Monogene overervingspatronen
- Gepubliceerd in Gezondheid
- Lees 930 keer
Inleiding
- Veel van de wetten gebaseerd op theorie van G. Mendel (beschrijving dominante en recessieve
overerving) - Allel: bepaalde verschijningsvorm van gen
Mutante allel: fout in sequentie
Wild type allel: normale sequentie gen - Per locus 2 allelen voor autosomale genen heterozygoot of homozygoot
- Dominant: fenotype eraan gekoppeld komt tot uiting in heterozygote toestand, onafh. van wat op
ander allel ligt, in homozygote toestand sowieso tot uiting - Recessief: fenotype komt alleen tot uiting in homozygote toestand
- Co-dominant: allebei tot uiting in heterozygote toestand, 2 ≠ allelen allebei tot uiting komen
- vb. bloedgroepen ABO-gen (op Chr. 9)
- A dominant tov. O
- B dominant tov. O
- A en B co-dominant
- Mannen hebben maar 1 kopie specifieke regio’s van X- en Ychromosoom
= hemizygoot - Stamboom:
- Eerstgeborene -> links
- 2eiige tweeling = dizygoot – 1eiige tweeling = monozygoot
- aandoening -> ingekleurd (half = heterozygoot voor autos.rec.kenmerk, enkel in midden
gekleurd = drager - propositus: persoon waarin we geïnteresseerd zijn
- gesloten cirkel in stamboom igv consanguïniteit