De periode van Foetus
- Gepubliceerd in Psychologie
9e week het einde van de zwangerschap
De langste prenatale periode
De organismen worden snel groter
Snelle groei en afwerking
9e week het einde van de zwangerschap
De langste prenatale periode
De organismen worden snel groter
Snelle groei en afwerking
Een snelle groei:
> Gezicht: ogen, oren, neus
> Nek
> Ledematen: armen, benen, vingers en tenen
> Interne organen: hart, lever en milt (deze laatste 2 hebben geen dooierzak meer nodig en nemen zelf de taak over van het aanmaken van bloedcellen)
> Reageert op aanraking en kan bewegen (maar nog niet voelbaar voor de moeder)
In de eerste week van deze periode vormt de embryoblast 3 lagen van cellen:
> De ectoderm: zenuwstelsel en huid
> De mesoderm: spieren, skelet, hart en bloedvate
> De endoderm: spijsverteringsstelsel, longen, urinewegen en klieren
Na 3,5 week:
Inplanting 8 weken van de zwangerschap (6 weken)
In deze periode gebeuren de snelste prenatale veranderingen en wordt de basis gemaakt van de interne structuren en organen.
Zygote = de bevruchte eicel
De periode van de zygote duurt ongeveer 2 weken: van de bevruchting innesteling
= 3 fasen:
1) Zygote
De zygote reist verder door de eileider en begint zich te dupliceren. Dit gaat eerst traag, maar gaat vervolgens heel wat sneller.
2) Blastocyst
Rond de 4e dag vormt het een uitgeholde, met vloeistof gevulde bal, genaamd de blastocyst. De innerlijke cellen, embryoblast genaamd, zullen de nieuwe organen worden. De uiterlijke cellen, of ook trophoblast genoemd, zullen zorgen voor de beschermende laag en de voeding.
3) Innesteling
Aan het einde van de eerste week begint de blastocyst zich in te planten in de baarmoederwand.
Eerst zal de trophoblast zich het snelst vermenigvuldigen. Het gaat een membraan vormen dat het amnion (vlies) wordt genoemd. Deze zal de ontwikkelende organen omsluiten in vruchtwater zodat de temperatuur constant blijft en een soort kussen als bescherming gaat vormen. Een dooierzak zal tevoorschijn komen die bloedcellen gaat aanmaken totdat de lever, milt en beenmerg genoeg volgroeid zijn om deze functie over te nemen.
Op het einde van de tweede week gaan de cellen van het trophoblast een ander beschermend membraan vormen, namelijk de chorion. Deze zal de amnion insluiten. Van de chorion gaan vlokken (villi) tevoorschijn komen. Wanneer deze vlokken zich in de baarmoederwand woelen, zal de placenta zich gaan ontwikkelen. Deze zal zorgen voor voedsel en zuurstof en ook voor de afvoer van afvalstoffen. Er zal een membraan gevormd worden die de uitwisseling van substanties zal toelaten, maar zal voorkomen dat het bloed van de moeder en van het embryo zich gaan vermengen.
De placenta is verbonden met de navelstreng (30 tot 90 cm lang). Deze navelstreng bestaat uit:
- 1 ader (voor het bloed + voeding)
- 2 slagaders (voor de afvalstoffen.
De prenatale ontwikkeling bestaat uit 3 perioden:
Periode | Duur | Gebeurtenissen |
Zygote | 2 weken |
|
Embryo | 6 weken |
|
Foetus | 30 weken |
|
Alle onderzoek in de ontwikkelingspsychologie laat alleen correlationele conclusies toe, geen causale inferenties. Maar causale informatie is toch wenselijk.
Vandaar: experimenteel manipuleren van ervaringen (bv. muzieklessen beïnvloeden IQ)
Indien de ontwikkeling dan beter verloopt, dan sterke evidentie voor causale samenhang.
Combinatie experiment en (vooral) longitudinale benadering komt steeds vaker voor!
Design | Beschrijving | Pluspunten | Minpunten |
Algemeen |
|
|
|
Correlationeel | De onderzoeker verkrijgt informatie over de deelnemers zonder de ervaringen te veranderen | Laat het bestuderen van relaties tussen variabelen toe. | Geen mogelijkheid om causale uitspraken te doen. |
Experimenteel | Er is een toevallige toewijzing van de deelnemers in de verschillende condities. In elke conditie is de onafhankelijke variabele anders gemanipuleerd. Vervolgens gaat met het effect van deze variabele op de afhankelijke variabele meten. Dit kan zowel gebeuren in een laboratorium als in de natuurlijke omgeving | Mogelijkheid om een oorzaak-en-gevolg uitspraak te doen | Wanneer het onderzoek plaatsvond in een laboratorium mogen de bevindingen niet veralgemeend worden naar de echte wereld. In veldexperimenten is de controle over de gemanipuleerde variabele moeilijker dan in een laboratorium. In natuurlijke experimenten is er een gebrek aan toevallige toewijzing en is het minder precies. |
Ontwikkeling |
|
|
|
Longitudinaal | De onderzoeker bestudeert dezelfde groep van deelnemers op verschillende leeftijden | Mogelijkheid om algemene patronen en individuele verschillen in de ontwikkeling en relaties tussen vroege en late gebeurtenissen en gedrag te bestuderen. | Leeftijdsgebonden veranderingen kunnen vertekend zijn door uitval, praktijkeffecten en cohort-effecten |
Cross-sectioneel | De onderzoeker bestudeert groepen van deelnemers die verschillen in leeftijd maar op dezelfde moment. | Efficiënter dan het longitudinaal onderzoek. Heeft geen last van problemen zoals uitval en praktijkeffecten. | Laat geen individuele studie van ontwikkelingstrends toe. Leeftijdsverschillen kunnen vertekend zijn door de cohort-effecten. |
Sequentieel | De onderzoeker doet verschillende cross-sectionele of longitudinale onderzoeken (= sequenties) op verschillende tijdstippen. | Laat vergelijkingen toe tussen longitudinale en cross-sectionele onderzoeken. Onthult cohort-effecten. | Kunnen dezelfde problemen hebben als longitudinaal en cross-sectioneel onderzoek, maar het design zelf helpt de moeilijkheden te identificeren. |
= verschillende studies (cross-sectioneel of longitudinaal) op verschillende momenten
= opeenvolgend onderzoek
Poging om verder te bouwen op de plus- en minpunten van de vorige designs
(1) Longitudinaal sequens
Een opeenvolging (= sequentie) van twee of meer longitudinale studies
Dus: meerdere groepen die een aantal jaren gevolgd worden
(2) Cross-sectionele sequens
Een opeenvolging (= sequentie) van twee of meer cross-sectionele studies
Dus: meerdere keren verschillende groepen vergelijken die van leeftijd verschillen op een zelfde moment in de tijd.
Pluspunten:
Minpunten:
= groepen die verschillen in leeftijd bestuderen op dezelfde moment in de tijd
Pluspunten:
Minpunten: