Menu

Modellen van gefaseerde gedragsverandering

Bij gefaseerde modellen wordt gedacht dat individuen zich in een ‘discreet geordende fase’ bevinden, waarbij in elke volgende fase sprake is van een sterkere neiging om het resultaat te wijzigen dan in de fase daarvoor.

Een gefaseerde theorie heeft vier eigenschappen (volgens Weinstein):

  1. een classificatiesysteem om de fasen te definiëren
  2. rangschikken van de fasen
  3. er zijn veelvoorkomende barrières voor verandering waar mensen in dezelfde fase mee te maken krijgen
  4. verschillende barrières voor verandering in verschillende fasen (wanneer de factoren die leiden tot een overgang naar de volgende fase gelijk zouden zijn, ongeacht de fase, zou in elke fase dezelfde interventie kunnen worden toegepast en zouden de fasen overbodig zijn. Er zijn veel aanwijzingen dat de barrières in verschillende fasen verschillend zijn.)

Het transtheoretische model (TTM)

Het TTM berust op 2 algemene aannamen: dat mensen veranderingsfasen doormaken en dat bij elke fase verschillende processen een rol spelen.

De veranderingsfasen die in het TTM zijn verondersteld, zijn fasen van motivationele bereidheid:

precontemplatie: iemand heeft niet de intentie iets te veranderen. Het probleem wordt ontkend, er is weinig geloof in zelfredzaamheid.

contemplatie: iemand is zich ervan bewust die ie iets moet veranderen. De kans neemt toe dat er op zoek gegaan wordt naar informatie.

voorbereiding: iemand is klaar voor verandering en stelt doelen. Deze fase bestaat onder meer uit gedachten en handelingen en mensen maken specifieke plannen voor verandering.

handelen: waarneembare gedragsverandering. Realistische doelen zijn noodzakelijk, anders wordt de handeling niet volgehouden. Sociale ondersteuning is belangrijk.

in stand houden: houdt de verandering in stand

beëindiging: wanneer de gedragsverandering zo lang is volgehouden dat de betrokkene geen verleiding voelt om terug te vallen en mensen zodanig in hun zelfredzaamheid geloven dat ze mensen dat ze de verandering in stand kunnen houden.

- terugvallen (is mogelijk, tijdens elke fase, waarbij wordt teruggekeerd naar de vorige fase)

De overgang van de ene fase naar een andere verloopt meestal niet soepel. Meestal wordt gedacht dat de eerste 2 fasen door intentie of motivatie worden bepaald: tijdens de voorbereidingsfase zijn intentionele en gedragsmatige criteria gecombineerd, terwijl de fasen van handelen en in stand houden volledig gedragsmatig zijn.

De perceptie van barrières en voordelen is tijdens de verschillende fasen anders. Beslissingsevenwicht: hierbij worden de nadelen van een bepaalde gedraging afgewogen tegen de voordelen van dat gedrag.

Verschillende interventies die tot doel hebben het sporten te bevorderen onder mensen van middelbare leeftijd zijn op het TTM gebaseerd. Zelfredzaamheid hierbij is erg belangrijk.

Verschillende onderzoekers vragen zich af of het TTM een bruikbare voorspellende factor voor verandering is.

Beperkingen van het TTM:

Er is weinig empirisch bewijs of er wel verschil is tussen de contemplatie fase en de voorbereidingsfase.

Gedrag in het verleden vormt een sterke voorspellende factor voor pogingen tot toekomstige gedragsveranderingen. Hierdoor kunnen vraagtekens gezet worden bij het nu van fasen, waarbij wordt aangenomen dat bereidheid of intentie tot verandering de belangrijkste factor is.

Er wordt bij dit model te weinig rekening gehouden met de sociale aspecten van veel gezondheidsgedrag, zoals alcoholconsumptie.

Het model van het precaution adoption process model (PAPM, initiëren van voorzorgsmaatregelen)

Dit model wordt niet zo vaak toegepast. Volgens het PAPM doorlopen mensen de fasen in een bepaalde volgorde, maar evenals bij het TTM is er geen tijdslimiet waarbinnen de handelingsfase wordt bereikt. Het belangrijkste verschil tussen die model en het TTM is dat bij het PAPM meer aandacht wordt besteed aan de mensen die zich in de prehandelingsfasen bevinden.

