Het rationalisme: Spinoza
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 1016 keer
- God bij Spinoza
Rede = datgene in de mens dat hem het dichtst bij God doet komen
- De Substantie
= God die de grondslag van de werkelijkheid is / het uitgangspunt van het axiomastelsel van de wereld
inzicht in God = grondslag van ons denken
- Pantheïstisch godsbewijs
Oorzaken komen voort uit daaraan voorafgaande oorzaken
DUS: er moet iets zijn dat zich niet bevindt in deze keten van oorzaak en gevolg en zijn eigen oorzaak bevat (causa sui) (anders zou er immers niets kunnen bestaan)
= de substantie
- Slechts 1 substantie
- is oneindig
- is eeuwig
- Attributen
= oneindig aantal zijnswijzen waarin de substantie zich uitdrukt
Wij kennen er 2 : - het denken
- het uitgebreide
concrete zaken rond ons + denkende wezens = modi die met volstrekte noodzakelijkheid voortvloeien uit de substantie (God)
- Mind / body – probleem
Descartes: dualisme
Spinoza: parallellisme tussen denken en materie > denken en uitgebreidheid zijn noodzakelijke uitingen van dezelfde substantie, zij het in 2 verschillende attributen van God, dus kan er geen conflict zijn
- Pantheïsme
Alles vloeit met noodzaak voort uit de substantie wereld en God vormen een eenheid
Gevolgen: - zonder schepping is God niet volledig
- God en Natuur zijn synoniemen
- God is geen persoon: kan niets anders doen dan wat met noodzakelijkheid uit zijn wezen voortvloeit
Christenen: zien zijn leer al vlug als een vorm van atheïsme
- Positie tegenover de Bijbel
Bijbel ≠ wijsgerig / wetenschappelijk werk dat kennis over de wereld bevat
= verzameling van historische teksten
- enige niet historische boodschap
= oproep tot liefde voor de naaste en voor God
als bepaalde bijbelpassages niet houdbaar blijken, moet niet het verstand zich onderwerpen, maar moet de Bijbel tot zijn ware dimensies worden herleid!
- Durf van Spinoza
Plooit zijn reden niet naar het godsbeeld dat hij had, maar plooit zijn godsbeeld naar zijn redelijk inzicht.
inzicht in de wereld en zin van het menselijk bestaan worden op dezelfde wijze afgeleid
- Ethica
= leefregel voor het handelen
- Deterministisch
Binnen determinisme gradaties van autonomie
Mens
= wezen met een sterk verhoogde graad van autonomie bezit vorm van gedetermineerdheid die in grote mate vanuit hemzelf komt en minder van buitenaf (zoals bij dieren / levenloze objecten)
- Ethisch ideaal
= verhogen van de autonomie / zelfrealisatie
- Impliceert verhoogde activiteit (passiviteit = onderwerpen aan factoren van buitenaf)
- Redelijk denken = hoogste vorm van autonomie die een mens kan bereiken
- Hoogste ethische waarde = het verkrijgen van inzicht in de hoogste werkelijkheid, dat wil zeggen God als noodzakelijke oorzaak van alles
- Vrijheid
= volgens dit inzicht leven en zich niet door passies laten beheersen
- Ware geluk: begrijpen dat al het angstwekkende in de wereld voortvloeit uit God vanuit het standpunt van de eeuwigheid is alles wat gebeurt goed
- Ultieme geluk = liefde tot het eeuwige, oneindige en onveranderlijke wezen
- Staatsvisie
- Mechanicistisch
de samenleving bestaat uit groepen en mensen met allerlei belangen, die kunnen worden voorgesteld als krachten die op elkaar inwerken
- Conclusie
Natuurtoestand blijft voortbestaan: mensen zijn egoïstische wezens, ook als ze in staatsverband leven
het is onverstandig om alle macht in de handen van 1 persoon te leggen
verdedigt democratie als enige staatsvorm waarbinnen de verschillende krachten binnen de samenleving in evenwicht kunnen worden gebracht
tolerantie tegenover ideeën is nodig:
- macht van de staat is beperkt
- meningen kunnen niet worden afgedwongen
- elke poging tot het onderdrukken ervan zal onvermijdelijk contraproductief werken