Posities binnen de netwerken:
- Gepubliceerd in Marketing
- Lees 747 keer
- Ø Groepsleden: hebben alleen contact met andere leden van de groep.
- Ø Bruggenbouwers: die als lid van een bepaald netwerk ook een positie binnen een ander netwerk bekleden en zodoende informatie uit de structuur kunnen inbrengen
- Ø Liaisons: vervullen een verbindingsfunctie tussen twee groepen zonder deel uit te maken van één van de twee groepen.
- Ø Centrale positie: iemand die alle informatie uitstuurt en ontvangt, vb. wielstructuur
- Ø Randfiguren: individuen die een zeer gelimiteerd contact hebben met een beperkt aantal mensen vb. enkel hun directe overste
- Experiment Bavelas-Leavitt (MIT) (jaren 1940-1950): Collectief oplossen van puzzel met 5 personen, beperkt in communicatiemogelijkheden.
- Ø Bij de start bezit ieder individu unieke informatie(vijf van zes symbolen)
- Ieder individu moet ontdekken welk symbool ze allemaal gemeenschappelijk hebben
- Ø Om dit op te lossen, geven ze geschreven informatie door (respondenten zitten afgezonderd in gekleurde kubus)
- Ø Onderzoekers kijken of de groep de puzzel kan oplossen en hoe snel
- Ø Tiid: wiel en y waren allebei veel sneller dan lijn en cirkel.
- Ø Boodschappen: Wiel en Y stuurden de minste boodschappen door, vervolgens de lijn en de cirkel.
- Ø Leiderschap: toenemend geloof dat groep een leider had: cirkel, keten, Y en wiel (100%).
- Ø Tevredenheid: cirkelleden vonden de taak het leukst, gevolgde door keten en Y , minste tevredenheid bij wiel.
- Ø Latere experimenten hebben de resultaten gerelativeerd:
v Voor eenvoudige taken zijn wiel en Y efficiënter.
v Voor complexe, ambigue taken,is een ster (of gedecentraliseerde cirkel) efficiënter.
- Organisatiestructuur en interne communicatie (Mintzberg)
- Ø Ondernemende structuur:
v Vrij informeel.
v Veel top-down.
v Weinig ruimte voor feedback.
v Baas is vaak eveneens eigenaar is van het bedrijf:
dus meestal ook een klein bedrijf
- Ø Machinebureaucratie:
v Veel gestandaardiseerd, opgenomen in handboeken
v Grotere, oudere bedrijven in massaproductie vb. NMBS
v Efficiëntie van de grote schaal staat centraal.
v Machinebureaucratieën zijn traag, log en moeilijk te veranderen
v Top-down communicatie veel schriftelijk
v Bottom-up geformaliseerd.
v Typisch voor een al wat oudere organisatie.
- Ø Professionele bureaucratie:
v Nauwelijks top-down
v Horizontale communicatie beperkt zich tot coördinatie werkzaamheden. Beleid wordt bepaald in overleg tussen directie en specialisten.
v Zeer gespecialiseerd werknemers, zeer bekwaam (bv. ziekenhuis).
v Het takenpakket is zeer complex, maar kent soms toch routinematige handelingen.
- Ø Divisiestructuur:
v Top-down en bottom-up vooral over financiële zaken
v Bestaat uit een centrale eenheid met een aantal min of meer autonome organisaties.
v Rapporten en beleidsplannen
v Verschillende parameters om de organisatie in te delen in divisies (bv. Taal, geografie, doelgroep…).
- Ø Adhocratie:
v Nauwelijks top-down
v Horizontale communicatie beperkt tot maken van afspraken over werkpakketten.
v Typisch voor bedrijven waar innovatie zeer belangrijk is (bv. Researchcentra, nasa).