Menu

De provinciale Staten en de fiscale autonomie 17e-18e eeuw.

De statenvergadering vormde een tegengewicht tegen de vorstelijke macht. In deze gewesten was de vorst van hen afhankelijk, elders in Europa was het net omgekeerd. Filips II, Alva en de aartshertogen wouden dit naar alle waarschijnlijkheid omkeren. Wie de beden niet aanvaardde kreeg oorlog. Niemand kon weigeren. De staten kregen graag voordelen in ruil voor hun geld, waardoor er wel eens vertraging kon ontstaan bij de onderhandelingen. Maar met de gewone belastingen kon de Staten geen druk uitoefenen op Wenen (als ze oorlog wouden vermijden). Met de buitengewone belasting verliep het anders: in de 18e eeuw kregen zij de naam ‘don gratuit’, beden en subsidies voldeden immers niet langer aan de oorlogsschulden van de vorst. De staten konden deze belastingen wel weigeren of er voorwaarden aan verbinden. De machtsverhoudingen tussen vorst en staten waren dus het gevolg van internationale conjunctuur, hier wouden de Habsburgers verandering in brengen door de samenstelling van de Staten te wijzigen. Het belang van de aristocratie in de Staten in de 18e eeuw was aanzienlijk, de adel en de ambachten moesten bijgevolg van hun macht worden ontdaan. De hoge adel had zijn positie in de raad van state verloren omdat zij inspraak wou in het buitenlands- en defensiebeleid, ze behielden echter wel commandofuncties in het leger of andere bevoegdheden. Hun politieke rol was uitgespeeld. De ambachten wouden hetzelfde, maar dan op economisch vlak. Tussen deze twee groepen situeerde zich de vermogende renteniers, met wie de overheid tot een modus vivendi kon komen. Ze wouden niet deelnemen aan het regeerbeleid en waren tevreden met de macht die ze hadden in steden en op het platteland. Een cruciaal punt hierin was de afwenteling van een deel van de defensiekosten op andere landen: tot 1659 waren deze vooral voor de kolonies en andere belastingplichtigen. De Nederlanden konden hun strategische positie en spookbeeld van de Franse hegemonie in Europa gebruiken om de kosten van de Spaanse oorlogen door te schuiven. De Oostenrijkse periode hield minder oorlogen in (zowel voor Ned, als voor Oost). De Nederlanden mochten dan wel afhankelijk zijn van Spanje of Oost (en daarmee in oorlogen betrokken worden), ze hadden daarvoor in ruil religieuze eigenheid en veel zelfbestuur en lage belastingdruk.

Hoe hoger de belastingen, hoe lager de grondrente en omgekeerd. De monarchie had eigelijk een vrij laag budget (onderwijs en ziekenzorg voor kloosters, uitgaven op lagere niveaus voor lagere besturen,…).

De lage belastingdruk in de 17e-18e eeuw kwam vooral de grondeigenaars goed uit. Zo konden ook zij zich een kasteel permitteren en de illusie van de oud-adellijke afkomst hoog houden. Daarom bleef barok ook beperkt tot de kerkelijke middens, dit veranderde pas met het doorbreken van het mercantilistisch waardepatroon. Nadien kende de Franse bouwstijl een opmars.

Werkte de regering samen met de geprivilegieerde groepen om hun inkomsten te verhogen of waren zij in evenwicht en lag het bij de onderdanen die munt sloegen uit een onderlinge machtsstrijd? De vorst en lokale machthebbers zullen de macht van de andere zeker gematigd willen hebben. De pachtprijs stond niet onder enige controle en werd bepaald door de marktwaarde van de grond. Ondanks de oorlogvoering bleef de productiecapaciteit van de Spaanse Nederlanden in de landbouwsector gevrijwaard, bijgevolg waren er geen sociale opstanden.

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen