René Descartes 16e eeuw – rationalisme
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 823 keer
Wanneer men over de totaliteit van de wereld ware kennis wil verwerven, moet men beroep doen op de methode van de wiskunde: vertrekken van begrippen en axioma’s die duidelijk, klaar en eenvoudig zijn. Daaruit moet men dan, op deductieve wijze, tot stellingen komen.
Methodische twijfel: twijfelen aan alles, MAAR ‘Je pense donc je suis’. Het bestaan van een kennend object staat dus vast.
Godsbewijs: Het volmaakte wezen waarvan ik mij een begrip kan vormen moet per definitie bestaan want anders zou het niet volmaakt zijn. (= ontologisch godsbewijs van Anselmus)
De buitenwereld; daarover bezitten we heldere en duidelijke ideeën, maar dat betekent daarom niet dat het ook bestaat; maar God heeft ons die ideeën ingeprent, en een volmaakt wezen zou ons niet bedriegen.
Dit rationalisme gaat meestal gepaard met nativisme, de opvatting dat de menselijke geest over aangeboren ideeën beschikt. Het impliceert ook dualisme , de opvatting dat er twee substanties bestaan in de werkelijkheid. Descartes aanvaardt misschien zelfs 3 substanties: het materiële, het denken en God.
Descartes heeft een mechanistische visie op de natuur: heel de wereld is beschrijfbaar met de principes van de mechanica en dat de basisaxioma’s daarvan aangeboren zijn.