474
û Een gelande of grondeigenaar betaald zijn watergelden niet > onteigeningsprocedure: het eigendomsrecht gaat over naar andere eigenaars of het waterschap zelf
û Herbedijking na overstroming > land kan via gelijkaardige procedure (onteigening) in handen komen van de ‘leggers’ – vaak enkele grote gelanden
û Lenen > analoge procedure waardoor veel grond in handen komt van grootgrondbezitters
û Gelanden hebben geen geld om te herbedijken > kunnen niet functioneren als legger > landsheer schenkt dit recht weg aan andere kapitaalkrachtige bedijkers > rijkste gelanden konden hun gebied uitbreiden door overstromingen
û Bezittingen van grootgrondbezitters waren niet geconcentreerd in één bepaald gebied!
De lasten lopen hoog op in een bepaald gebied ( grootgrondbezitters kunnen de hoogste lasten door financiële moeilijkheden niet meer betalen) > ontstaan rendementsverschil tussen verschillende bezittingen > grondbezit in een bepaald gebied opgeven
KETTINGSREACTIE: waterschap moet steeds hogere geschotgelden vragen en zag toch z’n inkomsten op termijn verminderen > dijk- en sluisonderhoud krijgt onvoldoende aandacht
û Een grote mobiliteit van het (groot)grondbezit, die typisch lijkt voor Kust-Vlaanderen en dit in tegenstelling tot Binnen-Vlaanderen
In hoeverre is de regel ‘de bedijker int de tienden’ effectief toegepast?
- Vele rechtszaken over tiendinning
- Enkele grote tiendschuren in de kuststreek
Er werden veel waardevolle gewassen verbouwd > de grootgrondbezitter int naast de pacht ook nog eens de tienden (geld dat in verhouding snel en gemakkelijk was verdiend)
- Kleine boeren hadden weinig financiële reserves voor de lastenstijging in crisisjaren te dragen
- Grote boeren probeerden te overleven om te speculeren op de graanmarkt
RESULTAAT: verdwijnen van te kleine hoeven die in handen vielen van de grotere
Tegengestelde evolutie ‘kustboeren’ uit de kustvlakte en ‘zandboeren’ uit binnen-Vlaanderen:
- Bedrijfseconomische structuur
- Evolutie en chronologie
Kust-Vlaanderen:
- omstreeks 1300 veel meer inwoners > bevolkingsdaling op lange termijn
- met gestage evolutie naar grotere bedrijven toe
- late middeleeuwen: behoorlijke verkleining van het areaal van de kustvlakte
Binnen-Vlaanderen:
van in 13de eeuw: ontwikkeling van kleine bedrijven die op lange termijn- met onderbrekingen en remmingen- steeds kleiner werden tot midden 19de eeuw
û Aard van bedrijven
Kust-Vlaanderen:
- commerciële gewassen (tarwe, gerst, meekrap) en veeteelt > productie voor markt met commerciële ingesteldheid
- loop van 18de eeuw: groei aantal grote bedrijven, reuze-bedrijven bleven in de minderheid > evolutie naar commerciële middenklasse
- industriële bedrijvigheid in turfwinning ging achteruit > vanaf 17de eeuw, tendens om te verkleinen, maar de meeste bleven overeind
Binnen-Vlaanderen:
- grote divergentie tussen enkele grote bedrijven en meerderheid van microbedrijfjes
Kleine bedrijven = peasant-bedrijven
‘commercial survival economy’
- produceren om (1) te overleven en (2) hun kinderen een stuk grond te bezorgen
- produceren voor de markt, maar met geen commerciële ingesteldheid, als onderdeel van hun overlevingsstrategie
- tendens om steeds kleiner te worden
- zeer inventief in overlevingsstrategie
- rurale linnennijverheid kwam in deze regio tot ontwikkeling, ook als onderdeel van de overlevingsstrategie
- Microstudie betreffende een regio in het noordwestelijk deel van de Brugse Vrije (met name het ambacht Oostburg), A. Verstockt, 1998
- aantonen hoe het concentratieproces voortschreed tussen late 14de en late 16de eeuw
- basis was een reeks unieke tekeningen van de Gentse Sint-Pietersabdij > evolutie van grondgebruik; zie grafiek pg 464
- Kleine bedrijven, voor aanvang 14de eeuw nog in Oostburg, werden in de late Middeleeuwen en in de loop van de zestiende eeuw uitgerangeerd door middelgrote en grote bedrijven > definitieve ommekeer naar allesoverheersend groot bedrijf
- Loop van 17de en 18de eeuw: deze evolutie door, op een trager ritme
- Late 18de eeuw: zekere tendens tot omkering
- De geschetste evolutie is voorlopig > bronnen (archieven van polders en waterschappen) laten toe deze evolutie te schetsen
- Eerdere fase: eenvoudige lijsten van grondbezitters aangelegd voor repartitie van de lasten van het dijk- en waterbeheer
- Begin 15de eeuw: bestuur van waterschappen maken ommelopers of lijsten (zie afbl pg 456) met beschrijvingen van de landerijen in die waterschappen, met het oog op het innen van geschotgelden (= lasten te betalen door eigenaars of gelanden voor het beheer van het water)
- Bedrijfs- en bezitsconcentratie ging ook gepaard met het opgeven van talrijke hoeven
- opnieuw veel informatie uit polderbesturen en waterschappen; zie vele voorbeelden, pg 465-466 (de beschreven voorbeelden in de vele ommelopers zijn geen hoeven die rechtstreeks verlaten zijn wegens overstromingen)
- In de kuststreek zijn vele gebieden en dorpen verdwenen door overstromingen
- Andere plaatsen, hoeven en gehuchten zijn misschien verlaten wegens veeninklink na ontginning; zie luchtfoto pg 467
- M. Gottschalk en A. de Kraker: studies over het landschap van de Vlaamse en Zeeuws-Vlaamse kust > Beschrijving van landaanwinst en landverlies
- Gehele Middeleeuwen, versneld vanaf late 13de eeuw: voortdurende opvolging van overstromingen > landverlies + pogingen tot indijken
- Breuk omstreeks midden 17de eeuw: stormvloedintensiteit en oorlogsinundaties nemen af > grootste schade van de zogenaamde laatmiddeleeuwse transgressie was voorbij
Laatmiddeleeuwse transgressie = cascade van stormvloeden vanaf 13de eeuw
Bestaat er een verband tussen de structuur van de maatschappijn in deze regio en de evolutie van het landschap, inzonderheid het genoemde landverlies? M.a.w. deze studie probeert de landschapsgeschiedenis op te tillen tot ‘echte’ ecologische geschiedenis, waar relatie mens en natuur centraal staat.