Logo
Print deze pagina

Literaire ontwikkelingen in de negentiende eeuw

A. Continuïteit t.o.v. de 18e eeuw

18e eeuw: 2 nieuwe houdingen: benadrukken kritische rede (Verlichting) en emotionele (preromantiek), beiden ontstaan in Engeland, snel uitgebreid naar continent, wordt voortgezet in 19e eeuw.

  • Romantiek (1e helft 19e eeuw) en symbolisme (2e helft) bouwen voort op preromantiek: overgang van rationele cultuur- en kunstvisie naar een meer op het gevoel gerichte esthetica (hoewel ook realistische elementen voorkomen in romantische literatuur: gevoelsesthetica)
  • Realisme (1e helft: romantisch, 2e helft: gewoon) en naturalisme (2e helft) zijn erfgenamen van Verlichting (hoewel ook romantische elementen voorkomen in realistische literatuur: kritisch, pragmatisch)

B. Cultuurhistorische context

Industriële Revolutie

  • Rond 1800: Engeland economische wereldmacht (bloei kapitalisme, snelle evolutie van de wereld) => mechanisering en rationalisatie beheersen economische én sociale leven.
  • Sociologisch vlak: polariteit tussen kapitaal en arbeid: sociale spanning
  • Economische en sociale verschuivingen => voortdurende dynamiek (↔ hiërarchische Ancien Regime)

Culturele gevolgen

→ gemeenschappelijke

  • Fundament maatschappij: economie: waarden worden minder gerespecteerd, eerder gerelativeerd (nu voor kleine groepen, vroeger vb. Dante's beschouwing voor hele bevolking)
  • Individualisme: basiswaarde (naast geld): wordt dominant

→ verschillende

  • Romantici: individualisme met pessimistisch fatalisme
    • Keert terug in symboliek
    • Melancholie (Spleen)
    • Enige wat mens kan redden tegen waardenvermindering is schoonheid
    • Zoeken naar expressiemiddelen die de wereld haar betovering kunnen teruggeven.
  • Realisten: kijken naar het nieuwe: bewondering voor wetenschap, … (geneest ziektes, …)
    • Zien vooral voordelen, radicalisering optimisme
    • Toch niet alles zomaar aannemen: kritiek tegen irrationalisme
  • Symbolisten: veel verloren, contact met existentiële is verloren
    • Poète maudit: beleeft het decadente → voelt zich onvolledig => innerlijke verscheurdheid
    • Voor sommigen is wereld een kille lelijke omgeving in een sfeer van pessimisme en ondergang (Nietzsche, Schopenhauer): schrijvers trekken zich terug in een kleine kring van ingewijden.

C. Kunstsociologische situatie: autonomie van de kunstenaar

  • Autonomie van de kunstenaar (droom van de Humanisten)
    • Kunstenaar stelt zich individualistisch op, ontdoet zich van externe dwang (door economische steun)
    • Nieuwe levenshouding: stedelijke bohèmekringen: bohémien misprijst burgerlijke levenswijze, trekt zich terug in sociale sfeer (wordt beschreven in H. Murger's Scènes de la (vie) bohème)
    • Sociale rollen van de kunstenaar: dandy (opvallend uiterlijk), snob, flaneur (wandelt over boulevards): kunstenaar houdt zich enkel bezig met intellectuele (geaccentueerd door flaneur)

  • Gevolg autonomie: kunst als oppositie
    • Realistische literatuur: kritische oppositie tegen geïndustrialiseerde en verburgerlijkte samenleving ('kleinburgerlijk': saai, kortzichtig, …)
    • Esthetische oppositie: romantici en symbolisten stellen realiteit in vraag: weigeren zich in te laten met moderne wereld (houden zich bezig met wat geen waarde meer heeft: esthetische)
  • Radicaalste uitdrukking autonomie: l'art pour l'art binnen het symbolisme(esthetisch)
    • Theoretische basis: T. Gautier
    • Frankrijk: Baudelaire (symbolisme), Flaubert (realisme), Parnassiens (dichtersvereniging onder C. L. De Lisle)
    • Schilderkunst: primauteit van esthetische kwaliteiten: enkel eigen esthetische visie is van belang.
    • Angelsaksische wereld: Art for art's sake-beweging: kunstenaars plaatsen zich boven samenleving, trekken zich terug om zich te wijden aan de Schone Kunsten (W. Pater)

Copyright © 2017. All rights reserved.