Menu

Taalontwikkeling.

  • Voordat baby’s kunnen praten, maken zij gebruik van prelinguïstische spraak. Dit zijn geluidsuitdrukkingen, die niet onder de noemer taal vallen, zoals brabbelen, huilen en nabootsen van geluiden. Pasgeborene gebruiken alleen verschillede intonaties van huilen om duidelijk te maken wat ze willen. Tussen zes weken en drie maanden gaan baby’s geluidjes maken en tussen de drie en zes maanden beginnen zij te experimenteren met deze geluidjes. Vanaf negen tot tien maanden gaat de taalontwikkeling verder doordat baby’s expres geluiden van anderen gaat imiteren, zonder te weten wat de betekenis is (het onderscheiden van verschillende klanken is al voor de geboorte aanwezig). Met zes maanden is de baby in staat de basisgeluiden, fonemen, te herkennen. Gedurende heet tweede half jaar worden baby’s zich bewust van de fonologische regels van taal. De meeste baby’s zeggen hun eerste woordjes tussen de tien en veertien maanden. Een baby maakt veel gebruik van zogenaamde holofrase: een woord van één lettergreep dat een hele gedachten kan weergeven.

  • Het gebruik van gebaren is van belang voor de taalontwikkeling. Met negen maanden kan een baby wijzen naar een object. Tussen de negen en twaalf maanden heeft het een aantal sociale gebaren geleerd (zwaaien/ ja knikken). Vanaf dertien maanden is het kind in staat om gebaren te gebruiken om aan te geven dat het iets wil. Symbolische gebaren ontstaan ongeveer tegelijk met het moment waarop een kind zijn eerste woordje zegt.

    Het gebruik van zinnen ontstaat tussen de achttien en vierentwintig maanden. In het begin praat een kind vooral in telegramstijl. Het begrip van zinsbouw ontwikkelt zich vanaf dat moment. De vroege spraak wordt gekenmerkt door een versimpeling van zinnen. Daarnaast begrijpen kinderen bepaalde grammaticale regels die zij zelf nog niet kunnen toepassen. Kinderen kunnen de betekenis van een woord te nauw of te breed toepassen en ze zijn zich nog niet bewust van de grammaticale uitzondering.

  • Noam Chomsky was een nativist, dit houdt in dat hij de actieve rol van de “leerling” onderstreept. Hij introduceerde de term “language acquisition device” (LAD), om te verwijzen naar de mogelijke aanwezigheid van een hersenstructuur die de mens in staat stelt om taal te leren en te produceren. De manier waarop de genetisch aangelegde vaardigheid om taal te produceren tot uiting komt, is volledig omgevingsafhankelijk.

  • De rijping van bepaalde hersenstructuren zijn van invloed op de taalontwikkeling. Aangezien taal een sociale aangelegenheid is spelen ouders een andere rol bij elke fase van taalontwikkeling.

  • Tijdens de brabbelfase, helpen ouders hun kinderen met hun ontwikkeling door de geluiden die de baby maakt te herhalen. Wanneer een baby woordjes gaat gebruiken worden deze vaak door de ouders herhaald en op een correcte wijze uitgesproken. Ouders leren hun kinderen nieuwe woorden met behulp van plaatjesboeken of het aanwijzen van voorwerpen. Ouders praten langzamer, met een hogere toon, gebruiken simpele woorden, veel herhaling en overdreven intonatie als ze tegen hun kinderen praten (parenthese).

  • De mate waarin kinderen worden voorgelezen door hun ouders en de manier waarop dit gebeurt is eveneens van invloed op het taalbegrip en de leesvaardigheid. Er zijn drie soorten: de beschrijvende stijl (beschrijven van wat er gebeurd, het kind erbij betrekken), de begrijpende stijl (het stellen van voorspellende vragen) en de prestatiegerichte stijl (lezen verhaal en achteraf vragen stellen).

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen