Veranderingen tijdens de late middeleeuwen
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 912 keer
Er is een achteruitgang van de overlandhandel en het jaarmarktsysteem door de crisis van de 14e eeuw
en de toenemende onveiligheid. Er komen wel meer directe zeeroutes. De handel wordt geconcentreerd
in Noord-Italië en de Nederlanden ( een bipolaire structuur), door de Vlaamse lakenindustrie, de
Italiaanse Oost-Westhandel en de Duitse handelscentra, waar koper en zilver geruild worden voor
katoen.
De Baltische handel was dan vooral van belang voor de levensmiddelenhandel: het was de graanschuur
van Europa, maar leverde ook vlas, hemp, koper, ijzer en later bier, zout en haring. Er waren wel een
beetje luxeproducten, zoals huiden, amber en was. De Baltische handel stond geheel onder controle van
het stedenverbond van de Hanze (Lübeck, Hamburg, Bremen, Riga, Danzig, Köln, Soest…) Deze hadden
kantoren over heel Europa, maar zouden vanaf 1360 concurrentie krijgen van Engelse, Hollandse en
Zeeuwse schepen die rechtstreeks naar de Baltische zee voeren. Ook verliest de Baltische haringvisserij
zijn monopolie door de opkomst van de Hollandse haring.
Later zal Antwerpen opkomen als dé havenstad, door het belang van de jaarmarkten voor de
interregionale handel, haar ligging aan de nieuwe overlandroutes naar Frankfurt en Zuidduitsland. De
groei van Antwerpen was gebaseerd op 3 zuilen: het Engelse laken, de Zuid-Duitse edelmetalen en de
Portugese specerijen. Antwerpen zou ook een belangrijk financieel centrum worden door de
aanwezigheid van de grote banken en handelstechnische evoluties, zoals de obligatie en de assignatie.