Van DNA naar eiwit
- Gepubliceerd in Gezondheid
- Lees 1121 keer
Transcriptie
- = synthese van mRNA
- RNA-polymerase (enzym) trekt dubbelstreng uit mekaar DNA: coderende streng – niet-coderende streng (matrijs, vb. Waaraan RNA complementair wordt gemaakt, bevat dan zelfde info als coderende streng van DNA)
- RNA-moleculen :
- rRNA : ribosomaal RNA, opbouw ribosomen
- tRNA : transfer-RNA, aanvoer en positionering aminozuren
mRNA : mesenger/boodschapper RNA, genetische info kern naar ribosomen in cytoplasma pre-mRNA = molecuul dat het hele gen heeft afgelezen inclusief de niet-coderende intronen (RNA begint ah begin vh gen en stopt met lezen ah einde)
-> pre-mRNA moet nog modificaties ondergaan
- CAPPING : ah 5’ uiteinde wordt guanine gekoppeld (begin streng)
- Poly-A-staart : enzym poly-A-polymerase maakt poly-A-staart ah 3’ uiteinde (einde)
- SPLICING : intronsequenties verwijderd (cf. film met reclame, doorspoelen)
Translatie
- rRNA = afgewerkt product
- mRNA moet worden omgezet in eiwit
- tRNA en ribosomen nodig !
- tRNA : lang RNA-molecule met complementaire stukken die dubbele bindingen maken (klaverbladstructuur)
- rRNA (ribosoom): in de groeve komt de mRNA-streng, hierop kunnen 6 nucleotiden
- met 2 tRNA moleculen H-bruggen maken, want basen van tRNA complementair aan basen van mRNA (enkelstrengig)
Translatie (proces):
- Ribosoom bindt met tRNA aan mRNA
- Binding met startcodon (methionine, AUG): begint ribosoom genetische code mRNA te lezen
- tRNA bindt met AUG TAC
- Ribosoom schuift op (van 5’ naar 3’)
- Volgend tRNA-molecule bindt aan volgende 3 basen. Vorig tRNA-molecule komt vrij, maar aminozuur blijft aanwezig
- Telkens verschuiving van ribosoom + nieuwe tRNA tot stopcodon (UAG, UAA, UGA) bereikt
- Aminozuren worden aan elkaar gelinkt door peptidebindingen = polypeptide (van aminozuren) = EIWIT = proteïne
Genregulatie
Alternatieve splicing = -> mRNA’s (isovormen), doordat per mRNA-isovorm -> exonen aan elkaar gezet worden
1 gen kan leiden tot -> eiwitten
- Aminozuur = NH2 COOH – amino zuur -> aminocarboxyl
- Aan C-atoom : zijketen, telkens anders voor -> AZ
- Tijdens peptidebinding : koppeling van AZ met afsplitsing H2O polypeptide :
- amino-uiteinde = N-terminus
- carboxyl-uiteinde = C-terminus
- In alle processen telkens = oriëntatie !, van 5’ naar 3’ OF
- In ER of GA : eiwit draait nog + evt. Vetten erop
- vesikels/blaasjes komen los van GA -> naar cytoplasma
- Regeling van de mate van transcriptie van een gen = genregulatie
- NTR = niet-getransleerde regio -> ondergaat geen translatie naar eiwit
P = promotor (regio), hieraan kunnen transcriptiefactoren (eiwitten) binden die samen met evt andere eiwitten en RNA-polymerase een complex vormen dat RNA-synthese remt of stimuleert
cf. aan/uit-knop : ad promotor komt reeks genen, of deze actief zijn, is afh. van transcriptiefactoren
E = silecver/enhancer (regio), binden ook met transcriptiefactoren, maar nu gaat het om hoeveelheden die gemaakt worden
cf. volumeknop : enhancers bepalen hoeveel genen actief zijn hoeveel RNA w. gemaakt