West-Europa na de Koude Oorlog
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1021 keer
Het einde van de Koude Oorlog bracht Europa geen economische voorspoed. De werkloosheidscijfers lagen structureel hoog, de economische groei bleef beperkt. De traditionele Duitse economische motor sputterde onder de kosten van de eenmaking. Hoge intrestvoeten moesten het inflatiespook weghouden, maar remden investeringen af. De hoge kosten van de welvaartsstaat leidden tot een migratie van arbeid en kapitaal. In 2008 barstte bovendien een speculatieve zeepbel uiteen die al snel de hele wereldeconomie trof. Enkele Europese landen (Ierland, Portugal, Griekenland) kregen het hard te verduren en konden hun schulden niet meer aflossen. Slechts met hulp van andere lidstaten van de Europese Unie hielden ze het hoofd boven water.
Tegen de achtergrond van bijna permanente crisis sneden Europese regeringen voor het eerst sinds 1945 in de sociale voorzieningen, naar het Britse voorbeeld van het beleid van Margareth Thatcher.
In die context ontstond politiek ongenoegen dat omsloeg in onvrede met de traditionele centrum(-linkse) regeringspartijen. De kiezers gaven hen de verantwoordelijkheid voor de crisis, en talloze schandalen rond deze partijen leken dat oordeel alleen maar te bevestigen.
Italië vormt een duidelijk typevoorbeeld. Na decennia van regeringsmacht straften de kiezers de christendemocratische partij, geteisterd door verhalen over corruptie en banden met de georganiseerde misdaad, zwaar af. Nieuwe partijen kregen een kans, maar konden hun macht niet consolideren omdat ook zij botsten op de economische problemen. Uiteindelijk kon de conservatieve mediamagnaat Silvio Berlusconi de rechtse krachten bundelen en zo eerste minister worden. Ondanks een kortstondig links intermezzo en talrijke schandalen blijft hij nu toch al een tiental jaar aan de macht.
Let op de parallellen met de Belgische geschiedenis, waar de traditionele partijen in de jaren negentig in opspraak kwamen met schandalen (het Agustaproces, de milieuboxenaffaire, …). Uiteindelijk dreef een voedselschandaal, de dioxinecrisis, de christendemocraten na decennia van de macht.
Ondertussen stroomde een gestage vloed van vluchtelingen en immigranten Europa binnen. Zeker na de val van de muur ontstond in Oost-Europa een omvangrijke exodus. Zij zochten politiek en economisch asiel en belandden vaak in slecht betaalde jobs die Europeanen niet meer wilden. De Europese samenlevingen veranderden onherroepelijk, wat aanleiding gaf tot spanningen en een opflakkering van xenofobie. Dat uitte zich in de opkomst van anti-immigrantenpartijen zoals het Front National of het Vlaams Blok, aanvallen op migrantendoelwitten en strengere immigratiewetten.
Begin van de jaren ’90 bleef Europa dan ook verward achter. Het communisme was verdwenen maar maakte soms plaats voor virulent nationalisme, zoals in ex-Joegoslavië. De werkloosheid, zeker bij jongeren, leek het continent te verlammen. De interne onbeslistheid kwam pijnlijk naar voor bij enkele Europese crisissen waarin een krachtige reactie uitbleef. Pas na een Amerikaanse luchtinterventie in Kosovo zou daarin verandering komen. Ideologisch leken rechts en links uitgepraat. Denken dat een eengemaakt Europa de interne problemen kon overwinnen en een leidende rol in de wereld zou spelen, leek steeds ijdele hoop.