De agrarische crisis van de late Middeleeuwen
- Gepubliceerd in Geschiedenis
- Lees 947 keer
Symptomen
Na 1350 à drastische afname van het bevolkingsaantal: ingrijpende gevolgen voor de economie op het platteland:
1) Wijziging van de land – labour ratio. Gronden werden verwaarloosd. Dorpen werden verlaten, de zgn. wüstungen / lost villages.
2) Demografische teruggang drukte de prijs van graan.
=> Oorzaken:
- Ondanks dalende grondproductie bleef de arbeidsproductie en de productie per consument gelijk.
- Arbeidsschaarste zorgde voor hogere lonenà structurele verschuiving in de voorkeuren van consumenten.
Uitwegen
Grootgrondbezitters
=> Zwaarst getroffen:
- dalende inkomsten door het op de markt brengen van overschotten
- stijgende uitgaven aan lonen en prijzen voor niet agrarische goederen.
=> meer gebaat bij specialisatie in extensieve vormen van veehouderij, die veel grond maar weinig arbeid kostten
- Ontstaan conflicten tussen de schaapsboeren en de boeren met de traditionele gebruiksrechten
- luidde de enclosure – beweging in: heren gingen weidegronden afbakenen en voor gemeen gebruik afsluiten.
Oplossingen
- Een deel van hun bezit werd ten gelde gemaakt.
- Zij probeerden geld te trouwen of alternatieve inkomensbronnen te zoeken.
- Ze probeerden tegen de markt in de arbeidslonen te drukken, de vrije wegen van arbeid te belemmeren of allerlei traditionele betalingen te verhogen.
- Toen dit alles niet hielp, zijn ze in Engeland overgegaan tot het opgeven van de directe uitbating. Ze begonnen met het uitgeven van de reserves in termijnpacht. Schriftelijke contracten hierbij noemen we de zgn. copyholds.
- Toepassing van arbeidsbesparende techniekenà de lichte ploeg of de ‘ korte zeis’ (zicht)
En de boeren?
Onder te verdelen in 3 grote groepen:
- Middenklasse: konden net in eigen onderhoud voorzien.
- Kleine groep grote boerenà produceerde regelmatig overschotten.
- Brede onderlaag van keuters en landlozen. Late ME waren voor hen gunstig vanwege de relatief hoge lonen.
Lakenproductie op platteland
Onderdelen van de lakenproductie werden soms naar het platteland verhuisd omdat de lonen daar lager lagen dan in de stad. Er deed zich kortom een integratie van niet-agrarische activiteiten in de rurale economie voor.
- Tegen 1300à meer dan de helft van de plattelandsbevolking was voor haar inkomen afhankelijk van loonverdiensten
- middenklasse is een kwetsbare groep omdat ze er niet in slaagde om financiële reserves op te bouwen. Bovendien
- fiscale lasten verhoogden in de 15e eeuw sterk.
Grote boeren
- hadden het beter omdat zij wel een buffer konden opbouwen
- Engeland: welvarende groep die qua sociale status vlak onder de lage adel kwam: de yeomen.