Logo
Print deze pagina

Mathematisch redeneren

  • 14 – 16 maanden
    • Ordinaliteit = de volgorde relaties tussen kwantiteiten
    • Bv. 3 is meer dan 2 en 2 is meer dan 1
    • Al snel gaan ze verbale labels eraan plakken om de hoeveelheid en de grote aan te duiden
      bv. veel, weinig, groot, klein, ...
  • 2 tot 3 jaar
    • Ze kunnen rijen tellen met 5 voorwerpen
    • Ze weten nog niet wat de woorden betekenen
    • Bv. wanneer je 1 vraagt, geven ze je 1 voorwerp, maar wanneer je “twee”, “drie, “vier” of “vijf” vraagt, dan geven ze meestal een groter, onjuist, aantal.
  • 2,5 tot 3,5 jaar
    • Ze realiseren zich dat een nummerwoord refereert naar een unieke kwantiteit. Dus wanneer een nummerlabel verandert (bv. van 5 naar 6), moet het aantal items ook veranderen.
  • 3,5 tot 4 jaar
    • Kinderen beheersen de betekenis van de nummers t.e.m. 10
    • Ze kunnen correct tellen tot 10
    • Begrijpen het vitale principe van cardinaliteit
      = principe dat het laatste getal in een telreeks het aantal elementen van de verzameling weergeeft (hoofdtelwoord)
  • Vanaf 4 jaar
    • Eenvoudige rekenopgaven opgelost

Eerst: “verder tellen”

-Bv. als ze 2+4 moeten doen, dan tellen ze verder vanaf 2.

-Maar al snel gaan ze experimenteren met andere strategieën, zoals 4 vingers ophouden in de ene hand en 2 in de andere hand en dan zien dat 6 het totaal is. Of bv. starten met het hoogste getal en dan verder tellen.

Later: aftrekken

  • Hoe meer ze thuis informeel oefenen, hoe sneller ze het onder de knie krijgen

Copyright © 2017. All rights reserved.