Verschillende fasen:

  1. iemand is zich feitelijk ‘niet bewust’ van het gezondheidsrisico van bepaalde gedragingen; er is geen kennis en daarom geen bewustzijn van een risico.
  2. iemand in deze fase is zich bewust geworden van de risico’s die een bepaald gedrag met zich meebrengt, maar gelooft dat de mate waarin hij dit gedrag vertoont onvoldoende is om een bedreiging voor de eigen gezondheid te vormen. Onrealistisch optimisme.
  3. een overwegingfase, verwant aan precontemplatie. Individuen zijn bezig te besluiten consequenties aan hun overwegingen te verbinden.
  4. een ontkenningsfase, hierin wordt erkend dat sommige mensen actief besluiten ‘niet te handelen’.
  5. een fase van ‘beslissen tot handelen’, vergelijkbaar met intentie/voorbereiding.
  6. de handelingsfase, wanneer iemand datgene heeft geïnitieerd wat noodzakelijk is om het risico te verminderen.
  7. tijdens deze fase gaan het om volhouden.

Onrealistisch optimisme: ook wel ‘bias voor optimisme’ genoemd, waarbij iemand denkt dat hij minder kans heeft dan vergelijkbare anderen om een ziekte te krijgen of een negatieve gebeurtenis mee te maken. Onrealistisch optimisme is waarschijnlijk verwant aan ‘gebrek aan voorstelbaarheid van gebeurtenissen’: we schatten de kans dat ons ernstige gebeurtenissen overkomen minder groot in dan positieve gebeurtenissen. Waarschijnlijk is dit een adaptieve eigenschap van onze linkerhersenhelft: al te veel pessimisme kan immers ook verlammend werken.

De health action process approach (HAPA, procesmodel voor gezondheidsactie)

Dit model vormt een poging de ‘kloof tussen intentie en gedrag’ te overbruggen, vooral door de nadruk te leggen op de rol van zelfredzaamheid en op actieplannen.

Het HAPA-model werd ontwikkeld voor toepassing op alle gedrag dat voor- of nadelen voor de gezondheid met zich meebrengt. Het is vooral invloedrijk omdat het suggereert dat het overnemen, de initiatie en het in stand houden van gezondheidsgedrag expliciet moet worden beschouwd als een proces dat ten minste bestaat uit een pre-intentionele motivatiefase en een postintentionele volitiefase.

- Motivatiefase. Volgens de HAPA zijn zelfredzaamheid en resultaatverwachtingen belangrijke voorspellende factoren voor doelintentie. In deze fase is het belangrijk dat iemand een succesvol resultaat visualiseert en vertrouwen heeft in het vermogen dit resultaat te verwezenlijken.

- Volitiefase. Zodra een intentie is geformuleerd, moet volgens de HAPA een proces van planning plaatsvinden om de intentie in handelen om te zetten. Hierbij is zelfredzaamheid tot het nemen van initiatief belangrijk, dat iemand gelooft dat hij in staat is het initiatief te nemen wanneer de geplande omstandigheden zich voordoen. Als dit is gelukt is zelfredzaamheid m.b.t. coping (instandhouding) belangrijk voor succes. Deze vorm van zelfredzaamheid beschrijft een geloof in het eigen vermogen om barrières te overwinnen en verleidingen te weerstaan en versterkt waarschijnlijk de veerkracht, de positieve coping en een groter uithoudingsvermogen.

Als je zelf een onderzoek gaat opzetten en 1 van de beschreven modellen wilt gebruiken, zou je de volgende punten in overweging moeten nemen:

- verschillende factoren kunnen van belang zijn in relatie tot bepaalde gedragingen maar niet tot andere.

- Het belang van bepaalde factoren kan afhankelijk zijn van de leeftijd.

- Cultuur en religie kunnen een significante invloed hebben op iemands opvattingen over gezondheid en ziektepreventie; daardoor worden de onderdelen van een model enorm divers en wordt het verrichten van betrouwbare en valide metingen bemoeilijkt.

Bij onderzoek is het altijd belangrijk de context van gedrag in gedachten te houden en deze sociale en culturele factoren in aanmerking te nemen.

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen