instellingen van de Habsburgse Nederlanden (16e–17e E)
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 715 keer
de vorst en adviesinstellingen a lattere principes (= naast de vorst)
de vorst
- geen algemene aanspreektitel: hoogste titel, bv. keizer, aartshertog
- vorstelijk gezag is erfelijk
- vorst is natuurijk landsheer (wordt niet aangevoeld als een veroveraar)
- diensten
- het hof: staat in voor imago en persoonlijke zorg
- bestuursinstellingen: staan in voor het bestuur
- woonplaats: evolutie van burchten (bv. Alcazar de Sergovia) naar paleizen (bv. el escorial, gebouwd na de slag van Saint-Quentin)
- beperkingen van de bevoegdheden, want er is geen absolutistisch systeem, we een vorstelijk centralisme
- binnenlands: wederzijdse eedaflegging (rechten en plichten): privileges als bedeaanvraag, onschendbaarheid; in Brabant staat dit op papier: De Blijde Inkomst
- buitenlands: transactie van Augsburg (1548, Bourgondische kreitz) en vrede van Munster (1648, einde 80-jarige oorlog, geen vrije scheepsvaart van de Schelde)
- bevoegdheden
- uitvaardiging van wetten (ordonnanties of traktaten): principe van het romeins recht, quod principi placuit, legis habet vigorem
- leiden van de centrale administratie: benoemen van bureaucraten
- hoogste rechterlijke macht, de vorst kan ook gratie verlenen
- instaan voor economische politiek (bv. douanestelsel, licentie voor kaapvaart)
- buitenlands beleid
- opperbevelhebber van het leger
- regalia (privileges die alleen de vorst kan uitoefenen)
- toekennen van privileges
- adelstand verheffen
- munten slaan
- beschermer van de katholieke kerk
- benoemingsrecht kerkelijke functies
- placet-procedure: niet-dogmatische bslissen van Rome moesten goedgekeurd worden door de vorst, bv. benoemingen, hervormingen bisdommen, …