tot spanningen door:
1. Het voedselareaal
2. De opbrengst per hectare
8
Want: de productie stijgt trager dan de bevolking, wat leidt tot crisissen, perioden van (natuurlijke) op- en neergang in de economie: Two-phase movement. De fasen zijn langetermijnfasen (minimum 30 jaar) en ze volgen elkaar op, behalve wanneer men bewust ingrijpt = preventive checks.
Thomas Malthus: productiefactoren zijn schaars en de bevolking groeit natuurlijk.
Wilhelm Abel (begin 20ste eeuw) heeft er de prijzengeschiedenis aan gekoppeld: prijzen en lonen zijn ook afhankelijk van menselijk evolutie.
David Ricardo legde het belang van marginale productiekosten bij: de kosten van het laatst geproduceerde product in het productieproces. Iets dat je honderd keer produceert, wordt goedkoper aangezien je het materiaal meerdere keren kan gebruiken. Bij grond echter gebruikt men eerst de beste gronden. Hij stelt dat als de bevolking groeit, de normale goede landbouwgronden niet meer zullen voldoen om de bevolking in de basisbehoeften te voorzien. Men zal zich daarom verplicht moeten wenden tot minder bruikbare gronden, die duurder waren aangezien met eerst de grond bruikbaar moest maken. Hierdoor stijgen de prijzen en kan een crisis ontstaan.
Twee fasen:
A-fase: de eerste stimulans is een stijging van de bevolking.
B-fase: de eerste stimulans is een daling van de bevolking.
A-fase: de productie stijgt: meer gronden, meer arbeid, maar trager.
B-fase: de productie daalt.
A-fase: de productie per hoofd zal uiteindelijk dalen. De bedrijfsgrootte daalt en de bevolking stijgt. De gronden en dergelijke worden verdeeld (schaars goed): splitsen van het areaal (onder familieleden).Productiekosten gaan stijgen op het einde van de A-fase want de arbeidsproductiviteit (opbrengst per oppervlakte-eenheid per tijdseenheid) zal achteruitgaan .Men gaat met meer en meer mensen op kleinere oppervlakte werken. De kosten zullen stijgen (arbeiders worden duurder).
De prijzen en kosten stijgen. De spanning vraag-aanbod stijgt. Door een overschot aan arbeid dalen de reële lonen. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen reële en nominale lonen:
- reële lonen: houden rekening met inflatie. Het is gelijk aan het nominale loon uitgedrukt in consumptiegoederen (graan, brood).
Broodprijzen bepalen alle andere prijzen tot in de 19de eeuw. De prijzen stijgen lichtjes of blijven stabiel voor de luxeproducten, terwijl de prijzen voor basisproducten vlugger stijgen. Men kan dus spreken van schaarbewegingen: tegengestelde bewegingen binnen een fase.
B-fase: de prijzen dalen, de reële lonen stijgen, etc. (omgekeerde beweging van de A-fase).
Volgens de theorie kom je automatisch van een A-fase in een B-fase en andersom. De evoluties binnen één fase zorgen voor spanningen: voor een groot deel van de bevolking gaat op het einde van de A-fase de levensstandaard achteruit. Hierdoor krijgt men een zwakkere bevolking en komt men in een B-fase terecht.
Malthus sprak van een positive check (crisissen, ziekte, honger, etc.) en van een preventive check: kunstmatige afremming van de bevolkingsgroei (door later te huwen en dergelijke). In de praktijk was er wel afremming, maar geen daling (nooit gerealiseerd).
Enkele Neo-Malthusianen: George Duby (Annales-school, mentaliteitsgeschiedenis), Michael Pastan, Herman van der Wee (prof. economie in Leuven) en Emanuel Le Roy Ladurie.
De langstgekende A-fase start in de 9de eeuw, versnelt in de 12de eeuw en bereikt een hoogtepunt in/rond 1300. De 14de-15de eeuw wordt gekenmerkt door een B-fase tot ongeveer 1500. In de 16de eeuw, ook wel de “Welvarende 16de eeuw” genoemd, loopt een A-fase tot de godsdienstoorlogen. De 17de eeuw is er een B-fase, met uitzondering van de Noordelijke Nederlanden (“Gouden Eeuw”). Midden 18de eeuw krijgen we opnieuw een A-fase, op het einde van de 18de eeuw afgewisseld door een B-fase. De 19de eeuw is er opnieuw een A-fase, tot het midden van de 19de eeuw wanneer we opnieuw een B-fase hebben door de aardappelcrisis. In de jaren ’30 is er een overproductiecrisis. Al deze vermoedens zijn gebaseerd op indirecte gegevens, aangezien het BNP pas bekend is vanaf de 19de eeuw.