Logo
Print deze pagina

Achtergronden

Het Ancien Regime (=AR): De 3 standen

 De Clerus: Belangrijkste grootgrondbezitters (10%)  ongelijke verdeling van de inkomsten

Bemiddelaar: tussen God en de soevereine vorst (macht afkomstig van God)

 De Adel: Monopolie op alle bestuursfuncties

Grootgrondbezitters (20%) met het bezit van privileges  belastingen, “Banalité”

 De 3e Stand: Betaalt als enige belastingen

- De rijke Bourgeoisie (20%): ziet rijkdom niet in verhouding met pol macht

- De kleine boeren: bewerken alle grond (niet enkel eigen) + betalen taksen

 Revolutie = Sociale en politieke botsing tussen een stijgende Adel en stijgende Bourgeoisie

Het Agrarisch systeem van het AR

- geen lijfeigenschap

- De boeren bewerken het land (eigen of gehuurd)

- De (adellijke) eigenaar: bezitten nog steeds rechten + vragen belastingen (Banalité’s)

- Centralisatie = voorwaarde + oorzaak van de revolutie! zorgt voor eenheidsgevoel over de regionale grenzen heen (vnl. bij de burgerij)

Deze was al reeds aanwezig waardoor de boeren deze niet hoefde the creëren.

Politieke cultuur en de publieke opinie na 1770

- 18e E: Schrijvers hebben een nieuwe cultuur gecreëerd  Laat Politiek en Sociale kritiek toe.

 Is nodig voor het ontstaan van de revolutie.

- De Verlichting: een basis voor de geleerden uit de derde stand. gemeenschappelijke taal.

 moet echter gerelativeerd worden ivm met de Frankrijk (= Franse Revolutie)

 willen een sociale hervorming  geen Revolutie!

 draagt wel bij tot een nieuwe vorm van kritiek, publiek debat en ‘publieke opinie’

- De kritische geest die wordt ontplooit  evolueert in een publieke sfeer van politiek debat.

Copyright © 2017. All rights reserved.