Menu

Economische en sociale verhoudingen 1830-1870/1880

De oorlog tegen de opstandelingen had de Nederlanders veel geld gekost en in de jaren 1840 moest een programma van financiële sanering tot herstel leiden. De Amsterdamse bankier F.A. van Hall, minister van financiën, speelde daar de hoofdrol in. Er volgde ook een agrarische crisis door de aardappelziekte, maar Nederland had ondanks alles nog beperkte economische groei.

De tijden van de Gouden Eeuw waren voorbij, maar Nederland had nog enige betekenis in de internationale handel en financiën. De infrastructuur werd verbeterd door wegen-, kanalen- en spoorwegenbouw. Er was een sterk ontwikkelde, ook op exportgerichte, agrarische sector. Daarnaast was er veelzijdige nijverheid, die weliswaar internationaal aanzien had verloren. Het was een moeilijke periode met veel verborgen werkloosheid.

De koloniën speelden een zeer belangrijke rol. In 1830 stelde gouverneur-generaal J. van den Bosch in Java het cultuurstelsel in. Dit hield in dat de organisatie van de exportproducten door de overheid zelf ter hand werd genomen. Dit was voor de kolonisator een groot succes, want de export verhoogde fors. Maar er waren protesten tegen het stelsel. De inheemse bevolking werd tot bepaalde leveranties en diensten verplicht en het was in strijd met het beginsel van particulier initiatief. Vooral de schrijver Multatuli (Max Havelaar) stelde de misbruiken aan de kaak. De liberalen W.R. van Hoëvell en I.D. Fransen van de Putte ijverden voor de afschaffing van dit stelsel, wat na heftige debatten in 1870 gebeurde. Een stelsel van exploitatie door particuliere ondernemingen kwam er voor in de plaats. Ook werd in 1863 de slavernij in Nederland afgeschaft (Engeland 1833, Frankrijk 1848).

Voor industrialisatie zoals in Engeland waren de omstandigheden niet gunstig. Er waren weinig natuurlijke grondstoffen en het loonniveau lag in vergelijking met het buitenland hoog. Het zwaartepunt van de economie lag bij de stedelijke en rurale renteniers (met veel beleggingen in overheidsschuld) en ook de kleine middenstand.

Nederland was ondanks de rol van de landbouw een sterk verstedelijkt land. Echte grote steden zoals elders in Europa waren er echter niet. Het verschil met het platteland was soms klein. De standenverhoudingen domineerden waarbij er duidelijke opvattingen heersten over de verschillende rechten en plichten. Sociale stijging gebeurde nauwelijks, maar was niet onmogelijk.

De stedelijke elite, bestaande uit oude regentenaristocratie rijke boeren en landbezitters en weinig adel, gaf de toon aan. Daarnaast was er een grote massa armen die steun hadden van een groot aantal instellingen voor armenzorg.

Er groeide in de 19de eeuw de opvatting dat Nederland een arm land was die tegenover de Gouden Eeuw stond. Engeland was rijker geworden wat de tegenstelling in de hand werkte. Nederland was economisch en in sociaal opzicht anders, maar niet armer of minder ontwikkeld.

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen