Menu

DE KOPERTIJD EN HET BEGIN VAN DE BRONSTIJD IN EUROPA

Inleiding

De kopertijd kunnen we algemeen aanzien als een overgangsperiode, waarbij continue elementen, zoals de nederzettingen en het vernieuwde megalitisme, en vernieuwingen, zoals de geleidelijke metaalintrede, elkaar afwisselen. Deze zijn echter erg streekgebonden. Hierbij waren Zuid- en Centraal-Europa zich op meerdere gebieden voortrekkers. Door die gebondenheid aan de vindplaatsen kunnen we Europa indelen in diverse cultuurgebieden en –complexen afhankelijk van de aanwezige ertsen.

In Zuidoost-Europa, in de gebieden waar vroeger de nederzettingen met hun huizen in gedroogde klei waren gebouwd op zogenoemde ‘tells’, worden nu langs de kusten en eilanden van de Egeïsche zee sites in steen gevonden op grote hoogtes, die dateren uit 3500-2500 v.C. Ze duiden op een geconcentreerde bewoning met sporen van kolonisatie door de aanwezigheid van druiven, olijven en de opkomst van de ezel. Zo is er Troje, waar we de vorming van elites zien aan de hand van rijke graven met goudsieraden en wijnserviezen.

In de rest van Zuid-Oost-Europa en het Euraziatische gebied, zijn er vele vierwielige wagens met volle houten wielen gevonden, hoogstwaarschijnlijk getrokken door runderen. Deze wagens bevonden zich vaak in een zogenaamde kurgan, een grote stenen grafheuvel die voorkwam in Bulgarije en het noorden van de Zwarte Zee, typisch voor elites.

Noord- en West-Europa zijn minder ertsrijke streken, waardoor enerzijds het neolithicum hier langer duurde maar anderzijds het megalitisme hier een rijkere en langere bloeiperiode kende. Het bekendste voorbeeld hiervan is Stonehenge, een constructie met grafheuvels die in verschillende fases doorheen het derde en tweede millennium werd opgebouwd. Opmerkelijk is vooral de avenue, een brede strook die uitkomt op de zogenaamde ‘Heel Stone’, die een belangrijke rol speelt bij de zomerzonnewende. De functie hiervan blijft echter nog onbekend. Ook befaamd zijn de trilithons, waarbij een steen zich bovenop twee verticale blokken bevindt. Deze zijn eerder ritueel, en niet funerair.

Het megalitisme uit West-Europa was ook wijdverspreid doorheen het Middellandse Zeegebied, tot aan de Myceense maatschappij met het Graf der Atriden. Gordon Childe zag in een inkerving van een ‘Myceense dolk’ in Stonehenge zelfs een direct verband tussen west en oost, maar deze theorie is intussen weerlegd. Andere megalitische bouwwerken zijn de nuraghi uit Sardinië, de torres uit Corsica en de Maltese tempels, zoals die in Tarxien.

Ook in Spanje zien we megalitisme, daar gaat het hand in hand met de eerste koperproductie, iets wat kan wijzen op de sociale implicaties van het metaal. In Zwitserland zijn er vondsten van steles, stenen menhirs met menselijke figuren erop. De man wordt afgebeeld met een wapenuitrusting, de vrouw met talrijke sieraden. De functie van deze steles is nog onbekend, afhankelijk van de onderzoeker worden ze getypeerd als goden, helden of voorouders.

Vanaf 3000 v.C. vormt Noord-Europa het centrum voor de Touwbekercultuur, gekenmerkt door aardewerk met afdrukken van gevlochten touwen. Deze zijn vooral gevonden in graven van mannen, samen met strijdhamers van gepolijste hardsteen met een centrale doorboring en dubbele snede. Ook hier ligt het graf onder een grafheuvel. De grafheuvels duiden op een verpersoonlijkte ideologie, de hamers zijn een aanwijzing voor een martiale maatschappij, waarbij de samenleving idealiter werd gezien als een oorlogsvoerende eenheid. Deze verpersoonlijkte ideologie staat in schril contrast met de vroegere collectieve bij het megalitisme.

De stap naar een volledig ontwikkelde bronstijd kenmerkt zich door de intensifiëring van voormalige netwerken van geplijste steen en amber in Europa. Deze netwerken handelen nu ook in tin en koper. Ook het tempo van ontwikkeling is heel opmerkelijk gedurende deze periode.

De grondslagen van de vroege metaaltijden zijn:

- De economische stabiliteit die vooral gekenmerkt wordt door landbouw en veeteelt.

- De sterke bevolkingsgroei die sociale competitie stimuleert.

- De vorming van elites, wat vooral zichtbaar wordt door de rijke graven. Het betreft leiders die zowel een seculiere als religieuze functie vervullen. Hun positie, en dus hun ‘macht’ danken ze aan de controle van de goederenflux, de controle van de technologische kennis en hun fysieke macht die ze in de verf zetten door het ideaal van de krijger.

- De groeiende en versterkende uitwisselingsnetwerken, waarbij vooral grondstoffen als koper en tin erg gegeerd zijn. Deze grondstoffen circuleren dan in de vorm van staven en huidvormige baren. Ook circuleert er zowel restafval, als afgewerkte producten.

- Het toenemende transport dat mogelijk gemaakt wordt door de nieuwe technologische kennis. Hierbij zijn vooral de vierwielige wagen, het transport via het water, uitvinding van zeevaardige boten, alsook de verspreiding van het zeil in de westelijke Middellandse Zee belangrijk.

- Ook de toenemende kennis over de wereld en bijgevolg ook over verafgelegen gebieden heeft invloed op de samenleving in de ideologie ( zie bijvoorbeeld de Ilias en de Odyssee)

- Kenmerkend is ook het oorlogsgedrag dat ook in de algemene ideologie belangrijk wordt. De eerdergenoemde elites hebben een grote bijdrage aan deze toenemende sociale competitie. Door de grote rijkdom van deze elites, neemt ook het verlangen naar luxe en exotische producten toe.

- Ook wordt de mobiliteit van personen steeds groter. Naast de mythische verhalen van het type Ilias en Odyssee zijn er ook recente vondsten. (cfr. Infra)

Relevante artikels

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen