Continu transport
- Gepubliceerd in Gezondheid
- Lees 833 keer
Er staan relatief weinig lichaamscellen in direct contact met het externe milieu. Je longen, bloedvaatstelsel, darmen en nieren vormen de infrastructuur in je lichaam om je cellen van stoffen te
voorzien. Je bloed bestaat voor de helft uit bloedplasma, wat bloedvaten bevat. Het bloed stroomt door een systeem van bloedvaten. Samen met je hart vormen ze een dubbele bloedsomloop. Bij inspanning kan het hartminuutvolume toenemen. In de grote bloedsomloop pompt je linker harthelft via de aorta bloed naar de slagaders en via de holle aders terug in de rechter harthelft. In de kleine bloedsomloop pompt je rechter harthelft het bloed via de longslagader naar je longen en via de longaders terug in de linker harthelft.
Omdat bij ongeboren baby’s de longen nog niet werken en er weinig bloed door de longhaarvaten stroom krijgt een baby zuurstof via de placenta. Er is een verbinding tussen de boezems (het foramen ovale) en tussen de longslagader en aorta (de ductus Botalli). Na de geboorte openen de longen, de ductus venosus (bloedvat die het bloed langs de lever in de richting van de onderste holle ader vervoert) sluit als de navelstreng wordt afgeklemd, het foramen ovale sluit en de ductus Botalli verliest zijn functie.
Boezems = dunne wand; kamers = dikke wand; linker harthelft = zuurstofrijk; rechter harthelft = zuurstofarm