De geschiedenis van een mens in een notendop
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 537 keer
De geschiedenis van de moderne mens begint tussen 200.000 en 300.000 jaar terug met het verschijnen van de homo sapiens. De moderne mens onderscheid zich van de anderen door gebruik van communicatie, doorgeven van kennis en processen van collectief aanleren, samengevat als cultuur. Hierdoor kan de mens zich sneller aanpassen aan zijn omstandigheden.
Jager-verzamelaars 250.000-10.000/8000 v.g.t.
Grote migraties die een diversiteit in levenswijze en technische kennis in de hand zal hebben.
Gebruikt en ontwikkeld betere technieken die hem helpen in zijn overlevingsstijd.
Periode van de landbouwsamenleving 10.000/8000 v.g.t.-1750/1800
Grote regionale verschillen. Ontstaan in diverse regio’s rond dezelfde tijd. Sedentarisatie. Technologische veranderingen gaan sneller Bevolkingsgroei. Ontstaan van sociale verschillen.
8000-3000 vgt.
Ontwikkelen landbouwsamenlevingen zich tot conglomeraat van dorpen. Er komen nieuwe soorten leiderstypes, hiërarchie, vrouw krijgt een tweederangsstatus. geven aanzet tot steden.
Steden kenmerken zich door complexe arbeidsverdeling, met aan de top de specialisten in bestuur, religie en oorlogsvoering.
Steden groeien verder uit tot eerste (landbouw)rijken of beschavingen, gekenmerkt door formeel bestuur, taxatie, uitbouw centrale administratie en religie.
500vgt.-1000gt.
Groeit het aantal rijken en neemt de interactie toe. (axiale periode – de beschavingen gaan dezelfde ontwikkelingen maken los van elkaar).
De contacten zorgen voor culturele en religieuze uitwisselingen.
1000-1750.
Ontstaan van kleine, competitieve, gecommercialiseerde en gemilitariseerde staten. Dit groeit uit tot handelsnetwerken die voor intellectuele en culturele rijkdom zullen zorgen maar ook voor vernieling (slavenhandel). Europa groeit uit tot de dominante speler op dit vlak vanaf de 16de eeuw.
De moderne samenleving, 1570/1800-vandaag.
De Industriele Revolutie vindt plaats. Deze zorgt voor economische en maatschappelijke veranderingen. Snel opeenvolgende innovaties, veranderende globale verhoudingen.
Ook geografische en sociale verschillen. Pas vanaf 21ste eeuw meer mensen in de stad dan op platteland. Pas in het begin van de 20ste eeuw ontstaan de moderne staten.
Industriële revoluties volgen elkaar snel op: steenkool en ijzer olie, elektriciteit digitale revolutie. Zorgt voor globale groei van de economie maar niet voor globale gelijkheid.