Familie, gender en vruchtbaarheid
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 539 keer
Families en huishoudens:
Universeel: centrale organisatievorm in de menselijke samenlevingen
Zeer divers in vorm en inhoud
Verhouding man – vrouw
Verhouding gezin – familie
Verhouding familie – omgeving
Jager-verzamelaars.
Uitgebreide familieverwantschappen
Leven in kleine groepen
Lage vrouwelijke vruchtbaarheid
Door het lange zogen van de kinderen in de vrouw lange tijd onvruchtbaar
Flexibele arbeidsverdeling met grote gelijkheid tussen man en vrouw
Een ‘affluent society’ ? (welvaartssamenleving)
Landbouwsamenlevingen.
Nieuwe vormen van onzekerheid
Mensen wonen in grote groepen samen, eenzijdige voeding, grote vatbaarheid voor ziektes
Een hogere vrouwelijke vruchtbaarheid
Door inperken borstvoeding en gebruik van vervangingsmelk
Veranderende gender-verhoudingen met komst van veeteelt en ploeglandbouw
Vrouw minder belangrijk als een man
Man beheerst publieke sfeer, vrouw teruggedrongen tot huishoudelijke sfeer
Echter in Europa is de huwelijksleeftijd heel hoog. Dit komt doordat men pas ging trouwen wanneer men zeker wist dat men een gezin kon onderhouden.
Neolokaliteit kwam vaak voor
1/5 van de mannen bleef zelfs ongehuwd
West-Europa na 1500
Kerngezin wordt de norm
Seksualiteit buiten het huwelijk wordt meer veroordeeld
Vruchtbaarheid wordt aan banden gelegd
Komt ook ten gevolge van de landschaarste
Vrouw wordt ondergeschikt
Verliest haar persoonlijke eigendomsrechten
Wordt handelsonbekwaam verklaard
Worden buiten de officiële arbeidscircuits gehouden
China: uitgebreide familie, belang van collectiviteit
Afrika en Amerika: arbeid (en niet land) is schaars: andere strategieën
Afrika
19de eeuw: Leverancier van (onvrije) arbeid
Veelwijverij door onevenwicht tussen man en vrouw
Veel van de weggevoerde slaven zijn mannen
Amerika
Groot verschil tussen rijk en arm
Europees gezinsideaal wordt overgenomen, maar in een soepelere vorm
Arbeid is schaars er wordt jonger en meer getrouwd
De industriële wereld (voornamelijk Europa en Noord-Amerika).
Begin 20ste eeuw
Retoriek en ideaal van kostwinners/huisvrouw-model
Kinderen worden minder een inkomstenbron (werkkracht) maar eerder een investering (scholing)
Daling kindersterfte en huwelijksleeftijd en stijging levensverwachting
Overheid zorgt voor sociale bescherming
Tweede helft 20ste eeuw
Tweeverdienergezinnen dominant
Afbouwen ongelijkheid man/vrouw
Er blijft een ongelijkheid met betrekking op loopbaanopbouw, verloning en inzet in de huishoudelijke arbeid
Gezinnen worden kleiner
De niet-westerse wereld.
Impact koloniale regimes en economische afhankelijkheid zeer ingrijpend
Verdwijnen kleine boerenlandbouw, opkomst van industriële arbeid
De vrouw: centrale economische rol, formele ongelijkheid