Parate-kennisvragen 1 t/m 7
1. Wanneer spreekt men van smelten en wanneer van stollen? Een stof smelt bij de overgang van vast naar vloeibaar. Een stof stolt bij de overgang van vloeibaar naar vast.
2. Geef een verklaring van het smeltingsproces met behulp van de moleculair-theorie. Door verhitting gaan de moleculen van de stof steeds sneller bewegen, waardoor ze los van elkaar gaan bewegen. Hierdoor worden de aantrekkingskrachten van de moleculen kleiner, waardoor de stof gaat smelten.
3. Wat gebeurt er met de temperatuur tijdens het smelten? Deze blijft constant.
4. Wat versta je onder het smeltpunt van een stof? De temperatuur waarbij de vaste stof in een vloeibare stof overgaat.
5. Wat weet je van de massa van een stof vóór en na het smelten? Deze blijft onveranderd.
6. Wat is het stolpunt van een stof? De temperatuur waarbij de vloeibare stof overgaat in een vaste stof.
7. Ligt het stolpunt hoger dan, even hoog als of lager dan het smeltpunt? Het stolpunt is gelijk aan het smeltpunt.